Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |
Vaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en den daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot den tegenwoordigen tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers en egte Gedenkstukken zamengesteld. Met Plaaten. Ten vervolge van Wagenaar's Vaderlandsche Historie. Zesde Deel. Te Amst. by. J. Allart, 1791. Behalven het Register, 383 bl., in gr. 8vo.Meermaalen vondt deeze Vervolger van wagenaar's Vaderlandsche Historie, in den loop zyns Werks, gelegenheid, staande den gevoerden Oorlog met Groot Brittanje, om van den Vrede met dat Ryk te spreeken, aangebodene bemiddelingen daartoe op te haalen, en daadlyke handelingen te vermeldenGa naar voetnoot(*). De bewerking van een Algemeenen Vrede tusschen de Oorlogvoerende Mogendheden in 't laatst des Jaars MDCCLXXXII aangevangen, hadt hy reeds beschreeven, met aanduiding van 't gering aandeel 't geen onze Staat, by den aanvange, hierin hadt. Om de tydorde niet te veel vooruit te loopen, brak hy daarmede het Verhaal afGa naar voetnoot(†), thans vangt hy 't zelve met het XIV Boek, het eerste in het thans voor ons liggend Deel, weder aan, en tragt, wat daartoe behoort, in één Tafereel voor ooge te stellen. Hoe veel deswegen, zo binnen 's Lands, als ten Engelschen en Franschen Hove, te doen viel, en hoe men eindelyk een Vrede trof met de verschillende oordeelvellingen deswegen, vinden wy hier getrouw uit egte bescheiden geboekt. In het XV Boek geeft de Schryver, te rug treedende, een verhaal van de Oorlogsbereidzelen, in den aanvang des Jaars MDCCLXXXIII gemaakt, ondanks de voortzetting der Vredes-Onderhandelingen. Bovenal wordt hier behandeld het afdanken van Zeevolk by één der Admiraliteiten in Holland - het voorstel van Dordrecht, wegens een Onderzoek van het Regt des Admiraals-Generaals tot het aanstellen der Vlag-Officieren. - Voorts ontmoeten wy een verslag van 't geen onze Kaapersche- | |
[pagina 103]
| |
pen en 's Lands Vloot, ten deezen jaare, uitvoerden, en wat 'er ten beste van 's Lands Zeeweezen overlegd, beraamd en beslooten, werd. Terwyl dit Boek asloopt met een uitgewerkt berigt van het voorgevallene, omtrent de zo veel gerugts gemaakt hebbende mislukte Tocht na Brest. De Schryver nadert aan de onrustigste Tydperken, die ons Land, zo dikwyls het tooneel van woelingen, immer ondervondt, en kan niet nalaaten tot het verhaal daarvan zullende treeden, gelyk hy doet met het XVI of laatste Boek deezes Deels, eenige Aanmerkingen voor af te zenden, die wy zullen plaatzen, om dat ze eenigzins dienen om zyne denkwyze te doen kennen. ‘Gelyk 'er Tydperken, in de Geschiedenissen van bykans alle beschaafde Volken, zyn, waarin zich niets voordoet dan bedaarde kalmte, zo worden deeze niet zelden van geheel tegenovergestelde en byster onrustige, gevolgd. Voorbereidende omstandigheden van veelerleien aart werken 'er openbaar en heimlyk mede, om die verwisseling te doen gebooren worden. - De Vryheidsmin der Amerikaanen, waaruit de Kryg ontstondt, welke het Tydperk afbaakent, waar mede onze Geschiedenis eenen aanvang nam, door den thans getekenden Vrede weder onder de Oorlogende Mogendheden geëindigd, die Vryheidsmin verspreidde zich wyd en zyd. Het gelukkig slaagen der Inwoonderen in een ander Werelddeel, die een nieuw Gemeenebest vormden, grondvesten, en, binnen korten tyd, tot een stand bragten, dat geheel de Wereld daar over, met regt, verbaasd stondt, blies dit Vryheidsvuur aan in de harten van allen, die in het lot diens Volks deel genomen, en zich verheugd hadden over de met zo veel moeds en bedaardheids verkregene Vryheid. Men kan ook niet lochenen, dat dit Volks geschil, en dit kampen om eene Vryheid, waar mede vreemde Mogendheden gemoeid waren, en waarin onze Staat zich betrokken vondt, aanleiding gaf tot meesterlyk geschreevene Geschriften, over het hoogst aangelegen stuk der Volks Vryheid, gegrond op de oorspronglyke gelykheid der Menschen, de Regten en Pligten daar uit voortspruitende. Zy was het dagelyks onderwerp in de Gesprekken, niet alleen der zodanigen, die meer of min gewoon waren over gewigtige zaaken elkander te onderhouden; maar ook by lieden, anderzins op die onderwerpen niet vallende, hoorde men meer dan ooit van Vryheid, van de Regten des | |
