| |
| |
| |
Aandoenlyke lotgevallen van mevrouw Carolina Montgomery.
(Uit het Engelsch.)
(Vervolg van bladz. 582.)
De nieuwe Lord pevensey, die ten oogmerk gehad hadt ten huize myner moeder te komen, eer zy kennis kon hebben van zyne reis, (en alleen hierin voorgekomen was door den yver van den Gouverneur myner Broederen,) verscheen op den derden dag, naa dat zy de tyding des doods van haaren beminden Lord op eene zo ontzettende wyze verstaan hadt. De Broeder diens Lords was een Heer van omtrent veertig jaaren, hard en barsch van uitzigt, zwaar en dik, staatig en koel in 't voorkomen. Hy bragt met zich een Engelsch Regtsgeleerden, en nam een Franschen aan om hem na het Huis myner Moeder te vergezellen; waar hy, met zeer weinig pligtpleegmgs haar alle de Juweelen en Goederen zyns overleeden Broeders vorderde. Al haar moed en kragten verzamelende, en ondersteund door den Heer montgomery, die haar nimmer verliet, onderging zy dit bezoek met zekere maate van standvastigheid. Zy levende hem, met een beevende hand, een Star en een Degen met brillianten over, en verscheide andere Familie-juweelen Zy opende toen een Koffertje, waarin haare eigene lagen. Lord pevensey wilde deeze ook naasten; doch montgomery tradt tusschen beiden, zeggende dat het de haare waren, en dat hy niet zou gedoogen dat zy 'er afstand van deedt.
't Zou verveelend wezen op te haalen, welke verdrietige tooneelen wy zagen tusschen Lord pevensey, diens Regtsgeleerden, en den Heer montgomery; die het noodig vondt ook Regtsgeleerden tot behandeling der zaaken zyner Moeder in te roepen. Men hadt een Uitersten Wil van den overleden Lord gevonden onder de Papieren, die zy in handen van montgomery gesteld hadt; volgens deezen moest myne Moeder een Jaargeld hebben van achthonderd Ponden; en bleeven zyne goederen bezwaard met de betaaling van tien duizend Ponden aan ieder myner Broederen, en twee duizend aan my. Deezen Uitersten Wil betwistte de Broeder; en de twistende partyen hadden voor, den weg van Regten in te slaan. De aart der zaake vorderde dat dit pleit zo wel in Engeland, als in Frankryk, moest worden aangevangen en voortgezet.
Allengskens namen de kragten en de gezondheid myner Moeder meer en meer af. De vriendschap en aanhoudende verpligtende behandeling van montgomery maakte alleen haar het leeven draagelyk; dan noch zyne bezorgdheid, noch de my- | |
| |
ne, kon haar hartzeer geneezen, of de wonden van een gebrooken hart heelen.
Ik zal u met ophouden met te vermelden de veelvuldige middelen ter minzaame afdoening, geduurende de eerste maand voorgesteld door Bloedverwanten, die wisten welk een teder hart de overledene Lord pevensey myne Moeder toegedraagen, en dat hy haar als zyne Huisvrouwe aangemeikt hadt; als mede hoe haar gedrag zo onopspraakelyk geweest was als het kon zyn. Het gedrag van Lord pevensey, die zich in Frankryk bleef ophouden, en geduurig bezoeken gaf, ten huize, waar zyne wreedheid groot jammer verwekt hadt, kwam veelen vreemd voor. Myne Moeder vondt zich thans meest aan haare kamer bepaald; en montgomery hieldt voor haar de ongerustheid, welke hem vervulde, wegens 't geen hy opmerkte, verborgen: tegen my sprak hy vryer uit, en betuigde verzekerd te weezen, dat zyne Lordschap andere oogmerken hadt dan hy onmiddelyk durfde doen blyken.
Binnen weinige dagen werd deeze gissing volkomen bewaarheid. Ik bevond my alleen in een klein kamertje aan 't einde van 't huis, waar myn Klavecimbaal stondt, die ik daar had laaten brengen zints de onpasselykheid myner Moeder. Zy sliep. Montgomery, op wien myne verbeelding, een geruimen tyd geleden, met onuitspreekelyk genoegen staarde, was twee dagen weggebleven; deeze dagen waren my vervaarlyk lang gevallen; zyne afweezigheid, de onaangenaamheid van onzen toestand, de ziekte myner Moeder, maakte my neerslagtig, en ik zogt eenige opbeuring in de Muzyk. Een klein treurig stukje, 't welk ik dikwyls voor montgomery gezongen had, lag voor my, het drukte de aandoeningen myns harten uit, en ik verlustigde my met het te zingen, wanneer de tuindeur openging, en Lord pevensey met zyne gewoone staatlykheid in dit kamertje binnen tradt.
