Proeve van Oordeelkunde, betrekkelyk de Poëzy. Te Utrecht, by de Wed. J. van Terveen en Zoon, 1790. In gr. 8vo. 24 bladz.
Meermaalen hebben wy den Heer bellamy als Dichter, en den Heer blair, als Oordeelkundigen, den vereischten lof gegeeven. In dit stukje heeft men eenige gezegden van den laatsten, als toetssteenen voor het Dichtstuk het Onweder, van den eersten aangevoerd; en uit dezelve bewezen, dat dit stukje van bellamy waarlyk schoon is. Deeze Proeve schynt van een' aankomeling; en, indien dit zo is, dan verdient dezelve wezenlyk aanmoediging. Intusschen gelooven wy, dat poot, die ook het Onweder bezongen heeft, niet wel met bellamy vergeleeken mag worden. Hunne geniën staan te ver van elkander, poot munt uit in zagte schilderingen; bellamy in grootsche en stoute beelden. En welk een tyd is 'er tusschen hun beiden!