| |
Verhandelingen van het Genootschap tot verdediging van den Christelyken Godsdienst, opgericht in 's Haege, voor het jaer 1789. Tweede Stuk. Te Amsterdam, Haerlem en in 's Haege by J. Allart, C. van der Aa, Wed. J. du Mee en Junior, 1791. In gr. octavo, 326 bladz.
Het voorstel van 't Genootschap, hier in twee Verhandelingen overwoogen, vordert, het onderzoek der Heilige Schrift, den Christenen, zoo voor zigzelven, als met hunne Huisgenooten, aan te prijzen, en tevens te toonen,
| |
| |
hoe het zelve, op de meest gevoeglijke wijze, tot regt verstand en troostvolle bevestiging der waarheid in 't werk gesteld kan worden. Naer den aert van 't voorstel, zyn berde de Verhandelingen hoofdzaeklyk tweeledig; ze behelzen een ernstigen aendrang van de onvermydlyke verplichting der Christenen, tot het beoefenen der Heilige Schriften, en verlenen ene verscheidenheid van leerzame aenmerkingen, over de beste wyze, om daerin wel te slagen. - De Eerwaerde J. van Heusden, Predikant te St. Oeden Rode in de Meiery van 's Bosch, aen wien men de tweede Verhandeling verschuldigd is, heeft dit onderwerp met een welwikkend oordeel beknoptlyk uitgevoerd; zo dat dit Stuk wel aengemerkt moge worden, als voldoende in zyne soort voor de meesten, voor welken het byzonder moet dienen, als ene handleiding, om hen op den rechten weg te brengen, en in den verderen voortgang behulpzaam te zyn. - Maer de eerste Verhandeling, opgesteld door den Eerwaerden J.E. Mebius, Predikant te Ryperkerk en Hardegaryp, en den Eerwaerden W.B. Jelgersma, A.L.M.Ph. Dr. Predikant te Weidum, ontvouwt dit voorstel uitvoeriger, en enigzins meer geschikt voor lieden van uitgebreider kundigheden, met beantwoording der tegenbedenkingen, die men van de zodanigen te wachten heeft, en een aendrang van voorstellingen, die omtrent dezulken te stade komen: waerdoor deze, schoon de bovengenoemde wezenlyk pryswaerdig zy, een zekeren voorrang heeft. Hunne Eerwaerdens hebben by de Verhandeling, welke de twee opgemelde hoofdzaken met nadruk inboezemt en oordeelkundig ontvouwt, een Aanhangzel gevoegd, strekkende, om nog wat nader te toonen, hoe de Christen tot regt verstand en eene troostvolle bevestiging der waarheid, door middel van het onderzoek der Heilige Schrift, op de meest gevoeglijke wijze, geraken kan;
in welk Aenhangzel het bygebragte in zommige opzigten verder opgehelderd, en door hykomende bedenkingen meer versterkt word. - Tot een voorbeeld, uit de groote verscheidenheid der leerryke voorstellingen, in deze Verhandelingen medegedeeld, dienen de volgende, wegens het Vooroordeel en de Partyzugt, uit de eerste Verhandeling overgenomen. - - By de overweging van het noodzaeklyke vereischte, ene zuivere liefde tot de waerheid, in 't onderzoeken der H. Schrift, komt, naest de waenwysheid, als ene belemmerende zielsgesteldheid, bovenal in opmerking de schadelyke invloed van het Vooroordeel en de
| |
| |
Partyzugt; waeromtrent de Schryvers zich inde ervoege uitlaten.
‘Bekend is het, hoe veel de kragt van vooroordeelen op onzen geest vermoge, om daarin alle liefde der waarheid te verdooven, om ons ter zijde af te trekken, en te wege te brengen, dat wij hoorende hooren en niet verstaan, ziende zien en niet opmerken. Wij willen hier mede gansch niet beweeren, dat alle vooroordeelen (dat is alle toestemming, welke wij geven aan stellingen, welke wij enkel op het gezag van anderen aanneemen, zonder omtrent derzelver zekerheid zelve enig onderzoek gedaan te hebben) schadelijk zoude zijn. Geenzins: wij hebben over 't algemeen alle redenen, om te beweeren, dat, zoo 'er eenige waarheid in de wereld is, dat geen, waaromtrent de menschen in 't algemeen overeenstemmen, veelal waarachtig is; en daarom, zo lange wij zelve de zaake niet behoorlijk onderzogt hebben, als hoogstwaarschijnelijk moet aangenomen worden. Hieruit trekken wij een menigvuldig nut, jaa, zonder zulk een ingewikkeld gelove, zouden wij in duizend gevallen, vooral in onze eerste jeugd, zeer ongelukkig zijn, en voor veele gevaaren en jammeren bloot staan, waarvoor wij nu door deeze vooroordeelen in tijds beveiligd worden. Of zoude 'er enige schade voor ons in liggen opgesloten, dat wij, vernemende dat de menschen in het algemeen het rottekruid voor vergiftig houden, hier aan op deezen grond alleen gelove geven? Zouden wij verstandiger te werk gaan, en ons eigenbelang beter behartigen, wanneer wij dit algemeen gevoelen ter zijde stelden, tot dat wij zelve de proeve op ons eigen lichaam genomen, en berstende het doodelijk vermogen van dit vergif bij eigen ondervinding geleerd hadden? Dog hierin ligt een der voornaamste nadeelen des vooroordeels, dat, terwijl wij, door toedoen van onze ouderen, meesteren, en anderen, die ons omringen, en van wier kundigheid wij een goed gevoelen hebben, tot kennis komen van veele onder de menschen aangenomene allergewigtigste grondstellingen, wij ook, wanneer wij