Ik rees terstond op; doch hy nam myne hand, en verzogt my, met een air van gemeenzaamheid, weder te gaan zitten. Daar op een stoel neemende en by my zittende, zag hy my vlak in 't aangezigt; zeggende: ‘Lieve carolina! gy zult niet weigeren voor my te zingen! Gy haat my niet! Gy zuit misschien de schoone Middelaresse zyn tussenen my en uwe Moeder!’ - Ik heb geen vermogen om geschillen by te leggen, Myn Heer! antwoordde ik zeer ontsteld over zyn aankyken en houding. - ‘In de daad gy hebt wel, lief schepzel’ riep hy uit, en tragtte ruwlyk my een kus te geeven. ‘Indien gy alleen dezelfde vriendschap voor my wilt hebben als uwe Moeder myn Broeder toedroeg, zal alles, wat hy in haar bezit liet, het haare blyven. Ja, ik zal u meesties maaken van myne middelen, en zy zal met haaren geliefden montgomery voort kunnen leeven.’
't Is my onmogelyk te beschryven wat ik op dat oogenblik
| |
| |
gevoelde. Ik weet niet wat ik zeide, in de eerste vervoering van schrik en toorn. Ik liep na de deur; doch vond die vist. Ik poogde na den tuin te ontvlugten; maar hy vatte my in zyne armen. Ik schreeuwde, ik worstelde, en poogde my los te maaken, wanneer hy my toevoegde: ‘Welke airs geest zich de Dogter van Mevrouw douglas! Eene aartige gemaaktheid in een Meisje dat van hoerenloon is groot gemaakt!’ Ik hoorde dien onbeschoften hoon, doch, buiten staat om 'er op te antwoorden, kon ik niets doen dan myn schreenwen verdubbelen. Het gedrogt zogt met my te redentwisten; maar, onbekwaam om te luisteren, deed ik niets anders dan myn best om hem te ontkomen, op 't oogenblik dat de kamerdeur met groot geweld werd opengebrooken, en montgomery ter kamer intradt.
Zonder zich op te houden of na de oorzaak van myn schreeuwen te vraagen, vloog hy na Lord pevensey, die hy in een oogenblik tegen de wand duwde. Hier volgde een tooneel zo schriklyk, dat myn vermogen, om het ten vollen te beschryven, ontbreekt. Lord pevensey, wel verre van zyn gedrag te verschoonen, hadt de beestagtige stoutheid, om, ten aanhooren van montgomery, den uitgeslaagen hoon tegen myne Moeder te herhaalen, en hem toe te voegen dat hy de plaatsbekieeder was van den overleden Lord.
De doodsangst, waarin ik gevallen was door het geweid van montgomery's drift, was 't eenige 't geen dienen kon om dezelve te bedwingen. Ziende my op den grond bezwymd liggen, liet hy den Lord los om my op te regten, en weder by te brengen. Lord pevensey bediende zich van die gelegenheid om zich weg te maaken, nogthans dreigende in persoon wraak te zullen neemen op montgomery, en dat hy zyne poogingen zou verdubbelen om myne moeder te bederven, die hy wederom zodanig met smaadtaal overlaadde, dat montgomery zich bezwaarlyk kon wederhouden van hem te volgen, en onmiddelyk herstel van eer te eischen.
Hoe schrikbaarende dit tooneel geweest mogt zyn, 't werd gevolgd door een ander, 't welk my alle bitterheid van 't zelve zou hebben doen vergeeten, waren 'er geene andere uitwerkzels uit voortgesprooten. - Toen Lord pevensey was weggegaan, keerde montgomery zich weder mywaards, en terwyl is hem bedankte, zo goed ik konde, voor den bystand my beweezen, beleedt hy met eene ontroering, omtrent aan de myne gelyk, dat hy my, van 't eerste oogenblik af op 't welk hy my zag, bemind hadt; dat deeze steeds aangroeiende genegenheid hem zeer omzigtig gemaakt hadt omtrent alles wat my betrof; dat hy zich zints lang overtuigd hieldt wegens de oogmerken van Lord pevensey, en dat hy, om my magtig te word n, uitstel by uitstel zogt, ‘dan hoe slegt ik van hem dagt,’ voegde hy 'er nevens, ‘ik zou niet hebben kunnen
| |
| |
gelooven, dat zyne laage snoodheid zo verre zou gegaan, en zich zo onbedagtzaam verraaden hebben. Nu mogten wy alles wagten wat Geld en Rechtstreeken kunnen doen.’
Dit oogenblik was geen tyd van gemaaktheid of agterhoudenheid. Ik antwoordde, dat ik alleen vreesde voor de veiligheid van zyn Persoon, dat de bedreigingen van Lord pevensey, ten dien opzigte, my met schrik vervolden, en dat ik geen oogenblik rust zou hebben tot ik zyn leeven beveiligd zag, 't geen ik openhartig bekende, dat my oneindig dierbaarder was dan myn eigen.
't Zou voor u van weinig aanbelang weezen eene beschryving te hooren, van montgomery's verrukkingen op het ontdekken myner gevoelens. Een tooneel, te teder om vermeld te worden, volgde, en wy wierden, in de wederzydsche betuigingen van Liefde, gestoord door eene boodschap van myne Moeder, die wakker geworden was door het geraas beneden, en uit de dienstboden een onvoeglyk verhaal vernomen hadt van 't geen zy wegens de oorzaak wisten. Dewyl zy 'er zo veel van te weeten gekomen was, konden wy niets van het voorgevallene verbergen. Schoon montgomery, zo veel in hem was, de haar schandvlekkende taal van Lord pevensey verzagtte, trof zulks haar ten zeersten; hy zag hoe grootlyks zy aangedaan was, en maakte zo ras hy kon een einde aan het onderhoud.
