Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan myne jonge Vriendin; of Zedelyke Brieven, ter verbeteringe van het Hart. Derde Stuk. Te Middelburg by P. Gillissen en Zoon, 1790. In gr. octavo, 239 bludz.Het geen wy al vroeger, wegens het leerzaame nut deezer Brieven gezegd hebbenGa naar voetnoot(*), wordt door den inhoud van dit derde Stuk alleszins bevestigd. De Briefschryver had in 't voorgaande, na zyne ontvouwing der pligten, die tot het lichaam betrekking hebben, ook aanvanglyk gehandeld over die, welken ter aankweekinge en volmaakinge der verstandlyke vermogens gevorderd worden, en dit derde Stuk is geschikt, om zyne onderwyzing desaangaande verder voort te zetten en te voltrekken. Zich voorstellende de werkingen van het verstand na te gaan, had hy zyne Vriendin onderrigt, dat ze allen te brengen zyn tot het denkvermogen; doch dat wy, daar we op onderscheidene wyze denken, dezelven ook hebben te beschouwen onder verschillende benaamingen; te weeten die van gewaarwording of bevatting, van overdenking of reflexie, van oordeel, van redeneering, van verbeelding en van geheugen. - De laatste werking, die van 't geheugen, in 't voorige nog niet overwoogen zynde, is dus het hoofdonderwerp, waarover de Autheur in deezen eerst handelt; wel byzonder met oogmerk om te toonen, van hoe grooten belang het geheugen zy; en wat 'er vereischt worde, om het zelve aan te kweeken, te versterken en te volmaaken; alsmede, om het op eene dankbaare, goede en pligtmaatige, wyze te gebruiken Hiermede verknogt hy verder eene voordragt en aanpryzing der regelen, die men in agt behoort te neemen, indien men van het verstand, in 't algemeen, het beste en nuttigste gebruik begeert te maaken: waarop hy het hoofdzaaklyke van 't voorgestelde, wegens de werkingen des verstands, beknoptlyk herhaalt. Ter sterker aanmoediginge van de betragting deezer | |
[pagina 408]
| |
pligten, doet hy wyders zyne Vriendin het oog vestigen op onze verheerlyking en volmaaking in het toekomend leeven; ten spoorflag, om, hier in den tyd, onze lichaamlyke en verstandlyke vermogens tot meerder volkomenheid te brengen, ten einde daardoor, hier namaals, voor des te grooter volmaaktheid vatbaar te worden. - Na het afhandelen deezer pligten, is zyn oogmerk, zig te verledigen tot een onderzoek van 't geen 'er vereischt wordt, om het verstand aan te kweeken, en de kennis te vermeerderen; met in agtneeming van de kundigheden, die een welopgevoegd Meisje voornaamlyk moet tragten te verkrygen. - Dan hieromtrent komen vooraf in overweeging eenige bedenkingen, welken tegen de beoefening des vrouwlyken verstands gemaakt worden: die onze Autheur ten bondigste wederlegt; en waardoor hy als opgeleid wordt, om aan de andere zyde te toonen, hoe zeer de Vrouwen hiertoe verpligt zyn, met aanwyzing van de groote nadeelen, die uit het verzuim, en van de voordeelen, die uit het in agtneemen, deezer verpligtinge voortvloeien: het welk hem vervolgens ook stil doet staan, op de nog maar al te veel in zwang zynde heerschende gebreken der opvoeding van zogenaamde fatzoenlyke jonge Meisjes; welken hy zeer eigenaartig afschetst. - En hierop keert hy, na deeze soort van uitstap, weder tot zyne hoofdzaak, ter overweeginge van de geschikte middelen, waardoor wy onze kennis kunnen vermeerderen. - In de ontvouwing hiervan bedient hy zich van de merkwaardige lessen van den doorkundigen Isaac Watts, in zyne Verhandeling over de oeffening en beschaaving van 't VerstandGa naar voetnoot(*), welke Verhandeling hy ter gezetter leezinge op 't ernftigste aanbeveelt. En te gelyk geeft hy, als eene geschikte handleiding, eene beknopte opgave van den hoofdzaaklyken inhoud van dat Geschrift, zo met opzigt tot de middelen zelven, als de daaraan verknogte voordeelen, en de best