Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1792
(1792)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Fransche Constitutie, zo als dezelve door den Koning, op den 14 September 1791 is aangenoomen, benevens de verdere daar toe betrekkelyke Stukken en gebeurtenissen. Als mede de Poolsche Constitutie, in de Zitting van den 3 Mey 1791, beslooten, en in de volgende Zitting van den 5 dito eenpaariglyk bekragtigd. In 's Gravenhage by J. Plaat, 1791. In gr. octavo, 112 bladz.Deeze twee Stukken, zo merkwaardig voor elk oplettend beschouwer van de verbaazende gebeurtenissen onzer Eeuw, door den Uitgeever, te recht, hier by elkander gevoegd zynde, verleenen beiden eene ryke stof tot meenigvuldige en belangryke aanmerkingen, vooral, wanneer men dezelve onderling vergelykt, met eene geringe kennis van de plaats gehad hebbende omstandigheden, zo in frankryk als in poolen, kan men duidelyk ontdekken den geest, welke de byzondere wetgeevende ligchaamen, by het opstellen deezer twee Constitutiën, bezielde. De Fransche Natie zedert onheugelyke tyden, onophoudelyk, en op veelerhande wyze, onderdrukt, ontdoet zig ten eenemaale van deeze slaverny, en eischt de Vryheid. De voorstanders en vertegenwoordigers des Franschen Volks, de bronnen van de rampen van den Staat hebbende gevonden in het willekeurig en onbeperkt gezag des Konings en zyne Ministers, geholpen door de spooreloosheid des trotschen Adels en der hooge Geestelykheid, zyn met alle hunne krachten werkzaam, om allen deezen in hun vermogen te besnoeien of liever te vernietigen, en om alle de poogingen, welke tot herstel van dezelve worden aangewend, te verydelen. Eene yverige beoeffening van de schoone Werken en Schriften van eenen rousseau, montesquieu, raynal en mably, doet hen eindelyk onderneemen, om de afgetrokkene stellingen van deeze | |||||||||
[pagina 22]
| |||||||||
Geleerden, op het groote Fransche Grondgebied en onder deszelfs vierëntwintig millioenen menschen, te beproeven. Hier van daan de metaphysische Inleiding tot deeze Constitutie, onder den titel: Verklaaring der Rechten van den Mensch en van den Burger, en welke zeer veele gelykenis heeft met dat geene, het welk plato, en na hem rousseau, doch beiden in een kleinen Staat of Gemeenebest, ter uitvoering hebben voorgeslaagen. Volgens de grondbeginzelen van het afgetrokken Recht der Natuur, trachten de Fransche Wetgeevers, in eene beschaafde, meer dan duizend jaaren bestaan hebbende, en meestal willekeurige Monarchie, eene volkomene en natuurlyke gelykheid onder alle Standen en Burgers, zo in hunne handelingen en Rechten, als in hunne Plichten jegens den Staat, te herstellen: hierdoor alle de byzondere voorrechten der Persoonen, zo van den Koning en zyne Ministers, als van die des Adels vernietigende, verdeelen zy het Ryk in drie-en-tachtig Gemeenebesten, door hen Departementen genoemd, welke door eenige Persoonen, uit deeze Departementen, door het Volk gekooren, als Souverainen vertegenwoordigd worden; en welkers Minister Koning heet, en de eerste Bedienden van den laatsten, Ministers heeten. De oude Fransche Monarchie is hier door een zamenvoegzel van drie en tachtig kleine Republieken geworden: want, hoe zeer op bladz. 12. in het vierde Art. van den vyfden Titel, de Regeering gezegt word Monarchaal te zyn, zo bepaalen, echter, de daar op volgende Artikelen, zodanig de macht des Konings, dat de tegenwoordige zogenoemde Fransche Monarchie zeer weinige overeenkomst heeft, met de tot hier toe algemeen aangenomen begrippen, welke men van eene Monarchie of Alleenheersching heeft: In engeland b.v. heeft de Koning het recht, het Parlement te prorogeeren, te adjourneeren en te dissolveeren, ja heeft zelfs voor een derde gedeelte invloed tot het maaken van een Wet; in frankryk nochtans is de Koning enkel gelast om de Wetten met het Zegel van den Staat te doen zegelen, en dezelve te doen afkondigen, zelfs die besluiten van het Wetgeevend ligchaam, welke zyne bekragtiging niet behoevenGa naar voetnoot(*): de weigering des Konings om de Wetten te bekrachtigen is enkel opchortend: want door drie agtereenvolgende wetgeevingen | |||||||||