Wanneer hy ons verlaaten hadt, verzogt myne Moeder dat ik by haar zou komen, en sprak my in deezervoege aan: ‘Carolina, ik wil niet langer poogen iets voor u te verbergen. Ik voel myn naderend sterf uur. Binnen weinige dagen, ben ik verzekerd, zal myn leven en myn lyden eindigen. Ik laat myne Zoonen, met eenige weinige Vrienden, over, om den Uitersten Wil van eenen Vader te betwisten, tegen al wat geld en aanzien vermag. En gy, ô Kind! die myne eerste liefde hebt, ik laat u met die noodlottige schoonheid, waar op myn dwaas hart zich zo dikwyls verhovaardigde, over, om niet alleen behoeften te ontmoeten, maar ook aan de snoodheid van eene waereld, waar het Character uwer Moeder, hoe zeer ik hoop en geloof dat het geregtvaardigd is in het oog des Hemels, u zal blootstellen aan de onbeschofte aanzoeken der snoodaarts: waar men u zal zeggen, dat, dewyl de Moeder het enge pad der regtheid is misgetreeden, de ogter dat spoor niet zal kunnen volgen Myne dwaaling zal men gebruiken om myne carolina in 't verderf te sleepen, en wanneer zy 't oog slaat op het voorbeeld haarer Moeder, zal zy misschien zig laaten overhaalen, om van haare lessen af te wyken.’
De smerte, die deeze harde aanmerkingen haar aandeeden, belette haar voort te vaaren. Ik was, om te spreeken, meer dood dan leevend; daar ik nogthans beevend hing over de sopha op welke zy lag, poogde ik iets te zeggen, 't geen
| |
| |
haar tot troost kon dienen; met moeite stamelde ik den naam van montgomery uit. - ‘Montgomery,’ riep myne Moeder, zo ras zy weder kon spreeken, ‘ach! hy is de waardigste en edelmoedigste van alle Menschen! aan hem heb ik, in een Uitersten Wil, die dit papier behelst, de zorge over myne twee Zoonen opgedraagen. Maar gy, ach carolina! is een Man van zyne Jaaren, een geschikt beschermer van eene jonge Juffrouw als gy? Ik heb, daarom, in een ander geschrift my vervoegd by de Familie van uwen Vader, en dezelve verzogt medelyden te hebben met myne carolina, en haar te beschermen. Het geschenk door u van mylord ontvangen op uwen laatsten Jaardag, zal ten minsten u beschutten voor de behoefte die ik eenmaal ondervond. Aan de Voorzienigheid, aan uwe eigene goede begmzelen, en kloek verstand, laat ik het voor 't overige aanbevolen.’
Ik had geen moeds genoeg, om te zeggen dat montgomery alleen wenschte om het hoogste regt te bekomen om myn Beschermer te worden, door myn hand ten Huwelyk te aanvaarden. Doch hem 's avonds ontmoetende, verhaalde ik hem het voorgevallene. Eene hoop, zo zamenstemmende met zyn vuurige drift, greetig aanvaardende, verzogt hy van my de vryheid om by myne Moeder te mogen gaan, en haar de onmiddelyke voltrekking van ons Huwelyk voor te stellen. Zy hoorde hem met dankbaarheid en genoegen, en schoon zy wist dat hy niets bezat dan zyn post in Franschen Dienst, en dat hy, Roomsch Catholyk zynde, nooit tot dien rang in Engeland zou kunnen opklimmen, welken hy anders, uit hoofde van zyne hooge Geboorte, zou mogen verwagten, twyfelde zy niet om haare toestemming te geeven. ‘Ja, myn Kind,’ sprak zy by het eindigen van dit aandoenlyk tooneel, ‘in zyne Deugden zult gy uw geluk vinden; in zyn eer en moed uwe bescherming. U onder het opzigt van zulk een Man laatende, sters ik gerust.’ - Zy werd van dag tot dag zwakker, en was onverduldig ons vóór haar dood getrouwd te zien. Montgomery bezorgde, om allen schroom en zwaarigheid weg te neemen, een Kerklyken van de Kerk van Engeland, die ons, in haare tegenwoordigheid verbondt, en, op myne begeerte, (daar ik wenschte aan montgomery te toonen hoe veel prys ik op zyne inschikkelykheid stelde,) herhaalde de Priester van zyn Regiment de trouwverbintenis.
