schuldigde hoogachting gedacht word. Dit leid den Autheur tot de oprichting der Genootschappen en Maatschappyen, - tot de oprichting van het Oeffenschool der Tekenkunst in deeze Stad, welke thans in eene Academie hervormd is. Waar by, ten besluite der Redenvoering, alle de groote voordeelen door den Autheur opgeteld worden, welke de Tekenkunde, uit den arbeid der overige Departementen, die met haar de Maatschappy, onder den naam van Felix Meritis (Gelukkig door Verdiensten) uitmaakt, trekken kan, met deezen daarby gevoegden wensch, dat de Schilder- en Beelhouwkunst de Tekenkunst, in haar Oeffenschool, vergezellen of eerlang volgen mogen, - dat de daar aan grenzende Kunstzaal tot een bewaarplaats der Werkstukken van groote Mannen aangelegd worde, door welker jaarlyksche ten toonstelling niet alleen Vreemden herwaarts
gelokt; maar inzonderheid onze eige Landgenooten aangespoord worden, om zich aan zulke voorbeelden te spiegelen, en dus door de loffelyke poogingen deezer Maatschappy, vereenigd met die der aanzienelyke Teken-Academie deezer Stad, de oude roem der Amsterdamsche Teken- en Schilderkunst weder herleeven moge. -
Iets tot meerdere aanpryzing deezer Redevoering te willen zeggen, zoude overbodig zyn; eene aanmerking welke de Recensent, onder het doorleezen daarvan in gedagten schoot, kunnen wy niet weêrhouden te melden; zy is deeze: dat de Autheur, by het Geschiedkundig Verhaal, van den tyd der uitvinding en beoeffening der Tekenkunst op pag. 19, ten opzigte der Israëliten, zich alleen bepaalt by het vermoeden van den beroemden winkelman, die, uit het vervoeren van een groot getal werklieden van Jerusalem in de Babylonische gevangenis, daaruit besluit, ‘dat, ter dier tyd, de tekenende kunsten ook aldaar niet onbekend noch buiten oefening geweest zijn:’ daar het echter uit het II. Boek van Mozes Cap. XXXVI, en volg. onbetwistbaar blykt, dat dezelve den Israeliten reeds eeuwen te vooren bekend geweest moeten zyn, en zy dezelve ongetwyffeld uit Egypten medegebragt hebben; want om hier een Wonderwerk te vermoeden, zal wel niemand invallen, en, zonder eene behoorlyke kennis der Tekenende Kunsten, waren zy onmogelyk in staat geweest, de gereedschappen, de Cherubims, &c. voor den Tabernakel bestemd, te kunnen vervaardigen.
De tweede Redevoering heeft ten onderwerp, het voortreffelyk nut eener beoeffening der Proefendervindelyke Na-