Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 311]
| |
De gierigheid
| |
[pagina 312]
| |
bedienden, ja zyne naastbestaanden, te vreezen! Om nooit verrykt te worden met het geen men bezit, en altoos verärmd door het geen men begeert! Om te leeven, zonder ooit het streelend vermaak te genieten van te beminnen, en van zich zelven te kunnen zeggen: Ik word bemind! - Ongelukkige euclion! de ellende, die u zoo wreed verteerde, heeft de belediging, welke gy der maatschappy, wier geessel gy waart, hebt aangedaan, gewroken! Gy hebt derzelve maar één vermaak aangedaan; dat van te sterven: de dag, welke u aan uw goud ontrukt heest, is een' feestdag voor uwe medeburgers geweest, en niet ééne hunner traanen heeft uw graf besproeid. - Maar, laaten wy deze dwingelandsche ondeugd aan den haat en de verontwaardiging van het menschlyk geslagt overlaaten Gelukkig is de Wyze, welke zyne rykdommen tot zyne deugden doet verstrekken! Indien hy alles aan de dwaasheid en ondeugd weigert, staat hy der natuur, zynen rang, zyne pligten, zonder draalen, alles toe, het geen zy van hem eischen. Ach! waarom zou hy vreezen om de lievelyke geuren, welke de zagte zomerwind uit de kelken der bloemen schudt, en die hy aan zyne zintuigen brengt, in te ademen? Waarom zou hy onder de schaduw van een groen prieel het oor aan de tedere toonen van philomele niet leenen, of den uitmuntenden wyn van Ay in een kristallyne glas zien tintelen, of by philidor op de Boston te speelen, of by philis te danzen? Terwyl hy zich op onderscheidene wyzen vermaakt, laat hy een pragtig Paleis bouwen, koopt standbeelden, schilderyen, uitmuntende boeken; hy laat zyne tuinen, zyne grotwerken, zyne watervallen, versraaijen! Dit zyn bedekte kanaalen, door welke hy zyne rykdommen in den schoot van den schranderen kunstenaar, den noestigen handwerksman, en den behoeftigen, die lydt, doet vloeijen. Ach! waardige alcander, hoe gaarne leeze ik deze Woorden, welke ik zelfs op de boog van myne grot gegraveerd heb: ‘De menschen zyn slegts voor zoo ver gelukkig, als zy geneigd zyn om wel te doen; en de rechtvaardige natuur beloont den grootsten pligt met het grootste vermaak.’
h .... c.m.... r. |
|