Maar uitwendige plegtigheden konden niets toebrengen om onze harten nauwer aan elkanderen te verbinden; en het geluk van een Huwelyk, waarin de Liefde alleen heerschte, was misschien voor den Mensch te groot: want deeze heuchlyke dagen werden binnen kort verdonkerd door de toeneemende krankheid myner Moeder, die binnen veertien dagen zeer sterk afnam, en stierf in de armen van montgomery, met haar laatsten adem haare twee Zoonen zyner bescherminge aanbeveelende. Haar dood, tot lang verwagt en vooruitgezien, dompelde my in een
| |
| |
staat van peinzende droefgeestigheid, uit welken ik schielyk werd opgewekt, door te verneemen, dat Lord pevensey, die Frankryk, terstond naa het voorgemelde geval ten onzen huize, verlaaten hadt, wedergekeerd was, en, op het verstaan dat montgomery daadlyk myn Man was, beslooten hadt, met alles wat bittere haat hem kon ingeeven, het pleit voort te zetten, waardoor hy my en myne Broeders hoopte te ontzetten van de Ersmaaking. Dit was 't alles niet, de persoonlyke belediging, welke hy ontvangen hadt van montgomery, kon hy, hoe zeer hy ze ook verdiende, niet verdraagen, hy daagde hem uit, montgomery aanvaardde de uitdaaging terstond. Maar, om de striktheid der Wetten in Frankryk tegen het tweegevegt, in kragt, te ontwyken, bepaalden zy de plaats der zamenkomst op 't Pausselyk grondgebied, niet verre van Avignon.
Montgomery, alleen bezorgd om dit voor my te verheelen, bedagt een voorwendzel tot het doen dier Reize; en my zeggende, dat hy te Marseilles eenige zaaken, zyn Leger betreffende, hadt te verrigten, die hem eenige dagen zouden ophouden, vertrok hy; moedig bedekkende de smert welke hy gevoelde, by een scheiden, naa 't welk hy my misschien nooit weder zou aanschouwen.
De Voorzienigheid bewaarde hem egter voor my. Hy bragt zyn Party een gevaarlyke wonde toe, en keerde behouden weder. Hy vermeldde my toen de oorzaak van zyne afweezendheid; en het geluk, 't welk ik gevoelde over zyne behoudenis, werd vermeerderd, toen, eenige dagen laater, Lord pevensey, die, denkende dat hy aan de bekomene wonde zou sterven, door het geweeten vermaand, de regtmaatigheid erkende van de eischen myner Broederen en van my, zyn Zaakbezorger te Parys gelastte alle verdere regtsvervolgingen te staaken. Binnen weinige maanden herstelde Lord pevensey; wy werden in 't be it van het ons gemaakte gesteld, en myn geliefde montgomery, aan wien ik alles verschuldigd was, bevlytig de zich niet alleen om my gelukkig te maaken, maar zo naby mogelyk op die wyze te doen leeven als myne Moeder, was zy in leeven gebleeven, zou gedaan hebben.
Tusschen Frankryk en Engeland ontstondt een hestigen Oorlog, ik wilde de twee ons dierbaare jonge Heeren niet zenden na een Land waar het my bezwaarlyk zou gevallen zyn hun te gaan zien. Maar, dewyl ik wist dat het verlangen van myne Moeder en van mynen weldoender was, dat zy opgevoed zouden worden in den Protestantschen Godsdienst, zond ik hun met hun Gouverneur na Geneve.
Naauwlyks was ik bekomen van de droefenis, welke my dit scheiden veroorzaakte, of een dieper smerte trof my. Het Regiment, waar in montgomery eene Compagnie hadt, kreeg bevel om na Duitschland te trekken. De omstandigheid waarin ik my bevond scheen het dwaasheid te wezen, het in de gedagten te neemen van hem te volgen; doch ik hield my ver- | |
| |
zekerd zyn vertrek niet te zullen kunnen overleeven. Hy was voor my Vader, Broeder, Minnaar en Egtgenoot! Ik had geen ander aardsch geluk, en zonder hem was 't Heelal voor my niets. In 't eerst deed de zorg voor myne veiligheid hem al myn aanhouden afslaan; doch in 't einde moest hy toestemmen, en ik volgde hem waar hy legerde; en hoe schriklyk de 100-neelen waren, van welke ik dus ooggetuigen werd, vreesde ik voor niets dan voor zyn leeven; die schroomlyke bevatting alleen vermeesterde alles, en deedt my, om hem niet te missen, alle gemakken, waaraan ik gewoon geweest was, derven, en, onbeschroomd, duizend gevaaren, aan welke ik alle uuren was blootgesteld, onder de oogen treeden.
In een klein Dorpje aan de oevers van de Wezer, digt by de Legerplaats des Marschalks de contades, werd myn lieve carel gebooren, omtrent het begin van den Veldtocht des Jaars MDCCLIX. Dan hy hadt niet boven de zes weeken myn oog, en dat zyns Vaders, verlustigd, of die dierbaare Vader trok uit na het slagveld van Minden. Ik kan niet beschryven wat ik, geduurende den slag, gevoelde. Myne vermogens stonden stil door de schriklykste bevattingen die het menschlyk hart kunnen teisteren: die schroomlyke bedwelming eindigde alleen, door de zekerheid van alles wat ik vreesde. De Engelschen waren Overwinnaars, en de knegt, die montgomery lang gediend hadt, vondt alleen tyd om my te vermelden dat hy gesneuveld was aan 't hoofd van zyne Compagnie; een senot hadt zyn arm gebrooken, en voorts was zyn borst met een bajonet doorstooken. De Man voegde 'er tevens by, dat hy met eenige soldaaten, die hun Capitein aanbaden, gepoogd hadt, zyn Heer uit het Slagveld te brengen; maar dat zy afgesneeden wierden door een troep Hessische Ruiters, die, alles wat hun voorkwam wegdryvende, hun genoodzaakt hadden dit bestaan te laaten vaaren. - Ik geloof dat myne aandoeningen my voor een tyd geheel begaven, geduurende de akeligheden van een nagt, te schriklyk om te vermelden.
