| |
Wis- Natuur- en Sterrekundige Briefwisseling, over verscheiden belangryke Onderwerpen, als onder anderen: eenige nieuwe Sterrekundige ontdekkingen van den beroemden Herschell; zyne Levensbyzonderheden, en zyn verwonderlyk Observatorium. Als mede eene nieuwe Ontdekking van den Heer Lavoisier, aangaande het Water, en meer andere Natuurkundige Merkwaardigheden; benevens eenige bedenkingen over 's Menschen Ziel. Met Plaaten. Te Amsterdam by A. Fokke Simonsz., 1791. In gr. 8vo., 254 bl.
Het nut en vermaak dat de Natuurkunde den Weetgierigen verschaft, en de menigvuldige vorderingen die men dagelyks, door wiskundige Proefneemingen, daar in doet, hebben den Schryver deezer Briefwisseling aan- | |
| |
leiding' gegeeven, om over verscheidene Onderwerpen, de Wis- Natuur- en Sterrekunde betreffende, veel weetenswaardigs, in een eenvoudigen styl, voor te draagen. Men vindt'er zestien Brieven in, tusschen een Vader en een Zoon gewisseld, gaande over de volgende Onderwerpen, 1) Over het nut der Wis- en Natuurkunde, en het vermaak dat in de kennis derzelve te vinden is. De Vader raadt, in deezen Brief, zynen Zoon, die zich reeds een geruimen tyd op de Hoogeschool in de fraaije Letteren en Geschiedenissen geöefend heeft, om zich ook op de Wis- en Natuurkunde toe te leggen. By welke gelegenheid het nut der Natuurkunde, op eene bevallige en tevens godvruchtige wyze, wordt voorgedraagen. 2) Over het leeren der Wis- en Natuurkunde. De Zoon meldt in deezen Brief, welke schikkingen hy reeds gemaakt heeft, om zyns Vaders lessen te volgen. Deeze Brief zegt weinig, ten opzichte der Wis- Natuur- en Sterrekunde, doch zy is ook van een Student geschreven, die 'er nog maar over heeft hooren praaten. 3) Hoedanig met het leeren der Wis- en Natuurkunde best te beginnen en verder voort te gaan. De Vader wil dat zyn Zoon private lessen zal neemen, en de noodige Boeken zal koopen, om dat goed gereedschap, volgens het spreekwoord, het halve werk is. Raadende verder het leezen van nuttelooze Boeken af, wordende door het volgend voorbeeld aangedrongen. In myn jonge Jaaren (zegt hy) heb ik op de Hoogeschool van Friesland een Student gekend, dien men den bynaam van den Dood gegeeven hadt, om dat hy lang, mager en bleek 'er uitzag, uit hoofde van zyn ongezond en gedebaucheerd ligchaamsgestel; doende over dag
niets anders dan allerlei zotte Romans leezen, met verwaarloozing van zyne Collegiën en noodige studiën; en des nagts ging hy lichtmissen, en kwam des morgens veeläl dronken te huis. Deeze zotte levenswyze duurde een Jaar lang, wanneer zyne Ouders of Voogden hem te huis ontbooden, en naar Oost-Indiën stuurden. Zulke voorbeelden zou men in menigte kunnen aanvoeren, zonder aan de Natuur- of Sterrekunde eenigen dienst te doen. Doch in een Vaderlyken Brief is een enkel voorbeeld niet nutteloos. 4) Bedenkingen over den Sterrenhemel en onze Aarde, als een Planeet beschouwd. Meest eene uitweiding van den Student, over huigens Waereldbeschouwer; doch eene uitweiding welke duidelyk toont, dat deeze Leerling niet met de bovenstaande Friesche Dood vergeleken moet worden. Zyne verkeering en onderzoekende leergierigheid heeft, in dee- | |
| |
