Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 167]
| |
Tooneelen in Parys, by en na de Verwoesting der Bastille. Naar Fransche en Engelsche Schriften en Plaaten. Tweede Stukje. Te Haarlem by A. Loosjes, Pz. 1791. In 8vo., 178 bladz.Ten vervolge van het Eerste Stukje, vervat dit Tweede verscheiden Tooneelen, welken naar Fransche en Engelsche Schriften en Plaaten ontworpen zyn. Wy hebben ons oordeel over het Eerste Stukje reeds gegeevenGa naar voetnoot(*); doch kunnen niet zien, dat de Tooneelen eenigzins belangryker of geestiger worden; het tegendeel zouden wy durven beweeren. Dan, mogelyk heeft de toestand van Parys daar veel schuld aan, door het meer gelyk blyven aan zich zelven, en het minder opleveren van nieuwe en vreemde gebeurtenissen. Een der aartigste is het XXXVI. Tooneel, voorvallende op een Kamer, in de Straat St. Victor, alwaar meestendeels Schryvers en Kunstenaars woonen, nadien de Wooningen aldaar laag in prys zyn, en tevens de daar heerschende stilte den arbeid begunstigt. Zynde het volgende: Verchot. Men klopt - dat zullen zy zyn - hier in! Eenige Burgers. intredende.) Verchot. Welkom, Heeren! (hy neemt eenige Boeken en Klederen van de Stoelen.) Neemt uw gemak. Een Zadelmaker. Is de Inscriptie in orde? - Wy hobben hier een goed Kunstenaar, een Beeldhouwer, by ons. - Verchot. Het is my veel eer, u van myne achting te verzekeren. Een Beeldhouwer. Zeer verplicht! Het is my even aangenaam met u kennis te mogen maaken. Zadelmaker. Een man, welke zyn leven aan het welzyn des Vaderlands opofferde, is zeker een Grafzerk waardig. Verchot. Zeker! Halfwyze en middenmaatig rechtvaardige Natiën richteden wel Monumenten op, voor de in de aarde bedolvene verdienste. Zadelmaker. En onze gesneuvelde broeder, die zyn leven voor de vryheid liet, welke voor de muuren der thans verwoeste Bastille viel, zal zyn epitaphium zoo dra mogelyk hebben. - Wilt gy ons de vervaardigde inscriptie voorleezen. Verchot. Het is in den Steenstyl der ouden. - Zadelmaker. In Steenstyl? Een Wagenmaker. Dan moet zy schoon zyn. Een Slotenmaker. De benaaming klinkt reeds zoo verheven. In den Steenstyl! Dit woord rolt zoo aangenaam, als een: Vive Henry le Grand! Het doet, als 't ware, zoo lets grootsch verwagten. | |
[pagina 168]
| |
Zadelmaker. Zoo als het ook tot een heldengrasschrift opleidt! Wagenmaker. Waarlyk, - als een held viel hy! Slotenmaker. Zeker viel hy, als een dapper held voor Vaderland en Vryheid. Hy stierf vegtende, met den Degen in de vuist. Beeldhouwer. Een schoone daad, myne Heeren! Zadelmaker. Een heerlyk einde. Beeldhouwer. Glorieryk als de dood van eenen karel XII, Zwedens Koning, naar Voltaire's bericht. Slotenmaker. Nu? en de inscriptie? Verchot. Ik wenschte, dat men voor het voetstuk des Grafsteens eenige vierkante Steenen der verwoeste Muuren der Bastille name. Beeldhouwer. Een Godlyke inval! Zadelmaker. Waarachtig, eene gelukkige, kloeke, gedachte! Verchot. Hehehe! Niet waar? Deeze gelukkige, kloeke, gedachte bekoort my. Zadelmaker. Ja, ja - het zal geschieden, op Steenen der Muuren van de Bastille, zal het Monument rusten. Verchot. De inscriptie zinspeelt zelfs 'er op. - Luistert, myn Heeren! aldus luidt zy: onder de ruïnen der verwoeste bastille rust het lichaam eenes voorvegters der vryheid, welke voor de muuren der vreeslyke vesting zyn heldenleven verloor, als intusschen zyne medebroederen zeeghaftig streeden, en over dezelve de genius der gulden vryheid zyne aetherische vleugelen juichend klapte, daar door dezelve de schoone morgen des heuchlyken dags glansryk ter kimme uitrees. | |
[pagina 169]
| |