De Engelschen namen bezit van het Dorp, waar ik my bevondt; doch, gelukkig voor my, dat een jong Engelsch Officier, de eerste, die, de baldaadigheden der troepen zoekende te beletten, in het huis tradt, daar ik met myn Kind op myne armen zat. - Door vrees voor myn Kind opgewekt, scheen ik terstond moed te grypen. Ik verzogt de bescherming van den jongen Officier, die, met de edelmoedige drift van een waarlyk dapperen, my dezelve onmiddelyk beloofde. Genoodzaakt my te verlaaten, gaf hy my een Corporaals wagt, my hun aanbeveelende als eene Engelsche Vrouw; dus voor myne veiligheid gezorgd hebbende, beloofde hy te zullen wederkeeren, zo ras de eerste verwarring wat bedaard was. De bewelming myner droefenisse dus voor een oogenblik geweeken zynde, bedagt ik, hoe ik, my aan boezemleed ten prooi geevende,
| |
| |
myn Kind, van het noodig voedzel verstooken, elendig zou omkomen. Ik nam derhalven het voedzel my voorgezet, maar sprak niet, noch stortte eenige traan: ik bekommerde my over niets wat men my zeide; by my zelven overwoog ik het plan 't geen ik vormde om my te bedienen van de edelmoedigheïd des Engelschen Officiers, en hem over te haalen om my hulp te bieden in het opzoeken van montgomery, 't zy leevend, 't zy dood. 't Was reeds laat eer hy wederkeerde: by zyne intrede, vroeg hy naauwkeurig na mynen welstand en veiligheid. Ik bedankte hem zo goed ik kon, voor de zorge omtrent my aangewend; doch voegde er by, dat hy, om 'er alle waarde aan by te zetten, my nog eene andere gunst moest betoonen, en my in staat stellen om het Lyk myns Mans, in den slag gesneuveld, te vinden.
Hy scheen verbaasd over mynen voorslag, en vertoonde my, dat, behalven de verschrikkende omstandigheden, zulk eene onderneeming vergezellende, zo onvoegelyk voor myne jaaren en Sexe, myne poogingen zeer waarschynlyk vrugtloos zouden weezen. ‘En behoeft gy,’ voegde hy er nevens, ‘Mevrouw, u zo niet te eenemaal aan hartverscheurende droefheid over te geeven, hy, wiens dood gy als zeker beschreit, is mogelyk een Krygsgevangen.’ - Deeze straal van mogelykheid zou, voor een oogenblik, den nagt myner wanhoope verlicht hebben, hadden de byzonderheden, my door montgomery's Knegt vermeld, my alle hoop niet benomen. Ik verhaalde deeze omstandigheden aan den Engelschen Officier, met die naare wanhoop, die het storten van traanen belet. Hy zag myne gemoedsgesteldheid, en besloot, edelmoedig, niet alleen myn verzoek te voldoen; maar my zelfs te beschermen met een gedeelte van zyn volk.
Met myn kleine Kind op myn arm, want ik weigerde even sterk 't zelve aan een ander over te geeven, als myn ontwerp te laaten vaaren, ging ik op deezen schriklyken tocht uit, en begaf my na een tooneel van dood en verwoesting, zo vreeslyk, dat ik u den aanstoot van de afschildering wil bespaaren. Bleeke lyken met gaapende wonden, waarvan een hoop slegten, die het leger volgen, en den oorlog nog verschriklyker doen worden, de bebloede kleederen aftrokken; hoopen menschen, geslacht door hunne medemenschen, verwekten in myne ziel zulk een afkeer, dat ik menigmaal op 't punt stondt van te zullen bezwyken. Maar montgomery onder hun! overgelaaten om wolven of honden ten voedzel te strekken - dat beminnelyk aangezigt, die gestalte, zo dierbaar in myne oogen, misvormd en geknaagd door 't roofgevegelte! Dit vervaarlyk denkbeeld vernieuwde, van tyd tot tyd, myne uitgeputte kragten, en het medelyden van mynen edelaartigen Geleider, meer en meer te myner gunstbetooning bewoogen, deedt hem niet moede worden in den droeven pligt om my by te staan.
| |
| |
Wy hadden, egter, vrugtloos zoo veel van het bloedig Slagveld afgeloopen, dat myn opzoeken eindelyk wanhoopig scheen; en myn Beschermer boodt my te overweegen, dat ik, door een langer aanhouden, myne eigene gezondheid waagde, en misschien myn Kind aan een doodlyk ongemak blootstelde, zonder de minste mogelykheid om eenigen dienst te doen aan het verlooren voorwerp myner genegenheid. 't Was middernagt; maar de maan scheen helder, en juist naa dat hy my toegestaan hadt nog tien minúuten te zoeken, onder voorwaarde, dat ik dan zou aflaaten, viel het maanlicht op iets wits, eenige voeten van my af, 't geen zeer blonk. Een aandrift, van welke ik nu geen reden kan geeven, deedt my dat schielyk opraapen. 't Was een gedeelte van een Overhembd, daaraan was een knoop met brillianten omzet, die eertyds behoord hadt aan Lord pevensey, en die, daar de diamanten een Naam, van haar hair gevlogten, uitmaakten, naa zyn Lordschaps dood, door myne Moeder aan montgomery vereerd was.
