Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1791
(1791)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.De Bybel vertaald, omschreven en door Aanmerkingen opgehelderd. Vierde Deel. Te Utrecht en Amsterdam by G.T. van Paddenburg en Zoon en J. Allart, 1790. In gr. octavo, 619 bladz.Met dit vierde Deel vervolgt de Eerwaerde van Vloten zynen leerzamen Bybelarbeid, en levert ons zyne uitgave van de Boeken der Richteren, Ruth en Samuël, of, Semuël, gelyk hy hem naer de Hebreeuwsche klankstippen noemt; gevende wyders aen die twee Boeken, welken by ons gewoonlyk naer Semuël geheten worden, volgens het oud gebruik, den naem van het eerste en tweede Boek der Koningen, als één lichaem uitmakende met de twee volgende, die van oudsher gezamenlyk den tytel van de vier Boeken der Koningen gedragen hebben. Tot een nieuw stael der vertolkinge, diene de volgende treffende overzetting van het zegenpralend Lied van Debora, 't welk zyn Eerwaerde aldus voorsteltGa naar voetnoot(*). ‘1ste Zang. 1ste Reie.
Algemeen, met Stem en Muziek. vs. 2.[regelnummer]
Looft Jehovah1 de hoon van israel sterk wrekende,
Toen dat volk zich gewillig ten strijde aanbood.
vs. 3.[regelnummer]
Hoort Koningen,
Luistert Vorsten:
Van Jehovah zal ik zingen
Jehovah israels Elohim, zal ik het statigste gezang wijen.
| |
[pagina 98]
| |
Inleidend gezang met stem.
vs. 4.[regelnummer]
Jehovah, toen gij van Seir ten voorschijn trad,
Toen gij zo statig de Edomitische velden doorwandelet,
Beefde de aarde; leekten de hemelen
De leekende wolken gaven waterstroomen.
vs. 5.[regelnummer]
De Bergen smolten voor de tegenwoordigheid van Jehova,
Dit Seïr voor de tegenwoordigheid van Jehovah israels Elohim.
Gezang zelve.
debóra met der vrouwen reie. vs. 6.[regelnummer]
In de dagen van Schamgar anaths Zoon,
In de dagen van jael rusteden de wegen;
De reiziger zocht kromme wegen.
vs. 7.[regelnummer]
In israel zag men nu geen Staatsbestierders zelfs meer
Tot dat ik debóra mij verklockte,
Mij verkloekte, een Moeder in israel te zijn.
vs. 8.[regelnummer]
Israel hadde nieuwe Elohim verkozen:
Daarom was de vijand in de poorten,
Schild en spies ter verdediging werd niet gezien
Zelfs niet onder de veertigduizend Israelitische (helden.)
2de Reie.
barak met Mansstemmen. vs. 9.[regelnummer]
Mijn hart hangd over de Legerhoofden van israel,
Over hen onder mijne Natie die zich vrijwillig aanboden:
Looft Jehovah.
vs. 10.[regelnummer]
Gij die op uwe witte ezelinnen rijdet
Gij die op uwe fraaie dekkleeden zit,
Gij die weder op den' vrijen weg wandelt;
Stemt hier mede in.
vs. 11.[regelnummer]
Een gejuich zelf onder de herderen
Aan de stille oorden waar zij water scheppen:
Dat men daar van de heldendaden van Jehovah spreeke;
Heldendaden onder de Bestierders van israel:
Toen Jehovah's Soldaten aftrokken naar de voorposten.
Algemene Reie van Muziek en Stem.
vs. 12.[regelnummer]
Lustig, lustig, debóra!
Lustig aan! lustig, nu een lied aangeheven;
Hef aan barak abinoams Zoon,
Met uwe gevangenen in ketenen.
vs. 13.[regelnummer]
Een klein overschot trok tegen de sterken op,
Het volk van Jehovah, met mij, trok tegen de helden op.
| |
[pagina 99]
| |
vs. 14.[regelnummer]
Ephraim was de eerste die afkwam van Amelek,
Toen benjamin met zijne wanschap,
Uit Machir kwamen de Legerhoofden afzakken,
Uit zebulon die der monstering staf droegen.
vs. 15.[regelnummer]
De Vorsten van issaschar hielden zich bij debóba,
Issaschars bende omringde barak,
En volgde hem agter hen in het dal.