[pagina 23]
| |||||||||
hem aangeboden zynde, hebben zy kracht van Wet, en voeren den Naam en Titel van wettenGa naar voetnoot(*). Het wetgeevend ligchaam vergadert, scheid en verlengt zyne zittingen naar welgevallen, zonder 's Konings voorstellen daaromtrent meer dan in overweeging te behoeven te neemenGa naar voetnoot(†); In poolen, een Ryk, dat men vóór 1790 gewoonlyk een Republiek noemde, en in zweden dat vóór den Jaare 1772 een Republiek was, zonder echter dien naam te draagen, hadden de Koningen meerder Rechten dan de tegenwoordige Koning der Franschen; de volgende Artikelen strekken daar van ten voorbeelde: Indien de Koning uit het Koningryk vertrokken zynde, daarin niet weder keerde, op het aanzoek, het geen hem daar toe door het wetgeevend ligchaam zou gedaan worden, als mede binnen het uitstel het welk by de afkondiging zal bepaald worden, het geen echter niet minder dan twee maanden kan weezen, zal hy gerekend worden van de Koninglyke waardigheid afstand gedaan te hebbenGa naar voetnoot(‡). De byzondere goederen waar van de Koning by zyn Komst tot den Throon in bezit is, zyn onwederroepelyk vereenigd met de bezittingen van de Natie; hy heeft de beschikking over die geenen, die hy door een afzonderlyk recht verkrygt: indien hy daar niet over beschikt heeft, worden dezelven, met het eindigen van de Regeering, insgelyks vereenigdGa naar voetnoot(§). De Koning zal een Admistrateur over de civile lyst benoemen, die de rechtszaaken van den Koning zal uitvoeren, en tegens wien alle de vorderingen ten laste van den Koning moeten ingericht en de vonnissen uitgesprooken worden. De verkreegen vonnissen, door de schuldeisschers van de civile lyst, zullen perzoonlyk op den Administrateur, en op zyne eigene goederen, verhaald wordenGa naar voetnoot(**). Het behoort aan den Koning om met alle vreemde Mogendheden, alle vredensverdragen, verbintenissen en die van Koophandel te sluiten en te tekenen, als mede de andere overeenkomsten die hy tot welzyn van den Staat zal nodig oordeelen, behoudens de bekragtiging van het Wetgeevend ligchaamGa naar voetnoot(††). Tot grootere bevestiging en verzekering, zo van de | |||||||||
[pagina 24]
| |||||||||
vryheid des Franschen Volks in het algemeen, als van elk Burger in het byzonder, strekken de volgende Wetten, betrekkelyk de vryheid der drukpers: niemand, zeggen de Wetgeevers, zal kunnen gezogt, noch vervolgd worden, ter zaake van geschriften, die hy zou hebben doen drukken of uitgeeven, over wat onderwerpen zulks ook zoude mogen zyn, mits hy niet met voorbedagten wil de ongehoorzaamheid aan de Wet, de verachting van de Geconstitueerde magten, het wederstreeven van derzelver besiuiten, of eenige andere daaden, die door de Wet misdaadig verklaard worden, zal aangestookt hebben, enz. Niemand kan noch in het burgerlyke, noch in het lyfstraffelyke geoordeeld worden, om misdaadige geschristen, die gedrukt of uitgegeeven zyn, zonder dat dezelven erkend, en door een gezwooren verklaard zal weezen, 1o. of 'er in het aangeklaagde geschrift iets misdaadigs is; 2o. of de vervolgde persoon daar aan schuldig zyGa naar voetnoot(*). Hoe zeer deeze gantsche wetgeeving, in het afgetrokkene beschouwd, blyken