Dit welbekende gedagtenisteken verzekerde my van de droeve waarheid, dat montgomery zich onder de verslaagenen bevondt; doch het verleevendigde myne hoope om zyn lichaam te vinden, 't geen ik veronderstelde dat 'er niet verre af kon weezen. Myn Geleider stondt toe dat dit waarschynlyk was, en dat by het afscheuren der kleederen, in het twisten over den buit tusschen de plunderaaren der gesneuvelden, dit cieraad gevallen zou weezen. - Aangezet door deeze droeve zekerheid, bezag ik naauwkeurig elk misvormd aangezigt daar rondsomme, en eindelyk ontdekte ik, half bedekt door het bloed uit den arm geloopen, en die dwars over zyn aangezigt heen lag, de weezenstrekken zo dierbaar aan myn doorwonde hart.
Toen brak de weedom, tot hiertoe stil, en misschien opgeschort door de flauwe hoop dat hy gevangen zou weezen, in schreeuwen en klaagen uit. Ik wierp my op den grond, sprak tegen montgomery, als of hy nog in staat ware om my te hooren; en, in de verwildering myner vervoeringe, betuigde ik die plek gronds nooit te zullen verlaaten, dat ik 'er zou blyven, en met myn Kind, naast myn Egtgenoot, sterven. De jonge Officier verdroeg met al die menschlievenheid, welken de waarlyk braaven onder alle volken kenmerkt, myne buitenspoorigheid, en poogde, met het uiterste geduld, my te vertroosten, en tot bedaaren te brengen; myne gedagten af te trekken van den dooden, dien ik geen dienst altoos meer kon doen, en dezelve op myn Kind te vestigen, voor 't welk myn bestaan zo noodzaaklyk was.
Te midden van dit alles bekroop my een nieuw denkbeeld, ik stond 'er op, dat montgomery niet dood was; dat' ik zyn hart voelde kloppen, en dat, indien ik daar bleef en hem oppaste, hy zou bekomen. Ik lag myn hand digt op zyn mond, en verbeeldde my, dat hy, schoon zeer
| |
| |
flaauw, nog ademhaalde. Myn edelaartige Vriend, die alles, wat ik daaromtrent zeide, toeschreef aan de vervoering van buitenspoorige rouwe, willigde egter dit denkbeeld eenigzins in, hoopende het te zullen verdryven; doch, toen hy, op myn sterk aanhouden, den grond myner hoope onderzogt, verbeeldde hy zich, met eene vermengee aandoening van verwondering en genoegen, dat 'er eenige klopping in het hart was, en dat het Lichaam de kille koudheid van een dooden niet hadt. Nogthans vreezende, dat hy, door eene hoop steunzel te geeven, die, ongegrond bevonden wordende, my tot krankzinnigheid zou vervoeren, zeide hy alleen, dat, schoon hy het onwaarschynlyk oordeelde dat 'er eenig leeven in was overgebleeven, nogthans, om my te voldoen, het Lichaam zou laaten brengen na het huis alwaar ik myn intrek had, waar een Chirurgyn zou komen om het te onderzoeken: en, indien, gelyk hy zeer vreesde, 'er geen kans was om de leevenskragten weder op te wekken, zou ik ten minsten het genoegen hebben om het uiterste aan hem te zien verrigten, en hy alles toebrengen, wat tot dien droeven pligt en myne veiligheid behoorde.
De wagt, die ons in 't veld volgde, kwam op een gegeeven teken toeschieten; en kreeg bevel, om het Lichaam, 't geen hy aanwees, na het Dorp te brengen vanwaar wy kwamen. Vermoeidheid en schrik voelde ik even min; want, schoon ik te zeer ontsteld geweest was, om die merktekens van leeven, die myn Beschermer met de daad ontdekte, te onderscheiden, en het enkel hadt bygebragt als een reden om by het Lichaam van myn Man te blyven, was ik nu verzekerd, dat ik myner rouwe zou mogen botvieren, en dat monigomery geene begraafenis zou derven.
Het Lichaam was nauw op een bed gebragt, in myne Kamer, of ik haastte my, naa myn goudbeurs aan de Soldaaten, buiten 't gezigt des Officiers, gegeeven te hebben, om my 't genoegen der droefheid te verschaffen Ik vond 'er den Engelschen Officier reeds aandagtig staarende op het misvormde aangezigt, eer met een oog van twyfeling dan van wanhoop. Op myn inkomen trad hy terug; zeggende: ‘Mevrouw, schoon ik niet wil, dat gy al te groote hoope opvat, die eene pynlyke onzekerheid dubbel wreed maakt, kan ik dezelve met geheel afsnyden: de wonde aan 't hoofd, door het trappen van een paardenhoef waarschynlyk veroorzaakt, geeft my de meeste vrees: de andere dunken my niet doodlyk; maar de Chirurgyn, die oogenbliklyk, zo ras hy kan, zal komen, zal beter in staat weezen dan ik, om u te zeggen of gy eenige reden hebt om u met hoope te streelen.’