Onder het opschrift komt nu de naam des asgestorvenen, de dag zynes doods, e.d.g. Beeldhouwer. De inscriptie is charmant uitgevoerd. - Zo geheel in den toon der oude Steenen opschriften. Zadelmaker. Ja! geheel in derzelver trant. Slotenmaker. Zy behaagt my zeer. Wagenmaker. My ook, dit moet ik openhartig bekennen. Wanneer ik ooit of ooit sterve, zal niemand anders dan gy de inscriptie op myne grafzerk maaken, als gy nog leeft. Verchot. Niet waar, een Wagenmaaker....? Wagenmaker. Ja, een Wagenmaker. Verchot. Dit levert veel stof tot zinspeelingen op, als, by voorbeeld, zo wel het raderwerk in het algemeen, als het snel rollend rad des voortylenden tyds! reeds by voorraad verblyde ik my deswegens Wagenmaker. Nu ja, - ik wilde juist daar mede niet zeggen..... Verchot. Dat gy geen lust hebt, om zoo spoedig te sterven; - de Hemel bewaare my, dat is ook myne meening niet; maar ik meene slechts, dat ik my over een groote zestig jaaren verheugen zal, in het maaken uwer inscriptie: - in allen gevalle zoude ik dezelve voor uit kunnen maaken, ten einde gy dezelve zoudt hebben, indien ik vroeger dan gy kwaamt te sterven. - Ik beveele my dus in uwe gunst, voor eene Louis d'Or ben ik elken dag ten uwen dienste. Wagenmaker. Zeer wel. Verchot. Ik ben zeer redelyk, dit moeten, zelss myne vyanden, my nageeven. Beeldhouwer. Zie hier myne schets voor het Monument: - op het Postement, het welk door de inscriptie vercierd is, staat eene urna, omwonden door eene Slang, welke in heure staart byt. Een hiërogliphisch beeld der eeuwigheid. Verchot. Uitneemend! Beeldhouwer. En nevens de urna omarmen de geniën, Vry. heid en Vaderland, elkander. Verchot. Heerlyk gedacht. De uitvinding doet den Kunstenaar eer aan. Zadelmaker. En nu zullen wy alles ter begraving onzes gesneuvelden broeders in orde maken. Slotenmaker. Ja, kom aan. Zadelmaker. Ik heb zoo veel te bedenken, te bezorgen, te bestellen; dat ik waarlyk niet weet, waar my het hoosd staat. Verchot. Dat geloof ik; - zoo gaat het allen in de Waereld, die zoo veel bezigheden hebben. Zadelmaker. Ja wel. ja wel! Uit het korte Voorbericht voor dit Stukje, zien wy, dat deeze Tooneelen uit het Hoogduitsch vertaald zyn. - By | |
[pagina 170]
| |
ongeluk was het woord Mayland, in plaatse van Milaan, in het eerste Stukje gebleeven, en als zodanig door de Schryvers der Vaderlandsche Bibliotheek van Weetenschap, Kunst en Smaak, opgemerkt. De Vertaaler erkent, ten deezen opzichte, dat hy alle de onderscheiden naamen aller Steden en Plaatsen der aarde niet in zyn hoofd heeft, en - (vervolgt hy) wanneer men het dan in geen Woordenboek vinden kan, schryft men ligt Leeuwentand voor Paardebloemen. - In het eerst verstonden wy het verband deezer redeneering niet, doch het Iets van zimmermann, wegens frederik den IIden, ter herleezing in handen krygende, vonden wy, dat die Geneesheer den Grooten frederik Lowenzahn voorschreef, welk geneesmiddel in de Nederduitsche Vertaaling Leeuwentand geworden is: nu gisten wy het verband, en tevens het bespottelyke dat deeze aanvoering kenmerkt. Intusschen is het 'er verre af, dat men Mayland en Lowenzahn in geen Woordenboek zou kunnen vinden. Want, ten opzichte van het eerste, vindt men in kramers Worterbuch, de uitgave van Leipzich 1768: bladz. 452, ‘Mayland, Meyland, n. Milaan, Milanen, Hoofdstad van 't Hertogdom en Aartsbisdom van dien naam.’ En met betrekking tot het tweede, bladz. 209. ‘Lowenzahn, n. paardebloem, hengstebloem papekruid, kankerbloem, hondsroos, schurftbloem.’ De Vertaaler had derhalven met meer schyn van Waarheid kunnen zeggen: wanneer men dan de woorden, die men niet kent, in geen Woordenboek zoeken wil, schryft men ligt Leeuwentand voor Paardebloemen, en Mayland voor Milanen. |
|