[pagina 104]
| |
Menschdoms en des Burgers. Zy leerden, in die beide opzigten, hunne eigene waarde kennen. Hunne denkbeelden, daaromtrent, werden opgeklaard door veele Schriften dit onderwerp behandelende, en meest door die op eene wyze het licht zagen, dat ze, even als de Nieuwspapieren, in elks handen kwamen, en met dezelfde graagte algemeen geleezen wierden. Deeze denkbeelden, schoon verre van by allen genoegzaam opgehelderd, kregen by onze Landgenooten staag voedzel, geduurende den Oorlog met Groot-Brittanje. Het tegenwryten der twee Partyen in ons Vaderland, openbaar uit het geen 'er in de hooge Vergaderingen gebeurde, verleevendigde die begrippen meer en meer. De Vredehandeling zelve diende om ze te doen aanwakkeren. De openlyke klagten, de bittere verwyten, de verregaande wederzydsche beschuldigingen der Staats- en mindere Regeeringsleden, moesten elk doen besluiten, dat 'er gebreken schoolen by de Wetgeevende of Uitvoerende Magt, of by beiden teffens. Van hier, dat men bedagt was op 't geen men eene Grondwettige Herstelling noemde. - “Men oordeelde, dat eene Regeeringsvorm van een Volk, 't welk in zich zelve Souverain is, die op de Grondwetten van den Staat, op de uitdruklyke of stilzwygende toestemming van de geheele Maatschappy, gegrondvest is, die plegtig bezwooren wordt, altyd, wanneer de misbruiken, wanneer de onderdrukkingen, tot zodanig eene hoogte geklommen waren, dat men dezelve niet langer verdraagen wil, kon verbeterd, en, des noods, wanneer de zaaken tot dat uiterste liepen, dat men, by deszelfs geheele vernietiging, niets verliezen zou, door de Natie geheel en al afgeschaft en veranderd worden; om dat zy op een uitgedrukt of stilzwygend Contract van de geheele Natie berustGa naar voetnoot(*).” - De Leer van den Eerw. priestley vondt, by veelen, gereeden ingang. “Indien de misbruiken en gebreken der Regeering, zelf in de uitgestrektste Staaten, ten eenigen tyde, groot en tastbaar worden; indien de Dienaars van het Volk, hunne Meesters en derzelver belang vergeetende, slegts hun eigen voordeel in 't byzonder behartigen; indien zy, in plaats van zich zelven te overreeden, dat zy | |
[pagina 105]
| |
gemaakt zyn voor het Volk, het Volk aanmerken als voor Hun gemaakt; indien de onderdrukkingen en verkragtingen van het Regt verregaande en ondraaglyk zyn, en algemeen gevoeld wierden; indien de gewelddryvende Bestuurders geene andere Vrienden hebben, dan een gering getal vleijers, die lang geäasd hebben op het voedzel hunner Medeburgeren, en van welke men verwagten kan, dat zy eene Regeering verlaaten zullen: zo dra hun eigen belang niet aan dezelve verknogt is; indien het, in gevolge van deeze omstandigheden, duidelyk blykt, dat het gevaar, 't welk men by eene Omwenteling zou kunnen loopen, en dat de Onheilen, welke uit dezelve zouden mogen gedugt worden, van veel minder aanbelangs te schatten zyn, dan die, welke men alreede ondervindt, en welke nog dagelyks toeneemen; dan vraag ik, in den naam van God, welke Grondbeginzels het kunnen zyn, die een gesmaad, mishandeld, beledigd en gehoond, Volk behooren te wederhouden van het verdeedigen zyner Natuurlyke Regten, van het veranderen, ja zelf van het straffen zyner Bestuurderen, dat is van zyne Dienaaren, die het vertrouwen des Volks misbruikt hebben? Of, eindelyk, welke Grondbeginzels het kunnen zyn, die zodanig een Volk beletten zouden, om de gansche Regeeringsvorm te veranderen, indien dezelve bleek van eenen aart en zamenstel te weezen, aan zo veele gebreken onderhevigGa naar voetnoot(*).” Hoe zeer ook de Vryheidsmin in een Volk, en in een vry gebooren Nederlander, hoogst te pryzen zy, en dezelve, in deeze dagen, verschynzels deedt gebooren worden, welke de bewonderende goedkeuring van alle waare Vryheidsvrienden moeten wegdraagen; deeze vertoonde zich, in eenige gevallen, op eene wyze, welke veeleer blaam dan lof verdient. Om eene wettige en heilzaame Gemeenebestregeering daar te stellen, moet niet alleen den dwangstof van het overheerschend Despotismus verbrooken, niet alleen het ondraaglyk bewind eener haatlyke Aristokratie geweerd; maar ook de toomloosheid eener onbepaalde, en niet wel ingerigte, Democratie te keer gegaan worden, zal dezelve in geene volslaagene Anarchie veranderen. | |