Eer de Chirurgyn kwam, had ik, met behulp van een Fransche meid, het bloed van 't aangezigt afgewist, en van de wonden. De denkbeelden, my alleen te binnen geschooten in de vervoeringen van wanhoop, werden thans weezenlyke hoo- | |
| |
pe; een geringe polsslag was aan de slaapen des hoofds te bespeuren; en zyn hart klopte zeker, schoon zeer flauw. Ach! verbeeld u myne onbeschryfbaare verrukking! Verbeeld u wat 'er in my omging, toen de Chirurgyn, die welhaast verscheen, verklaarde dat montgomery niet dood was. Verre, nogthans, was deeze van te verklaaren dat hy zou bykomen. Behalven de breuk in den arm, die zeer zwaar was, hadt hy een bajonetsteek, doch niet zeer diep, in de borst; en een geweldige wonde aan 't hoofd, hoewel de harssenpan ongekwetst gebleeven was; hy hadt zo veel bloeds verlooren, dat het bykans onmogelyk scheen te veronderstellen dat hy 'er het leeven van zou afbrengen; zyne zwakheid was zo verregaande, dat hy geheel bezefloos bleef, alleen in 't leeven gehouden door vogt 't geen ik by lepeltjes in zynen mond bragt De Chirurgyn durfde niet terstond overgaan tot het noodig zetten van den arm; vreezende, dat die schok den zwakken geest, die gereed scheen alle oogenblikken te zullen uitvaaren, zou doen bezwyken
Laat my kort weezen in het verhaal, 't welk ik zie dat u te sterk treft. - - Naa 't verloop van een week, kwam montgomery van den rand des grafs te rugge; hy kreeg zyne kennis weder, en kende My en zyn Kind. Dewy! de Heelmeesters hem in ons gewoon verblyf niet naar eisch konden oppassen, hadt myn edelmoedige Vriend hem, zo ras het zonder gevaar geschieden kon, na Minden, thans in 't bezit der Engelschen, doen overbrengen. Met een maand was hy buiten gevaar, dan nog verpligt te bedde te blyven, en daar nam hy afscheid van zyn edelmoedigen Behouder, voor wien hy alle de persoonlyke vriendschap gevoelde, welke diens verdiensten van hem vorderde. Deeze kreeg bevel om na een ander gedeelte van Duitschland te trekken, en stak kort daarop na Engeland over. Eer hy vertrok, boodt hy montgomery zynen bystand om diens uitwisseling te bezorgen; deeze hadt eenige zwaarigheid in; dewyl 'er twysel ontstondt of hy een Britsch Onderdaan ware. Nogthans, door het onderrigt van zyn uitmuntenden Vriend, kreeg hy een voldoend getuigenis, dat hy, hoewel de Zoon van Schotsche Ouders, een Onderdaan des Konings van Frankryk was hierop werd zyne uitwisseling als zodanig toegestaan, en naa verloop van vyf maanden keerden wy weder na Parys. Doch montgomery kwam 'er verminkt: want zyn arm, die, alleen door de uitsteekende kunde van den Engelschen Geneesheer, voor afzetten bewaard was, kon by geheel niet gebruiken, en droeg dien altoos in een zwagtel. De buitengewoone omstandigheid zyner ontkoming van den dood, zo wel als zyne groote verdiensten, verschafte hem de opmerking des Konings van Frankryk, die hem, nevens een Jaargeld, het Kruis van St. Louis, ten dien tyde en in deezen dienst, iets vreemds, bezorgde.
| |
| |
Thans was het dat ik met grond op een deel geluks mogt hoopen. Montgomery aanbiddende, het gelukkig werktuig in de hand der Voorzienigheid geweest zynde om hem van den dood te verlossen; gezegend met een lief Kind, 't welk wy beiden tederlyk beminden, en voorzien van een Inkomen, geëvenredigd aan onze behoeften; want met het geen de renten van Lord pevensey opbragten, en montgomery's Jaargeld, konden wy op omtrent vierhonderd Ponden Sterling in 't Jaar staat maaken Ik scheen niets meer te wenschen te hebben; en eenige Jaaren verliepen 'er, indedaad, in welken myn geluk voor geen aangroei vatbaar scheen. - De vroege hoop van verdiensten, die de veelbeloovende Jeugd van carel gaf, scheen dit alles te verzegelen: 't was de wellust zo wel als de eerzugt van zyn Vader, diens Leermeester te weezen in alle vrye Kunsten, en in die des Oorlogs in 't byzonder, want in de Legerplaats gebooren, hadt hy als 't ware eene voorbeschikking tot den Kryg. Montgomery, schoon zelve in den Roomsch Catholyken Godsdienst opgebragt, was zo weinig bygeloovig aan denzelven gehegt, dat hy my toestondt myn Zoon in den Protestantschen Godsdienst op te brengen: en die omstandigheid alleen was oorzaak dat hy niet vroegtydig in Franschen Dienst kwam. Men nam egter maatregelen om hem eene plaats te bezorgen onder de Zwitzers, wanneer eene geweldige en schielyk opkomende ziekte hem beroofde van zyn Vader en Beschermer, en my van den besten Egtgenoot en tedersten Vriend.
