Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMyn Tydwinst, door Jan Hendrik van Dongen. Derde en laatste Deel. Te Amst. by Wessing en van der Hey, 1791. Behalven de Voorreden, 247 bl. in octavo.Toen wy de twee Eerste Deeltjes van deeze Tydwinst aankondigdenGa naar voetnoot(*), hebben wy ons moeten te vrede houden, met, ten aanziene van den overleden Schryver, te melden, dat hy bleek een agtenswaardig, doch ongelukkig, Jongeling geweest te zyn. Thans stelt ons de Hooggeleerde y. van hamelsveld, de Verzamelaar en Uitgeever van de nog overgebleevene Schriften diens vroegtydig gestorvenen, in staat om 'er iets meer van te zeggen. Jan hendrik van dongen hadt tot Vader jacob van dongen, in leven Thesaurier der Stad Dordrecht, en werd den 2 Sept. MDCCLVI gebooren; zyne Moeder verloor hy in zyne tedere Kindschheid. Eene harde behandeling zyns Vaders maakte hem uithuizig, bragt hem in verkeerd Gezelschap, en deed hem, in 't einde, het besluit neemen om Dordrecht en het Vaderlyk Huis, in Juny MDCCLXXXVII, geheel te verlaaten. Omtrent twee Jaaren leefde hy in die verwydering, tot hy derwaards wederkeerde, in de streelende hoope, dat eene opregte bevrediging en minzaame vergelyking, zyne rampen zou eindigen, en hem de vreugde des levens schenken. - Doch weinig dagen naa zyne wederkomst, werd hy door eene zwaare ziekte aangetast, en op den oever des doods gebragt; het geweld deezer ziekte scheen egter geweeken, en de verloorene kragten byna herwonnen te zyn, zo dat de hoop eener spoedige herstelling zich blymoedig opdeedt, wanneer deeze hoop geheel onverwagt, door een herhaalden aanval van zwaare Koortzen, den laatsten leevensdag, vergezeld met onafgebrookene stuipen, week, en door zyn overlyden op den 12 Juny MDCCLXXXIX, in den Ouderdom van twee-en-twintig Jaaren en ruim negen Maanden, geheel werd afge- | |
[pagina 228]
| |
sneeden. - Alleraandoenlykst zyn de gedeelten uit een Brief by zyn weggaan ten Vaderlyken Huize gelaaten, door den Heer hamelsveld opgegeeven, om dat strenge Vaders daar uit kunnen leeren, welke de gevolgen zyn van eene meer Despotieke dan Vaderlyke Opvoeding. - Gelyk zo veele Jongelingen van onzen bedorven tyd, waaraan, behalven de verkeerd ingerigte Opvoeding, ook niet zelden de wyze van Godsdienst-voordragt zo veel schuld heeft, was de jeugdige van dongen besmet met de rampzalige losheden van een valschlyk zo genaamde Vrydenkery - doch hiervan kwam hy te rugge door de gesprekken met zynen Boezemvriend van hamelsveld. De Stukjes, in dit Deeltje voorkomende, zyn van denzelfden aart, en op denzelfden aanpryzenswaardigen voet behandeld als wy omtrent die in de twee voorgaande Deeltjes, ter aangeduide plaatze, vermeld hebben. De Geschiedenis van den Misdaadiger uit Eerloosheid, door den Heer van hamelsveld 'er in gevoegd, en uit de Thalia van schiller overgenomen, om dit Deeltje eene gelykvormigheid met de voorgaande te doen hebben, is van denzelfden Stempel: de invulligen van dien Heer, in een en ander Stukje, op dat de Leezer geen enkele Brokstukken zou hebben, zyn op den leest van van dongen geschoeid. Dan hoe veel is 'er in, 't welk wy in een ander Werk van dien Hoogleeraar leezen? Hoe treffend, om iets uit deeze Tydwinst op te geeven, is het Slot des eersten Vertoogs, de Schepping getyteld: ‘Is het geen wy over de Schepping gezegd hebben, gegrond, is het oogmerk der Godheid, waar toe, het beweegmiddel waarom Hy alles schiep, de Gelukzaligheid