Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Voorbereidzelen tot Verklaaring en eene schetswyze Opheldering van Salomon's Prediker, door G. Bonnet, Doctor en Professor der H. Godgeleerdheid, en Academie-Prediker, te Utrecht. Tweede Druk. Met eene nieuwe Voorrede, waarin eenige byzonderheden, dat Boek betreffende, nader behandeld worden. Te Utrecht by W. van Yzerworst, 1792. In gr. 8vo., buiten de Voorred. 479 bl.De eerste uitgave van dit Werk hebben wy te vooren, by twee uitvoerige uittrekzels en beöordeelingenGa naar voetnoot(*), aan onze Lezers bekend gemaakt. Voor de eerste uitgave was maar een kort Voorberigt van anderhalve bladzyde geplaatst; maar voor dezen nieuwen Druk geeft de Schryver eene uitvoerige Voorreden, van CXXVIII bladzyden, en van deze Voorreden moeten wy thans alleenlyk spreeken, dewyl wy in het Werk zelve weinige of geene verandering hebben kunnen ontdekken; als alleen dit, dat de beide Stukken thans tot één geheel, waarvan de bladzyden doorloopen, vereenigd zyn. Na dat de eerste Druk van het Werk van den Heer bonnet uitgegeeven was, hadt de Heer van der palm, in eene zeer oordeelkundige Verhandeling, den Prediker opgehelderd; en de Heer eichhorn hadt, in zyne Inleiding in het O.T.Ga naar voetnoot(†), over den titel, den schryver, de oudheid, den inhoud, de schikking, en de geschiedenis van dit boek, zyn gevoelen gezegd. De arbeid van beide deze Geleerden gaf aan onzen Schryver aanleiding, om eenige byzonderheden, betreffende dit Boek, te vooren door hem opgegeeven, in nadere overweging te neemen; en de tweede Uitgave van zyn Werk gaf hem gepaste gelegenheid, om, het geen hem des aangaande der aantekening waardig voorkwam, by wyze van Voorrede, | |
[pagina 222]
| |
den Lezer mede te deelen. Deeze byzonderheden betreffen deels de voorbereidzelen tot verklaaring, deels de schetswyze opheldering van den Prediker. ‘Bezwaarlyk (dus schryft de Heer eichhorn, op de aangehaalde plaats) kan iemand, die zich eene gemeenzaame kennis met de overgebleeven Schriften der Hebreeuwsche Oudheid verkreegen, en de eerste grondstellingen der hoogere Oordeelkunde begreepen heeft, twee bladzyden van den Prediker lezen, zonder de onmooglykheid van dit gevoelen (dat dezelve door salomo geschreven zy) met handen te tasten.’ Hy poogt de gegrondheid van deze uitspraak te bewyzen, uit de taal van hetzelve, die niet zo is, als zy in een Werk uit Salomo's leeftyd zyn moest, maar doormengd met veele Nieuwe Hebreeuwsche, Grieksche, en andere vreemde woorden, welke eerst in laater tyden het Hebreeuwsch burgerregt verkregen hebben, terwyl voorts de wyze van uitdrukking overal Chaldeeuwsch gekleurd, raauw, jong en speelend is, zo als zy in zulke tyden pleegt te zyn, wanneer eene taal reeds uitgebloeid heeft - uit de inkleeding van het boek, die zo niet ingerigt is, als zy uit Salomo's mond komen kon; waar by hy zich vooral op Kap. I: 12, II: 7, en IV: 15 beroept - en eindelyk, uit het Slot van den Prediker, waar de Schryver onder de bronnen van zyne wysheid ook vreemde ondervindingen opgeeft, geschept uit de Schriften der Ouden; en waar hy tevens over de schryfziekte van zynen tyd klaagt; byzonderheden, die met de voorgewende oudheid van dit boek, en met de omstandigheden van Salomo, niet te vereenigen zyn. - Alle deze redenen poogt de Heer bonnet te ontzenuwen, bl. III-LXIII; doch wy vreezen, dat een oordeelkundig Lezer op verscheidene plaatzen, de zwakheid zyner tegen-redenen voelen zal. Vervolgens kortlyk gesproken hebbende over de oorzaaken van het groot verschil in de verklaaring van dit Boek - en over den tyd, wanneer Salomo de aanmerkingen, in hetzelve vervat, gemaakt zou hebben - gaat hy over, om te handelen over het hoofdoogmerk van den Schryver, in het byeenbrengen dezer aanmerkingen, en toetst hier vooral het gevoelen van den Heer van der palm, die meende, dat Salomo, in de zes eerste hoofddeelen, wilde aantoonen, dat de meeste bezigheden en onderneemingen der menschen ydelheid zyn, | |
[pagina 223]
| |
en daarop, in de zes laatsten, zulke onderrigtingen en lessen wilde geven, welker inachtneeming bevorderlyk kan zyn aan 's menschen gelukGa naar voetnoot(*): en die dus Hoofdst. I: 3, niet in eenen ontkennenden, maar in eenen onderzoekenden zin opvattede. Deze meening wederspreekt de Heer bonnet, terwyl hy poogt te bewyzen, dat Salomo's onderwys zich niet bepaalt tot de bezigheden der menschen; of eeniglyk ingerigt is om te leeren, welke de beste middelen zyn, waarvan men zich bedienen moet, ter bevordering van tydelyk geluk; maar dat zyn oogmerk, in het schryven van dit boek, is, ‘de ydelheid van alles, waarin de mensch gemeenlyk zyn waar genoegen zoekt, in een helder licht te stellen; ten einde hem op te wekken tot de betrachting van den waaren Godsdienst, als eeniglyk geschikt ter verkryging van weezenlyk en bestendig geluk; doch te gelyk, om hem te leeren, hoe men, door het inachtneemen van heilzaame lessen, zyn leven veraangenaamen, en rampspoeden zich draaglyk kan maaken.’ Voorts overweegt de Schryver, in deze Voorreden, of 'er in dit Boek eene doorgaande zamenhang van zaaken plaats vinde? en, na dat hy deze vraag met ja beantwoord hadt, geeft hy de verdeeling van den inhoud dezes Boeks op, tot welken hy een' genoegzaamen grond meent te vinden, Hoofdst. I: 15, van welke plaats hy dus uitvoerig handelt, en waarvan hy zyne opvatting tegen die van den Heer van der palm verdedigt. Eindelyk besluit hy deze Voorreden, met eenige korte aanmerkingen, over de uitweidingen in den Prediker, en over de spreekwoorden, daarin voorkomende; en doet aan het slot van dezelve nog deze belofte, waar mede wy dit uittrekzel besluiten zullen: ‘Ik had my voorgesteld, ook over eenige moeilyke plaatzen, vooral, over Hoofddeel III: 11. IV: 13-16. VII: 27-29, en andere, myne aanmerkingen hierop te laaten volgen, en by die gelegenheid ook te onderzoeken, of het noodig zy, ter gelukkige verklaaring van dit boek, hier en daar eenige Stukken te verplaatzen? Dan, tegen myne verwagting, is deze Voorrede reeds te groot geworden. Ik wil dan | |
[pagina 224]
| |
liever, spaart God my gezondheid, deze byzonderheden, in een Byvoegzel tot myne schetswyze opheldering, naderhand mededeelen.’ |
|