[pagina 106]
| |
Maar 't is onze taak niet, hier over breeder uit te weiden. 't Aangestipte dient alleen, om tot het verhaal te komen der voorvallen in ons Gemeenebest in dit Jaar, by welken men zich deeze weinige aanmerkingen zal herinneren, en daar op vrylyk mogen toepassen. Terwyl men menigmaal gelegenheden zal ontmoeten om het zeggen van plato, met leedweezen, maar al te gegrond te vinden. “By aldien het geen Wysgeeren zyn, die de Staaten bestuuren, zo dat het Staatkundig en Wysgeerig Gezag elkander in één punt aantreffen; en dat, gelyk nu veelal geschied, deeze twee dingen door onderscheide Geesten behandeld worden, is 'er, naar myne gedagten, noch voor een Staat, noch voor het Menschlyk Geslacht, eene verzagting van haare Onheilen te verwagten.Ga naar voetnoot(*)” Het Boek, dus aangevangen, behelst eene opgaave van 't geen 'er in den Jaare MDCCLXXXIII, in Gelderland, Holland, Utrecht, Friesland en Overyssel, voorviel, omtrent de Regeeringsbestellingen, gepaard met eene aanvanglyke Burger Wapenoefening in veele Steden, als mede in eenige met het aanstellen van Burger Gecommitteerden. Wy zullen geen lyst geeven van de byzondere gevallen, in die Gewesten hier geboekt. Wie zich 't gemelde Jaar herinnert, kan niet nalaaten dezelve zich voor den geest te haalen, en zal hy, in dit Werk, des een zeer onderscheiden, en wel bekragtigd berigt aantreffen. - Alleen, ten slot deezer Aankondiging nog gewaagende van 't geen de Geschiedboeker optekent, wegens eene talryke zamenkomst van Regenten te Amsterdam, die veel opziens baarde. “De aanzienlyke Gasten, die den Maaltyd, ter gedagtenisse der herstellinge van den Ridder capellen tot den pol, in Grasmaand, met hunne tegenwoordigheid vereerd, en op dien dag, de grondslagen eener naauwere Verbintenisse gelegd hadden,Ga naar voetnoot(†) kwamen, althans voor een groot gedeelte, in 't Najaar, te Amsterdam, weder by een, en hielden, na drukke raadpleegingen over 's Lands zaaken, van 's morgens ten tien tot 's namiddags ten vier uuren, weder een Maaltyd. - Uit de vyf gemelde Gewesten, kwamen de RegentenGa naar voetnoot(§) zamen. Eenigen hun- | |
[pagina 107]
| |
ner waren, zo men wil, voorzien met blyken van goedkeuring, welke genomen stonden te worden van zommigen, die, in Zeeland en Stad en Lande, met hun dezelfde gevoelens over 's Lands belangen aankleefden. Met een zeer verschillend oog, werd deeze Vergadering, die men verzekerde, dat eerlang van eene andere zou gevolgd worden, beschouwd. Veelen verheugden zich, dat 'er, in 's Lands zo neteligen toestand, nog zulk een aantal van wakkere en braave Regenten gevonden wierd, die moeite noch arbeid ontzagen, om 't zelve in den hooggaanden nood, te hulpe te komen; die, zonder eigenbelang, op eigen kosten, nu en dan, uit verscheide Gewesten des Bondgenootschaps zamen kwamen, om, door onderlinge mededeeling en onderrigtingen, niet alleen hunne kundigheden te vermeerderen, maar de wezenlyke belangen van het Vaderland, en de gronden waarop dezelve steunden, meer en meer te leeren kennen; ten einde zich beter in staat te stellen, om ieder, in de post hem toevertrouwd, zyn Gewest of Stad van heilzaamen raad te kunnen dienen, en alle gebreken, des noods, te helpen weeren. Anderen hoorden de maare deezer Byeenkomst niet zonder deswegen eene blykbaare ongerustheid en hooggaand misnoegen te betoonen; dugtende, dat zodanige herhaalde vergaderingen van Mannen, die niet alleen aanzienlyk waren, maar ook meerendeels voor kundige, schrandere en moedige, Regenten bekend stonden, veréénigd de veel vermogende hand zouden bieden aan de beweegnissen, huns inziens, ten nadeele van het Stadhouderlyk Gezag strekkende. - Wy zullen ons Geschiedblad zo min vervullen met de hoogklmkende loftuitingen deezen Heeren toegezwaaid, als met de schamperheden op hun afgegeeven. Die uitboezemingen van heete Partyschappe doen, in geen der beide gevallen, iets af. De daaden moeten spreeken, en zullen deeze, in 't vervolg onzer Geschiedenisse, van zelve voorkomen.’ |
|