zyner schepselen, ondergeschikt aan de eer van zyne Heerlykheid. - Kent dan, gy, die rusteloos werkt, om het heil van uwe medemenschen te stooren, gy bloeddorstigen, die den naam van Held en Groot, ten koste van rampen en elende van millioenen van uwe medemenschen koopt, gy Vorsten, die, door heerschzugt en ydelen waan misleid, om een niet, om eene beuzeling, verwoestende oorlogen aanvangt; en Weduwen en Weezen, door het vermoorden der ongelukkige slachtoffers van uwe heerschzugt, rampzalig maakt, wier geschrei deswegens tot God in den Hemel om wraak roept. - Gy onregtvaardigen! gy onderdrukkers! kent en beschouwt, hoe | |
[pagina 229]
| |
gy u verzet tegen de goede, de liefderyke, oogmerken, van den Vader van allen! Hy schept, gy vernielt! Hy maakt leevend, gy moordt! Hy spreidt alömme de rykste en weldaadigste zegeningen, gy verwoesting, elende en jammeren! Hy maakt zyne schepzelen gelukkig, die zyne Heerlykheid vry en bly vermelden; gy maakt hen, die uwe hoogheid en onregtvaardigheden in den weg staan, rampzalig, en hen, die uwe heerlykheid vleijend en kruipend hulde doen, tot vuige slaaven, - overweegt dit en beeft! - Zeker, de Schepper zal u eens over de misdaad van zyne gekwetste Majesteit te regtstellen, u als verstoorers van de rust en het welzyn in zyn ryk geducht straffen, wanneer hy het geroep der ellendigen verhooren, en zyne aanbidders volmaaken zal.’ Wy voegen 'er by, het einde van de Verhandeling over den wederzydschen Invloed van Godsdienst, Regeering en Zeden der Volken, op elkanderen, om ten staal te dienen, hoe van dongen, eertyds in de strikken van vrygeestery verward, in laateren tyde over den Godsdienst van jesus dagt. ‘Wanneer het Menschdom, door waan en onkunde verblind, zich God voorstelt, als eenen Despoot, eenen willekeurigen Opperheer, die aan zyne willekeurige bevelen eene blinde onderwerping vordert, wanneer het dus den Godsdienst misvormt, en op dit zo hoog en gedugt Weezen niet durft vertrouwen; maar daar voor alleen vreest en schrikt, dan verliest de mensch, noodwendig, alle denkbeelden van zyne waarde, en van zyne verheevene bestemming; dit Bygeloof, deeze valsche Godsdienst, boezemt den menschen eenen laagen en slaafschen geest in, en drukt denzelven geheel ter aarde; hy is nu een gemaklyke roof voor het bygeloof, de Priesterheerschzugt kan hem kneeden naar haaren wil, en, wanneer de Staatzugt zich van de geestlykheid wil bedienen, is zy in staat, om den mensch als een slaaf aan haare willekeur te onderwerpen. - Maar ook een zodanig bedorven Godsdienst stelt den mensch geheel buiten staat, om eenige waare en edele deugd te betragten. Hy schrikt en vreest voor God, en merkt dien aan als een stuursch Weezen; welligt geeft hy de hoop op, van Hem te bevredigen, of, al zyne hoop bepaalt zich tot bygeloovige plechtigheden, de verzekeringen van zynen Priester, en den yver voor de rechtzinnigheid, en, deeze hooploosheid viert hem den teugel, tot het involgen van zyne lusten; hy leeft geheel naar zyne begeerten en goedvinden voort, | |
[pagina 230]
| |
