plaats, klachten over het gretig ontfangen, vertalen, en gebruiken van zulke Duitsche geschriften, waarin dat geen wordt aangerand, ‘wat den Christen, in de hachelykste tydstippen van zyn leeven opbeurd, by lastering en vervolging vertroost, in dagen van droefenisse onderschraagd, en in het uur des doods bemoedigd: de waare en wezentlyke Godheid van Jesus Christus, zyn Dood als een Dood ter Verzoeninge, zyn eeuwig geldend verdienst.’ Voorts betuigt de Heer S. zyne smarte, dat hy, ter gelegenheid van eene, den 1 July 1787, te Amsteldam gehoude Leerreden, zo verkeerd wierd beschouwd, als iemand, die zich insgelyks aan het bovenstaande hadt schuldig gemaakt; terwyl hy in de sterkste uitdrukkingen zyne getrouwheid aan de Onveranderde Augsburgsche Geloofsbelydenisse verklaart, en belooft, zich ‘door geen zogenaamd Nieuw Licht (beter Planeeten of Dwaalsterren genoemd) te zullen laaten verleiden.’ Hy klaagt, dat ‘het tot God in den hemel schreeuwt, dat men, onder de Leeraaren van die Belydenisse, mannen dulden moet, die in hun Amt blyven, om het genot der Inkomsten, terwyl hen weinig aan het wezendlyk belang der Gemeente, by welke zy leeraaren, gelegen ligt; of dezulke die anders van gevoelen zyn, dan zy opentlyk leeraaren; of die anders leeraaren, dan waartoe zy zich verplicht hebben.’ Eindelyk verzet hy zich dapper tegen zekeren Leeraar, die, in eene Leerreden over dit gedeelte der Lydensgeschiedenis, ‘zekerlyk niet geroepen, om den Romeinen eene Apologie te houden, de Gemeente zogt te overreden, dat men den lydenden Jesus (niet een Doornekroon, maar) een krans, van Beerenklaauw gevlochten, hadt opgezet.’ - Wy zullen niet onderzoeken, wat tot het schryven dezer polemische Voorreden aanleiding gegeven hebbe, noch ons mengen in de twisten, die in dezelve gevoerd worden; maar dit moeten wy zeggen, dat
de hevige toon, die 'er in heerscht, ons mishaagt; en dat wy het vooral ten hoogsten afkeuren, dat de Apologie van de Doornekroon met deze woorden besloten wordt: ‘Wy vergeten niet het geen Paulus Gal. V: vs. 10 zegt: Wie u doet dwaalen, of eigenlyker naar de Grondtaal, wie u ontrust, bekommerd of verlegen maakt, die zal het oordeel dragen, hy zy, wie hy zy.’