nes, (waervan hy altyd zeer veel werks maekte) nog, maels zoude voorlezen. Wyders! was hy, geduurende die ongesteldheid, wanneer lichaemlyke ongemakken de verstandlyke werkingen van zynen geest niet overdwarsten, bestendig zichzelven gelyk, in de aendoenlykste erkentenis van Gods Vaderlyke Voorzienigheid; de gelatendste onderwerping aen deszelfs goeden en wyzen wil; en de heuchelykste verwachting op ene zalige ontbinding, die hem, (dat zyne laetste verstaenbare woorden
waren,) ruim twaelf uuren voor zyn overlyden, zo wel getroost deed zeggen; ‘Heden avond, zal God, myn Heiland, toetreeden, en my mynen kamp helpen eindigen.’ - Met regt mogt de Vertaler van dit bericht, des, in zyne Voorreden, zich daeromtrent aldus uitdrukken.
‘Kom, snoode Lasteraar eener edele ziel, die thans in eene beter Waereld een zalig lot geniet - lees en word schaamrood! - Kom, Vriend der Waarheid! die den grooten Man naar waarde schattede, en geniet de vreugde, dat gij u niet bedroogen hebt; - gij vindt hem zichzelven gelijk, - in den dood zo wel als in het leven, - zo als gij hem wenschte te vinden. - Kom gij, die het Christendom boven alles waardeert, die alleen door het zelve uwe gelukzaligheid zoekt! - Gij die huivert bij het denkbeeld van Deïst, Naturalist, enz., als of de naam u reeds kon besmetten, - kom en lees - lees onpartijdig - zie in jerusalem den waaren, den sterkgeloovenden, Christen op zijn Sterfbed - leer van hem als Christen sterven!’