Verhaal van de Muitery aan boord van het Engelsch Konings schip de bounty, en de daar op gevolgde rampspoedige reis van een gedeelte van het Scheepsvolk, het welk genoodzaakt is geweest één en veertig dagen, in de Scheepsboot, op zee door te brengen, en, na met dezelve van Tofoa,een der vriendlyke eilanden, tot timor, eene Hollandsche Bezitting in oostindien zynde, een afstand van meer dan twaalf honderd uren, gevaren te hebben, aldaar behouden is aangeland. Beschreven door den Luitenant w. bligh, Bevelhebber op het gemelde Schip. Uit het Engelsch vertaald door R. Arrenberg.Te Rotterdam by G.A. Arrenberg, 1790. Behalven de Voorreden, 120 bladz.
Uit den breedvoerigen Tytel aan 't hoofd van dit Verhaal geplaatst, kan men genoegzaam opmaaken, dat deeze Scheeplingen aan veele wederwaardigheden bloot gesteld zyn geweest; en de beschryving zelve doet den Leezer menigwerf verwonderd staan, over de mogelykheid van wederstand te kunnen bieden aan zulke afmattende worstelingen met Wind en Weer, in dikwils hooggaande Zeeën. Het Verhaal intusschen draagt alle innerlyke blyken van oprechtheid; en kan, terwyl het den smaak van den nieuwsgierigen Leezer in 't algemeen voldoet, van een byzonder nut zyn, voor Zeevaarenden; nadien de ontmoetingen en het daarin gehouden gedrag, zo van den Bevelhebber als van 't Scheepsvolk, verscheiden onderrigtingen aan de hand geeft, waarvan een Zeeman zich, in min of meer soortgelyke omstandigheden, met vrugt zou kunnen bedionen.