zal niemand vreemd voorkomen; en 't is ter dier oorzake ook niet oneigen, dat hy, in zynen yver voor zyne denkwyze, enige aenmerkingen op dat Resultaat voordrage. Zulks staet hem zeker even vry, als het anderen vry stond, om het Resultaat ook in onze tale het licht te doen zien. De onderzoekende Lezer mag het ene en andere onbevooroordeeld nagaen! Intusschen mag de Eerwaerde Pantekoek zynen aenhang, als helden, oproepen tot den stryd; en met opzicht tot zich zelven betuigen: ‘Heb ik, de geringste myner broederen, my aangegord ten stryde, het was in den naam des Heeren. Hy zelf ruste my, meer en meer, toe, om zyne oorlogen te voeren! Hy leere my de handelingen van het zwaerd des Geestes, om treffende slagen toe te brengen aan de Philistynen, die de slagordenen van mynen Godt, onbeschaamd, durven hoonen!’ - Zo spreekt hy, als een moedig en vertrouwend Held. Edoch! hoe zullen wy dit overeenbrengen, met zynen wensch ter bepaling van de vryheid der drukpers daeromtrent; met de betuiging van zynen Vriend, in den aenvang van dit Geschrift gemeld; ‘dat het noodzaaklyk zy, de onbepaalde vryheid der sweetende drukpers, door sterker arm, te kluisteren, en, door Hooger Macht, van Gods Heiligdom te weeren, al wie deszelfs gebindzels poogen los te maaken.’ Heeft dit toevlucht neemen tot den Vleeschlyken Arm niet het voorkomen van een wantrouwen op de Geestlyke Wapenrusting?