Debóra met vrouwelijke reien.
vs. 16.[regelnummer]
Aan rubens beeken was bedenking,
Gij bleef zitten tusschen uwe veehorden,
Vermaakte u in het gebleet uwer kudde;
Ja aan rubens beeken was de grootste draling.
vs. 17.[regelnummer]
Gilead bleef aan gene zijde des Jordaans,
Dan hield zich met de scheepvaart op;
Aser zat aan de Zee-oever
In zijne bogtige oorden vertoefde hij.
Barak met de Mansstemmen.
vs. 18.[regelnummer]
Zebulon is zo kloek dat hij zijn leven waagd:
Ook naphtals zijn grazige hoogte verlatende.
De gansche menigte het krijgsgeschrei eenigzins nabootzende.
vs. 19.[regelnummer]
Toen rukten de Koningen aan ten strijde,
Kanaans Koningen leverden slag:
Te Thaanach aan Megiddo's oevers,
Zonder voordeel, geen stuk zilvers zelfs.
Debòra alleen.
vs. 20.[regelnummer]
Van den hemel streed men,
De Starren zelfs, met sisera, uit hare banen.
vs. 21.[regelnummer]
Kischons beek spoelde ze weg
Kischon in hare kronkelende vallen,
Mijn moed trad toen reeds over de helden.
vs. 22.[regelnummer]
Al ras werden de paerdshoeven onbruikbaar,
Door het rennen, het geweldig rennen der helden.
Barak.
vs. 23.[regelnummer]
Gevloekt zij Meros, gebied Jehovah's Engel,
Gevloekt hare burgers gestaag,
Zij kwam niet ter hulpe van Jehovah,
Ter hulpe van Jehovah met zijn heldenhei.
| |
[pagina 100]
| |
Debóra.
vs. 24.[regelnummer]
Gezegend boven andere vrouwen zij jael,
Des Keniten Chebers huisvrouw:
Gezegend boven alle tentbewoonsters.
Barak.
vs. 25.[regelnummer]
Water eischte hij,
Melk gaf zij,
In een prachtige schaal, botermelk.
vs. 26.[regelnummer]
Haar hand grijpt een nagel
Met hare rechterhand stiert zij den zwaren hamer.
Zij trof sisera, zij sloeg hem doodelijk,
Zij trof den slaap, en doorboorde hem door herhaalde slagen.
vs. 27.[regelnummer]
Daar lag hij tusschen hare voeten gekromd,
En verflaauwt; andermaal hervat zij zich, bij bezwijkt;
Nog eenmaal kronkelde hij zich, en blijft zielloos leggen.
Debóra.
vs. 28.[regelnummer]
Intusschen keek sisera's moeder door de vensteren,
Zij riep aan de bovenvensters staande:
Waarom verbeid zijn wagen te komen?
Waarom dralen de raderen van zijn gevolg?
vs. 29.[regelnummer]
De vernuftigste harer staatsvrouwen beandwoorden het;
Zij zelve loste de bedenkingen, dus op
vs. 30.[regelnummer]
Hoe, zouden zij dan geen buit te deelen hebben?
Voor elken soldaat één meisje, ja twee;
Voor sisera een buit van veele koleuren,
Veelverwig niet alleen, maar keurig geborduurd;
Bont, en geborduurd aan beide zijden zelfs,
Voor de halzen der lastdieren zelv.
Slotzang: Allen te gelijk met Stem en Muziek.
vs. 31.[regelnummer]
Zo moeten alle uwe vijanden sneuvelen Jehovah!
Die u beminnen moeten wezen als de Zon
Wen ze in alle hare luister 's Morgens opgaat.’
|
|