of bijwijven over tot het Christendom. De Christenen konden bij hen niet aanhouden, om dezelve weg te zenden; nadien de vrouwen zich dan tot de Overheid zouden vervoegd, en de Christenen als verstoorders der menschlijke maatschappij aangeklaagd hebben. En hoe slegt zoude 'er dan de zaak der Christenen bij gestaan hebben? hoe velen zouden afgeschrikt zijn, om Christenen te worden? Zij moesten derhalven, bij de opkomst van het Christendom, aan hen de veelwijverij toestaan, en durfden de vrouwen niet van haare mannen scheiden. Zij verhinderden derhalven alleen, dat de nieuwbekeerden geene meer vrouwen namen, en dat, wanneer de vrouwen van eenen man stierven, hij 'er, behalven ééne, geen meer neemen durfde. Doch dat moet men op geenerleije wijze dus verstaan, dat zodanig een man, die meer als ééne vrouw hadt, tot Bisschop of Leeraar der Kerke zoude verkozen worden. Paulus zegt daarom, dat Titus toezien moest, dat niemand Bisschop wierdt, als die geen, die, bij andere noodzaaklijke eigenschappen, maar ééne vrouw hadt. De beminnaars en verdedigers der veelwijverij vinden hier derhalven niets, het welk hunne mening begunstigen, veel minder bewijzen, kan.’
Ene soortgelyke bedenking heeft 'er, volgens den Hoogleeraer, plaets, omtrent den eisch van geloovige kinderen te hebben. Het kon toen ligtlyk gebeuren, dat de Vader een Christen werd, en de kinders daerentegen Jooden of Heidens bleven. Zulk een kon een waerdig Lid der Kerke zyn, maer hy moest tot geen Opziender der Kerke ver koozen worden. Een Opziender moest geloovige kinderen hebben, zulken, die den Christelyken Godsdienst hadden aengenomen, en, overeenkomstig daer mede, gelyk de Apostel voorts aenduid, een geregeld leven leidden; om dus alle ergernis van dien kant te vermyden. Een Opziender, schreef daerom ook de Apostel, 1 Tim. III 4, 5., moet iemand zyn, die zyn eigen huis wel regeert, zyne kinders in onderdanigheid houdende, met alle stemmigheid: want zo iemand zyn eigen huis niet weet te regeeren, hoe zal hy voor de Gemeente Gods zorg dragen?
Overeenkomstig met deze verklaring luid ook de omschryving, welke de Eerwaerde van Einem van dit Apostolische voorstel geeft, aldus. ‘Zulk een Oudste of Leeraar moest geene in de oogen vallende gebreken aan zich hebben, en alleen ééne eenige vrouw ten huwlijk, en zulke kinders hebben, die den Christelijken Godsdienst hadden