ons daarbij wel bevinden, te dikwerv gereed zijn, om ook andere stellingen, die van deeze bij ons vertrouwde persoonen als waarheid erkend zijn, of schoon maar een klein deel der stervelingen met hun instemt, uit achting voor deeze menschen opgevat, mede aan te neemen, ja zelvs als even onwrikbaar aan te merken, als zulke, die volstrekt zeker, en uit hoofde van haare klaarheid algemeen erkend zijn. - En wat won- | |
| |
der! want wij komen tot beider kennis, langs denzelfden weg, en kunnen in onze jeugd niet aanstonds ontdekken, wat van alle zulke stellingen, bij allen in 't gemeen, zij aangenomen, of wat wij inzonderheid als stellingen van onze leermeesteren moeten opvatten. En wanneer wij zoo verre komen, dat wij dit beginnen te onderscheiden, hebben deeze vooroordeelen veeltijds reeds zoo veel velds gewonnen in onzen geest, dat wij dezelve niet ligt in twijfel trekken, maar alles, wat daarmede strijdt, integendeel gaarne verwerpen. Van daar is 't, dat doorgaands een Turk Turksch, een Jood Joodsch, een Roomsgezinde Roomsgezind, een Kalviniaan Kalvinistisch, een Lutheraan Luthersch, een Arminiaan Remonstrantsch, en een ieder van zijne jeugd tot aan het graf zoo blijve denken, als hem van zijne ouderen en vertrouwde leermeesteren is ingescherpt. Dog daar bijzondere begrippen van eenige weinigen op deeze wijze allengs een algemeener gezag verkrijgen, bezeft men ligt, dat ook de algemeene Volksvooroordeelen ons dikwerv aan 't zelfde gevaar bloot stellen. Een regt gesteld gemoed zal daarom niet aanstonds alles verwerpen, wat het in de jeugd langs den weg van gezag geleerd en aangenoomen heeft, maar, bij het verder ontluiken van zijne vermogens, als hij tot een juist oordeel beter in staat is, niet weigeren al het aangenomene, vooral wanneer hij bemerkt, dat het slegts eene bijzondere stelling van zijne ouderen of meesteren is, en van duizenden anderen als valsch en ongerijmd verworpen wordt, edelmoedig ter toetze te brengen, en vooral met de uitspraaken der Heilige
Schrift, zoo ras hij van derzelver Godlijke herkomst behoorlijk onderrigt is, te vergelijken.
Met de kragt der vooroordeelen gaat hand aan hand eene ijdele zugt, om alles, wat geleerde voorstanders van zeker gevoelen, 't welk men waarheid bevonden heeft te zijn, hebben voorgestaan, mede te omhelzen en volstandig te verdeedigen. Deeze doet ons veele zaaken zeer partijdig oordeelen; zij doet ons veele dingen aannemen of verwerpen, zonder eenige andere rede dan deeze; om dat beroemde voorstanders van die partij of secte, welke wij om zekere redenen toegedaan zijn, dezelve mede beweerd hebben. Paulus, bij voorb, had de leere der Phariseën omhelsd; hij was onderrigt, en zag misschien ook zelve door, hoe de gevoelens van deezen omtrend de opstanding der dooden en meer andere onderwerpen, welken tusschen hen en de Sadduceën betwist wierden, in de waarheid volkomen ge- | |
| |
grond waren. Dan even dit deed hem ook zodanig voor alle stellingen der Phariseën ijveren, dat hij niets daar mede strijdigs kon verdraagen, maar alles van dien aart zonder eenig onderzoek verwierp, 't welk in hem de droevige oorzaak wierd van zijn onbezonne en godlooze ondernemingen tegen het Christendom, en hem buiten staat stelde, om, zonder tusschenkomst van een Godlijk genadewonder, van zijne vooroordeelen tegen jesus, zijne Leere en aanklevers, geneezen te worden: terwijl zijne partijdigheid zijn vlug verstand en doordringend oordeel zoodanig benevelde, dat alles wat hem, in den gewoonen weg der Voorzienigheid, tot overtuiging van zijne dwaaling in deezen moest brengen, zelfs het leezen van moses en de Profeten, niets vermogt, om hem van het valsche en ongerijmde zijner denkbeelden te overreeden. Waarom ons gemoed, als het zelve tot het leezen der Heilige Schrift regt gesteld zal zijn, ook van deeze partijzugt dient ontheven te wezen.’ |
|