draagt van de hoogste menschelyke Wysheid en Deugd, zal echter de Ondervinding, de beste Leermeesteresse, den opmerkzaamen beschouwer deezer groote Omwenteling van stellingen in Frankryk leeren moeten, of, en in hoe verre de Nationale Vergadering, in haare experimenten over de Volksbestiering, zo als een groot Staatkundige dezelve genoemd heeft, slaagen zal; en of zy in staat zal zyn, het gewigtige vraagstuk op te lossen, of men eene zo talryke beschaafde en levendige Natie, met vernietiging van allen onderscheid der Standen, en gevolgelyk van allen belangryken nayver, enkel naar de edele maar afgetrokken begrippen van Recht, Plicht en Deugd, zal kunnen leiden en gelukkig maaken. De Poolsche Natie heeft, op denzelfden tyd als de Fransche, goedgevonden, zyne voorige Regeeringsform niet geheel te vernietigen, en, volgens afgetrokken stellingen, eene nieuwe op te richten, maar zodanige veranderingen en verbeteringen in zyne oude Regeeringsform te maaken, als de ondervinding, op welke zy zig ook altoos beroept, haar had geleerd noodzaaklyk te zyn. De Republiek Poolen was, (om de eigen woorden van de Inleiding deezer Wetgeeving te gebruiken,) door eene langduurige en treurige ondervinding overreed van de ingekankerde Kwaalen van zyne Regeering - en altoos | |||||||||
[pagina 25]
| |||||||||
under het vernederende Juk eener vreemde Overheersching geweest. Dit Ryk had door de gebreken zyner oude Constitutie, in 1620, Lyfland aan zweeden, in 1654, de Ukraine en Smolensk aan rusland, in 1656, het Hertogdom Pruissen aan brandenburg, in 1772, Gallicien en Ludomirien aan oostenryk, een groot gedeelte van Lithauwen aan rusland, en West Pruissen aan pruissen, door de Wapenen hier toe gedwongen, moeten overgeeven: De bloei van zynen Koophandel was met de Welvaart van zyne Ingezetenen verdweenen, zedert de Turken en Fredrik de Groote, hem zyne Vaart, op de Zwarte en Oostzee geleegen, ontnomen hadden: zyne Koningen wierden hem door zyne oppermachtige Nabuuren, nu door de Zweeden, dan weder door de Russen, gegeeven; en zyn gezach en verkiezing door vreemde Mogendheden bepaald: dit vernederende Juk willende afwerpen, en zig, boven alle de hinderpaalen, die de driften zouden kunnen verwekken, verheffen, stellen de koning en de natie gezamentlyk vast:
Eindelyk, de noodzakelykheid gevoelende, om aan hunne Regeeringsform, die trap van volmaaktheid te verschaffen, welke de ondervinding alleen, gegrond op de uitwerkzels die 'er uit zullen voortvloeien, kan beslissen; zal de Natie alle | |||||||||
[pagina 26]
| |||||||||
vyf en twintig Jaaren aan het nazien en hervormen deezer Regeeringsform kunnen arbeiden. Van de vryheid der Drukpers maaken de Poolsche Wetgeevers geen het minste gewag; wy durven echter niet bepaalen, of ook hierin de ondervinding aan de Poolsche Natie geleerd heeft, hoe gevaarlyk eene onbegrensde vryheid van schryven en drukken aan den eenen kant, maar hoe moeilyk het ook aan den anderen kant zy, in het beslissen van de al of niet geoorloofdheid van een geschrift, het juiste midden te treffen. Voor het overige doen deeze beide Wetgeevingen, zo die der Franschen, als die der Poolen, het vernuft en het hart haarer opstelleren de grootste eere aan; en de oplettende beschouwer van de Staatkundige Gebeurtenissen deezer Eeuw zal zig, in de bespiegeling van deeze beiden, kunnen verlustigen, terwyl de tyd de juiste waarde van deeze meesterstukken bepaalen, en het tegenwoordig, of misschien eerst het volgend, geslacht leeren zal, of en in hoe verre de afgetrokkene beginzels van recht en plicht, op de tegenwoordige gesteltenissen der menschelyke Maatschappyen, toepasselyk kunnen worden gemaakt. |
|