Zedelyke Mengelingen, onder de Spreuk: E pluribus unus. Te Rotterdam by J. Burgvliet, 1790. In gr. 8vo.
Eene byeenzameling van verstrooide Stukjes, die voorheen afzonderlyk uitgegeeven, en nu onder éénen Tytel gebragt zyn, waardoor ze te beter bewaard kunnen worden; 't geen ze meerendeels wel verdienen Men ontmoet hier, buiten eene Dichterlyke uitbreiding van Psalm 107 en 139, en eenige Mengelzangen van een Genootschap van Rotterdamsche Dichtminnaaren, benevens het treffende verhaal der wederkeeringe van een Deïst tot den Christelyken Godsdienst, door E. Harwood, nog etlyke stukjes, die verscheiden zedeleerende onderrigtingen behelzen. Hier toe behoort de ontvouwing van de nuttige vermaaklykheid eener Wandeling; het voorstel van een Vader aan zyne Dogter, over de opvoeding haarer Kinderen, en de laatste vermaaning van een Vader aan zyn Zoon, over de nietigheid der Waereld en haare Vermaaken; mitsgaders eene verzameling van raadgeevingen van een Vriend aan een Jongeling, die zig in de Waereld staat te begeeven. - 't Lust ons uit deeze laatsten nog ééne les over te neemen, die, hoe gemeen ze ook in veeler oogen kan schynen, egter van meer belang is, dan dezulken gewoonlyk denken. Zo raakt de Orde en Zindelykheid, waaromtrent de Raadgeever het volgende aanvoert.
De zindelijkheid is eene voortreffelijke hoedaanigheid. 't Scheelt maar weinig dat zij geen deugd is. Zij is oneindig veel beminnelijker dan de pragt en kostelijkheid. Slordig en vuil te zijn is, zeer dikwils, een merkteken van een laagen geest, of een bedorven hart. Deze regel kan zijne uitzonderingen hebben. Doch ik houde veel van een mensch, die altoos net is in zijne kleeding, in zijn huis en in zijn huisraad. Tragt die man te zijn. Daar is niets dan een allesovertreffende verdienste, 't geen tegen de slordigheid kan opweegen.
Voeg bij de zindelijkheid de orde en de regelmaatigheid in alle uwe zaaken, hoe moeilijk en op een gestaapeld zij ook zijn mogen. Deze hoedanigheid is niet zonder verdienste. Neem bovenal de orde in uwe uitgaaven waar. Pleeg altoos raad met uwe inkomsten, en doe nooit uitgaaven die dezelve te boven gaan. De geest van spaarzaamheid is geen deugd; maar een zeer goede hoedanigheid, zonder welke men gevaar loopt van altijd in be emmering of elende te zijn.