Vergeef het my, waardste Mejuffrouw chesterville! Schoon ik langen tyd gemeenzaam geweest ben met den druk, schoon 'er bykans vyf Jaaren verstreeken zyn zints deeze droeve gebeurtenis, dat ik deeze opborrelende traanen niet kan wederhouden. - Doch, waarom zou ik u bedroeven? Ik heb 'er alleen by te voegen, dat, by den dood van myn Egtgenoot, een goed deel van ons Inkomen ophieldt, en, hoewel ik de volduuring daar van, of althans een gedeelte zyns Jaargelds verzocht, vond ik, dat, onder eene nieuwe Regeering, zyne verdiensten voor nieuwere eischen moesten wyken. 'Er ontstonden zo veele zwaarigheden, en de uitslag scheen my zo onzeker toe, dat ik, naa een kostbaar aanhouden zo te Parys als te Versailles, alle hoop opgaf, en besloot na Engeland te gaan, 't welk ik, niettegenstaande myn lang afweezen uit hetzelve, nog als myn Vaderland blees aanmerken.
By myne aankomst in Londen met myn Zoon, maakte ik my bekend aan eenige myner eigene en montgomery's Vrienden, die ten Hove bedieningen hadden, en zy, myne omstandigheden verstaan hebbende, beloofden, dat zy, onverwyld, na een plaats voor myn Zoon in het Leger zouden omzien; hier moest ik dulden dat hy in den Dienst tradt, niet alleen om dat zyne eigene neiging hem tot het Krygsleeven aanzette; maar ook om dat
| |
| |
myn Inkomen, nu tot minder dan twee honderd Ponden Sterling in 't Jaar verkleind, my buiten staat stelde hem te onderhouden, zonder eenig beroep.
Aangelokt door deeze beloften, en getroffen door de ongunstige bejegening in Frankryk, liet ik alle gedagten, om ooit derwaards weder te keeren, vaaren; doch vond ik daar verzoeken en wagten lastig, deeze omstandigheden moest ik in Engeland op nieuw ondervinden, en, naa veele maanden lastig onophoudelyk poogen om eene bevestiging hunner beloften te ontvangen, verveelde my die taak, en ging na myn Vrienden in Schotland. Myne Bloedverwanten aldaar waren ten minsten talryk; maar veelen hunner zagen my en mynen Zoon als vreemden aan, omtrent welken zy rekenden zich niet langer te moeten bemoeijen.
Nogthans bleef ik eenige maanden onder hun, en besloot toen my neder te zetten op een geedkoop Landverblyf, en trof eindelyk deeze wooning aan: 'er eenige kosten aan gedaan hebbende, bragt ik myne Boeken en Goederen derwaards, en heb ik daar zints met myn Zoon geleefd; mets bejammerende dan dat zyne Deugden en Bekwaamheden voor de Maatschappy verlooren zyn. Waarom, nogthans, zou ik hier over tieuren? - Hy kweekt hier zyn uitneemend verstand aan; de deugden van zyn Hart blyven in derzelver zuiverheid bewaard; en zyne Driften, uit eigen aart te vuurig en te geweldig, ontmoeten hier geene voorwerpen geschikt om zyne Rede te overdwarsen.
Uit het weinige 't geen ik zag van de hedendaagsche Jonge Heeren van Fatsoen, geduurende myn kort verblyf te Londen, behoorde ik veeleer my te verheugen, dat myn Zoon op een afstand van hun bedervenden invloed verwyderd, en hy, met al zyn geest, vry is van hunne ondeugden. - Verre van te morren over zyn lot, bevlytigt hy zich te eenemaal om my gelukkig te maaken, door my te overtuigen dat hy zelve gelukkig is. Dewyl wy beiden verscheiden taalen verstaan, is ons leezen zeer uitgestrekt, en Boeken maaken bykans al onzen wellust uit. Carel is bedreeven in de Muzyk; en vry ver gevorderd in andere Weetenschappen; in de Tekenkunst mag hy een meester heeten; door deeze hulpmiddelen kan hy, zonder verveeling, de uuren slyten, die hy in huis moet doorbrengen. - Twee maalen hebben wy eenige weeken by onze Vrienden in Schotland doorgebragt; doch zal ik u bekennen, dat het gezelschap, zo als wy het meestal aantroflen, alleen diende om my myn vertrek na deeze eenzaamheid wenschelyk te doen worden; dat myn hart 'er nu aan gehegt is, en dat ik na geen ander genot haak dan 't geen ik hier gevonden heb: in deeze afgescheidene wooning, schot geevende aan de traanen, die de naagedagtenis van montgomery heilig maakt, en vervullende, zo goed ik kan, doch met zo volkomen als ik zou wenschen, myn pligt omtrent myn dierbeminden carel! |
|