mooglyke wyze, om dezelven ten nuttigste te gebruiken: waaraan hy ten laatste hegt, eene korte aanwyzing van de noodzaaklyke kundigheden, op welker verkryging zich een jong Meisje voornaamlyk behoort toe te leggen. - Zie hier, uit eene menigte van leerzaame onderrigtingen, welken dit Geschrift behelst, (en die, hoewel in de eerste plaats voor een Meisje geschikt, egter ook, in de meeste gevallen, van een algemeenen dienst kunnen zyn,) des Autheurs opgave van, en korte aanmerkingen over, de bovenaangeduide middelen, welken de Heer Watts, als inzonderheid dienstig, opgegeeven, en, met melding van derzelver voordeeligst gebruik, in 't breede ontvouwd heeft. - Hiertoe zyn by uitstek dienstig vyf middelen: (1.) onze eigene waarneemingen en opmerkingen; (2.) het leezen van goede boeken; (3.) het | |
[pagina 409]
| |
onderwys van kundige Meesters; (4.) leerzaame gesprekken, en (5.) studie of overdenking. En nopens deeze vyf middelen wordt ous hier het volgende onder het oog gebragt. ‘1. Door onze eigene waarneemingen en opmerkingen koomen wij tot de kennis van al het geen 'er omgaat in het leeven van zinnelijke, zoo wel als van verstandiglijke dingen, van persoonen zoo wel als van zaaken, van ons zelve en het geen in ons omgaat, zoo wel als van anderen, en het geen hun raakt en tot hun betrekking heeft. - Al het geen wij dierhalven door gewaarwording (dat is door onze uiterlijke zinnen) en door overdenking of reflexie ontdekken, behoort tot onze waarneemingen. 2. Door het leezen koomen wij tot de kennis van het geen andere menschen gedacht, geschreven, en, door hunne werken, waereldkundig gemaakt hebben. 3. Door het onderwijs van Meesters leeren wij de beginselen van Kunsten en Weetenschappen. Zij deelen ons een gedeelte van hunne kundigheden in dezelve mede. 4. Door het gesprek leeren wij de gevoelens van anderen, en deelen hun de onze mede. Door het leezen, door het onderwijs en door de gesprekken, krijgen wij daar te boven kennis van het geen 'er dagelijks in de waereld voorvalt, en voor veele jaaren en eeuwen is voorgevallen. 5. Eindelijk, door studie of overdenking stellen wij ons in staat, tot het maaken van nuttige voorderingen in waare wijsheid en kennisse. - De studie sluit alle de werkingen des verstands in zich. - Door studie vestigen wij onze aandacht, en leeren wij op eene juiste wijze, het geen buiten en in ons omgaat, opmerken, gewaar worden en waarneemen. - Door studie en ingespannenheid leeren wij op eene juiste wijze oordeelen en redeneeren. - Door studie vormen wij, door ontbinding of samenvoeging, ideaalen in onze verbeelding. - Door studie en langduurige overdenking prenten wij, al het geen wij gehoord, geleezen, opgemerkt en waargenomen hebben, in ons geheugen, en herinneren wij ons het voorleedene. - Door studie en geduurige oeffening krijgen wij daar te boven de hebbelijkheid van al het geen wij willen aanleeren. - Door studie en redeneering zuiveren wij al het geen wij opgemerkt, waargenomen, gehoord, geleerd en geleezen hebben van dwaalingen, en maaken het zelve (voor zoo veel het noodig is) toepasselijk op onze omstandigheden. In een woord, de studie, die eigentlijk bestaat in eene aandachtige overweeging en opmerkzaamheid, en in eene geduurige oefening op zulk eene opmerking en overweeging gegrondvestGa naar voetnoot(*), belooft ons alle die voordeelen, welke | |
[pagina 410]
| |
wij van het gezond gebruik van ons Verstand en Reden verwachten moogen. Uit het gezegde blijkt, dat de bovengenoemde middelen, ter vermeerdering onzer kennis, zeer naauw aan een verbonden zijn, en dat het in het bijzonder onmoogelijk is, zonder het gebruik van het laatste, eenig nut van de overigen te trekken, of, waarin het ook weezen mooge, eenige voorderingen van belang te maaken.’ |
|