zen Brief, reeds magtige vorderingen in ons Planeetstelzel gemaakt. 5) Verdere redeneering over de Sterrekunde, en de vorderingen, welke nog van tyd tot tyd in dezelve, en in andere Weetenschappen, gemaakt worden. De Vader onderricht in deezen zynen Zoon, wegens verscheidene nieuwe ontdekkingen, zo die van montgolfier, blanchard, enz. als voornamenlyk die van herschell, wegens de nieuw ontdekte Planeet Uranus, en de brandende Bergen in de Maan. Als mede de Werktuigen daartoe uitgevonden. 6) Eenige bedenkingen over de poreusheid en deelbaarheid der ligchaamen in 't oneindige. Veel uit musschenbroek en desaguliers, waar agter een P.S. wegens een Maan-Eclips, in Mey 1790, door herschell waargenoomen, en door de la lande bevestigd. 7) Over de byzondere natuurlyke neiging tot
het leeren van deeze of geene Weetenschappen, en over de deelbaarheid der ligchaamen in 't oneindige, en derzelver poreusheid. Een beknopt zamenvoegsel van het geen de meeste Natuurkenners over de laatste stoffe gezegt hebben, vooräfgegaan door eenige gepaste bedenkingen. 8) Over de Meetkunde en heur oorsprong, hoe dezelve zich verspreid heeft, en beoefend is geworden door verscheiden Natiën. Dit is een Brief van den Zoon, en grootendeels getrokken uit de Voorrede van steenstra's Meetkunde, dat ook gemeld wordt. Verder eenige aanmerkingen op den Catechismus der Natuur, door den Eerw. martinet, raakende den Wagter van Venus. Welke aanmerkingen echter niet nieuw, maar reeds door den Heer de vries, in zyne Aanmerkingen op dien Catechismus medegedeeld zyn. In eene onzekerheid, of Venus waarlyk een Wagter hebbe dan niet, gaat men zekerlyk zo wel door het stellig te ontkennen, als door het stellig te bepaalen, te ver, vooräl wanneer de Waarneemers, dienaangaande, verdeeld zyn. De Heer martinet onderstelde zeker, dat Venus een Trawant had, maar hy deed zulks niet zonder gezag. Verscheiden Sterrekundigen, wier kunde en roem men niet zal betwisten, beweeren dien Trawant waargenoomen te hebben. Als fontana te Napels 1645; cassini in Frankryk 1672 en 1686; short in Engeland 1740; mayer te Greifswalde 1759; montaigne in 1761; en vier avonden na elkander, als 3, 4, 10 en 11 Maart 1764, horrebow en rodkier; en den 15, 28, en 29 Maart, montbarron;
en dan eindelyk de aangehaalde abraham scheuten adamsz, te Krevelt, den 14den November 1775. Andere Sterrekun- | |
| |
digen daar tegen hebben, ondanks al hunne poogingen, dien Trawant nimmer in 't gezicht kunnen krygen; en hierom verklaarde hell, in de Novis Actis Eruditorum 1768, het geheele verschynsel reeds voor een bedrog der oogen. In de Jaaren 1757 en 1758 ontdekte hy, door een Gregoriaansche Teleskoop, by Venus een zeer zwakke Ster, welke echter daadelyk verdween, zo dra hy dezelve met een Newtoniaansche Kyker wilde beschouwen. By deeze gelegenheid ontdekte hy, dat het voornaamenlyk aankomt op den asstand des Waarneemers oog van het Ocularglas van den Verrekyker: en dat de gewaande Trawant van Venus eigenlyk een beeld van Venus zelve is, welk zynen oorsprong uit eene terugkaatzing van het waare beeld van Venus uit het oog op het kykglas heeft: zo dat by de draaijing van het oog, in eenen kring, dit beeld om Venus heen bewoogen wordt. Men heeft 'er ook nog andere redenen van gegeeven, welke alle op de kunst van waarneemen betrekking hebben. Het blyft derhalven nog onbepaald, of Venus een Trawant heeft of niet, schoon de Heer lambert, in de Nouveaux Memoires de l'Academie des Sciences van Berlin 1775, reeds eene proeve gegeeven heeft eener Theorie van deeze Maan van Venus; grondende dezelve op de voorgewende Waarneemingen van montaigne. Intusschen zal men, zo lang dit niet uitgemaakt is, zich altoos mogen verwonderen, dat het bovengemelde bedrog der oogen zich niet meermaalen, en op dezelfde wyze, ontdekt, wanneer ook andere Planeeten waargenoomen worden: en men dit enkel in de Waarneemingen van Venus Trawant moet vooronderstellen. - Het slot van deezen Brief behelst