zonder zich aan iets te bekreunen. Zinlykheid is zyn eenigste vermaak, weelde zyne behoefte. Hy heeft geene waarde voor zich zelven en in zyne oogen, hoe zal dan zyn medemensch by hem geägt weezen! Een slaafsche ziel heeft geene denkbeelden van waare Vryheid, van Vaderlandsliefde, of van Edelmoedigheid. Stellen wy daar tegen over, den waaren Godsdienst, dien jesus gepredikt heeft, maar die zo weinig bekend en geächt is onder de menschen. Deeze Godsdienst stelt God voor in een beminnelyk licht, den Vader van alles in het aangezigt van zynen Zoon, als verheerlykt in liefde, en de onuitputlyke Bron van Barmhartigheden. Hy is verzoend met het Menschdom, door den dood van jesus, en laat liefde, vrede, heil en zaligheid, verkondigen. De voorschriften van deezen Godsdienst zyn geene willekeurige bevelen; maar gegrond in de natuur van God, en van de redelyke Schepzelen, zelve. Zy beveelen liefde, menschenmin, de beoefening van vredelievenheid en recht. Zy gebieden ons, dat wy elkander zullen aanmerken, als Kinderen van denzelfden Vader, en als elkanders Broederen; dat wy dus elkanders heil zullen uitwerken, en de een den ander uitmuntender achten, dan zich zelven. De Leerstukken van deezen Godsdienst doen den mensch zynen Hemelschen oorsprong kennen, beuren hem uit het stof op, en, daar zy hem zyne bestemming tot onverderflykheid en het leeven aanwyzen, verheffen zy hem omhoog, - tot voor den troon van God. - Een Mensch, die de Leerstukken van den Godsdienst van den gezegenden jesus gelooft, en zyne Voorschriften betracht, is in de daad een werk, het edelst werk, van God! - Eene Maatschappy van zulke menschen zou zaligheid, zelfs op aarde, bezitten. Daar zou prangende Despotisme, en mishandelende onderdrukking, onbekend zyn. Daar zou de waare vryheid en algemeene liefde heerschen! daar zou men niet elkanderen verketteren en verdoemen, en dus een gestadigen afkeer en tweedragt koesteren! daar zou priesterhaat en priesterbedrog eeuwig buiten gesloten zyn! Men zou daar de waarheid en rechtzinnigheid niet met Anathemas en vervloekingen, veel min met brandstapels en den wereldlyken arm; maar met de daadlyke kracht der Godzaligheid, en door beoefening van alle beminnelyke en edelaartige deugden, gepaard met het onwrikbaarst vertrouwen op den Algoeden en Almachtigen, handhaaven. | |
[pagina 231]
| |
Gy, Kinderen der Stervelingen! zyt gy niet lang genoeg misleid en bedrogen, niet lang genoeg de speelpop geweest der verblinding en heerschzugt? Opent eens eindelyk de oogen voor het licht der waarheid! Luistert naar de Stem der Wysheid! Ontsluit uwe harten voor den weldaadigen invloed van den Godsdienst! Gelooft het, zy, die den Godsdienst gering achten, en hem als een juk aanmerken, welk zy van hunne en uwe halzen willen afligten, zyn vyanden van uw geluk! Maar niet min, zyn ze voor uw tydlyk en eeuwig heil gevaarlyk, die u eenen verkeerden en onverstandigen yver inboezemen; zo dat gy waanen zoudt, Gode eenen dienst te doen, als gy uwen medemensch vervolgdet, om zyne gewaande onregtzinnigheid! - Weest gewaarschuwd! Door zulken worden voor u boeijen gesmeed, boeijen om uw verstand, boeijen om uwe Godsdienstige, en tevens uwe Burgerlyke, Vryheid te kluisteren! - Zy slypen dolken, welke gewet worden tegen uwe waarde, als menschen, en tegen uwe waarde, als Christenen. - Zy bereiden vergif, het welk uw leven, uw genoegen, zal doen sterven, en niet alleen den dood van uw tydlyk welvaaren, maar zelfs het verderf van uwe ziel, veroorzaaken zal.’ Alles in dit Deeltje is ondertusschen niet op dien zo geheel ernstigen toon gestemd; men vindt die zelfde verscheidenheid, als in de voorige, in agt genomen; dies de Stukjes ten opschrift voerende, Advocaaten, het Huwelyk, en Leevenswyzen, hier van ten blyk verstrekken. Ons bestek duldt geen meer voorbeelden. |
|