Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOpusculorum de ratione Studii, Pars tertia, eaque ultima, seu Stephani Gaussenii, Dissertationum pars posterior. Accesserunt IV Orationes Jo. Alberti, Jo. Jac. Schultens & Nic. Guil. Schroederi, Proemii loco praemissa est Paul. Chevalier, Oratio de Literis Humanioribus, optimo Religionis Christianae praesidio. Cura Ev. Scheidii. Lugduni Batavorum apud Sam. & Joh. Luchtmans, 1792. In gr. 8vo.De onvermoeide Hoogleeraar scheidius, van wiens arbeid, in dit vak, wy voorheen gesprooken hebbenGa naar voetnoot(*), volbrengt met de Uitgave van dit Derde Deel zyne gedaane belofte, en verschaft ons drie Verhandelingen van den beroemden Saumurschen Hoogleeraar st. gaussenius. - De eerste handelt over de Nuttigheid der Wysbegeerte voor de Godgeleerdheid; de tweede over het recht gebruik der Sleutelen by de Zieken; en de derde over het woord van God. Wy mogen 'er van zeggen, 't geen wy van de voorige Verhandelingen diens Geleerden gezegd hebben: met byvoeging, dat, ten aanzien van verscheide byzonderheden, laatere Schryvers opgeklaarder denkbeelden gehad en aan den dag gelegd hebben, dan deeze Godgeleerde, die, in 't afloopen der voorgaande Eeuwe, de pen voerde. De Verhandelingen, by voorbeeld, by teyler's Godgeleerd Genootschap, door eenen morgan, lentz, verstap en meyer ingeleverd, en aan 't licht gegeeven, over de Onderlinge Verwantschap van de waare Wysbegeerte, met de Christelyke Openbaaringe, ten betooge van het Voorstel, dat de waare Wysbegeerte, uit haaren eigen aart, op geenerlei wyze geschikt is, om het gezag der Openbaaringe te ondermynen, en dat een doorgeoefend Wysgeer, in den sterksten zin. een waar Christen zyn kan, stelt de stoffe der eerst hier geplaatste Verhandeling, door gaussenius, in een geheel ander, grooter en heerlyker, lichtGa naar voetnoot(†). Als niet ongepast by de Stukken diens ouden Geleerden, voegt de Hoogleeraar scheidius, in deezen Bundel, twee Acade- | |
[pagina 213]
| |
mische Redenvoeringen van den Hooggel. jo. alberti, de eene over het zamenpaaren van Godgeleerdheid en Oordeelkunde; de andere over de Nuttigheid der Dichtkunde voor eenen Godgeleerden; verder eene Academische Redenvoering van den Hooggel. jo. jac. schultens, over de Voordeelen voor de Godgeleerdheid te trekken, uit eene diepere kennisse der Oostersche Taalen. Redenvoeringen, vystig jaaren geleden, in 't licht verscheenen; doch der herdrukkinge en bewaaringe, in een Werk als het tegenwoordige, overwaardig. Eene vierde Academische Redenvoering van den Groningschen Hoogleeraar schroeder, tot nog nimmer uitgegeeven, en aan de Hooge School van Stad en Lande, in den Jaare MDCCLXXXVII gehouden, over de Oorzaaken, waarom de Oordeelkunde, ten aanziene van de Boeken des Ouden Verbonds, voorheen versmaad en verzuimd, nu in waarde gehouden en vlytig beoefend wordt, besluit dit Deel. 't Welk zeer voegelyk ontslooten wordt, door eene Academische Redenvoering van den Hoogleeraar p. chevalier, op de bovengemelde Hooge Schoole, over de Beschaafde Letteren, het beste steunzel des Christlyken Godsdiensts, welke hier op nieuw te voorschyn treedt. Gelyk alle deeze Verhandelingen en Redenvoeringen het groote oogmerk bedoelen, waartoe de Heer scheidius deeze Verzameling heeft ingerigt; zo wenschen wy, dat ze strekken mogen om 't zelve te bereiken, waare Kennis, grondige Geleerdheid bevorderen, en uitloopen tot heil des Christendoms. |
|