eene beknopte Levensbeschryving en opgave der Schriften van den beroemden tycho brahe. 9) Redeneering over den inhoud van den voorgaanden Brief, wegens het leeren der Meetkunst, en eenige byzonderheden omtrend het leven van tycho brahe. Dit Vaderlyk antwoord ontvouwt de opgegeevene stoffe nog nader; geevende tevens eenig denkbeeld van den trap van zekerheid, dat de Waerelden, buiten ons Planeetgestel, bewoonbaar zyn, meest volgens het gevoelen van den Heere van aken voorgedraagen. By de aanpryzing van steenstra's Meetkunde, en montucla's Geschiedenis der Wiskunde, zouden wv ook eenige melding verwagt hebben, van het Werk des Heeren van swinden, over de Meetkunde; ten ware de Vader zyne Brieven vroeger geschreven heeft, dan gemelde Werk in 't licht is getreden: waarover wy niet kunnen oordeelen, na- | |
| |
dien zommige Werken zeer lang op de pers blyven. 10) Over 's menschen ziel, en heure vereeniging met het ligchaam, als een ondoorgrondelyk geheim beschouwd. Gedachten van de voornaamste Wysgeeren daaromtrend. 11) Dat het Water geene hoofdstoffe of onontbindbaar Element is, gelyk men voor deezen gemeend heeft. Dit is eene korte en oppervlakkige opgave van het stelzel, door den Heere lavoisier ingevoerd; en onlangs omstandiger voorgedraagen en opgehelderd, door den Heere w. van barneveld. 12) Vervolg van den tienden Brief; over de ziel en heure eigenschappen. 13) Over de gedaante van de Maan en heure byzondere schyngestalten, en die van onze Aarde uit de Maan beschouwd. Eene korte beschryving van de gedaante der Maan, opgehelderd door een Plaat, op welke dat
hemellicht in verschillende Phasen verbeeld wordt. Het weinige dat in deezen Brief, van de Vlekken, de Bergen en de Putten, die in de Maan gezien worden, gemeld wordt, is onlangs ten duidelykste bevestigd, door de veele en onvermoeide Waarneemingen van j.h. schroeter te Lilienthal; welke, in April des voorigen Jaars, zyne beschryving van de Maan, met 43 Koperen Plaaten, in groot quarto, 676 bladz. in 't Hoogduitsch, heeft in 't licht gegeeven: in welk Werk de hoogte der meeste Maanbergen, met de wyze hoedanig dezelve door hem gemeeten zyn, gevonden worden. 14) Eenige bedenkingen over den toestand van 's Menschen Ziel naa dit leeven. 15) Antwoord op het voorgaande, betreffende den toestand der Ziele naa den dood. Deeze stoffe is zeer oppervlakkig behandeld, en de Schryver toont 'er weinig in ervaaren te zyn. 16) Eenige Levensbyzonderheden van den vermaarden Sterrekundigen kepler. Even als de byzonderheden van tycho brahe, doch niet zo uitgebreid, deelt de Zoon, de geboorte en uitvindingen van kepler, in deezen Brief aan zynen Vader mede. Welke Brief de laatste is die in deeze verzameling voorkomt. Voor hen, die weinig over de Natuur- en Sterrekunde geleezen hebben, is deeze Briefwisseling nog al nuttig en vermaakelyk: en voor de zodanigen zyn zommige kleinigheden, en eene eenvoudige voordragt van zaaken, niet geheel af te keuren. |
|