enze Nederduitsche Poëzy. In de jaarlyksche Vergadering van 1790 had zy het genoegen, uit de ingekomene Verhandelingen over dat Onderwerp, de bovenstaande, door den Heere jan jacob vereul opgesteld, met dien uitgeloofden Eerpenning te bekroonen; en het Genootschap heeft goedgevonden dezelve afzonderlyk te doen drukken, als eene Inleiding tot het Leven der Nederlandsche Dichteren en Dichteressen, waarvan het Eerste Deel, bevattende de Levensbeschryvingen der Dichteren philip van marnix, Heere van St. Aldegonde, sybrand feitama en arnold hoogvliet, met derzelver afbeeldingen vercierd, voor eenigen tyd is in het licht gegeeven; en welk Werk, zo dra mogelyk, vervolgd zal worden; zynde, volgens de Programmas des Genootschaps, de Levensbeschryvingen van Mejuffrouw elisabeth koolaart gebooren hoofman, door Mr. t. van limburg, in 's Hage, en die van gerard brand, en den Hoogleeraar adrianus van royen, beiden door g. brender â brandis, te Amsterdam, daartoe ingeleverd, en met de uitgeloofde Medailles bekroond geworden.
Na eene gepaste Inleiding, beschouwt de Heer vereul, het oogmerk van eens Dichters Levensbeschryving, als tweeledig: ‘Eerstelyk strekkende, om ons dien Sterveling, dien wy, als 't ware, een verhevener loopbaan zien betreeden, dan die op welke het grootste gedeelte onzer Natuurgenooten wandelt, en dien wy, met het edel vermogen van ons te treffen, te bekooren, begaafd, in die loopbaan bewonderen, nader by ons, in den gewoonen kring der menschen, geplaatst te doen vinden, om ons daardoor te doen zien, dat hy, dien wy, door zyne stem verrukt, als grooter, als edeler dan wy zyn, beschouwden, egter, behalven zyn byzonder kunstvermogen, ons in alles gelyk is. Dus toen de Liederen van homerus den laateren Grieken in de ooren klonken, hielden zy dien verrukkenden Zanger voor een hooger Weezen, en bouwden hem Tempelen; dan zyne Geschiedenis zegt ons, dat hy arm, ongelukkig, en dus niets meer dan een mensch was. - Maar het oogmerk van de Levensschets eenes Dichters is ten tweede, en wel voornamenlyk, om hem, in zyne betrekking als Dichter, te kennen, om hem als zodanig te zien werken. - Want, gelyk de Beminnaar der Natuurkunde, wen hy in het lentegroen den Nachtegaal zyne schelle toonen hoort slaan, en daardoor verrukt wordt, verlangt dien lieven Zanger van naby te beschouwen, en