Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 594]
| |
Beschryving van eene wyze om eene soort van wyn te maaken, door de tartaaren Koumiss geheeten; met waarneemingen over deszelfs gebruik in de geneeskunde.
| |
[pagina 595]
| |
len hebben; maar ook de ondervinding, voegt hy 'er nevens, bewyst, dat men geene volkomene gisting kan bekomen, of alle de deelen, die de Melk uitmaaken, moeten in derzelver natuurlyke evenredigheid daar in zyn. Ten aanzien van gmelin, in diens Reize door SiberienGa naar voetnoot(*), merkt onze Schryver aan, dat hy meer gelet heeft op de wyze, hoe de Tartaaren deezen Wyngeest uit Melk distilleeren, dan op de gisting, door welker middel men deezen Wyn verklygt. Doctor grieve stemt toe, dat de beschryving van de Koumiss, door den Heer pallas opgegeeven, in diens Reize door eenige Landschappen des Russischen RyksGa naar voetnoot(†), zo naauwkeurig is, als men zou kunnen verwagten van een Reiziger, die de Natuurlyke Historie in 't algemeen ten voorwerpe zyner naspeuringe hadt; dan tekent tessens aan, dat de beginzels, van welke de gisting afhangt, als mede de wyze van bewerking, in dit werk, niet genoegzaam ontvouwd worden. Naa eenige verkeerde verzekeringen, ten aanziene van dit onderwerp, opgemerkt te hebben, welke voorkomen in de Schriften van neumanGa naar voetnoot(‡), voltelenGa naar voetnoot(§) en macquerGa naar voetnoot(**), geeft onze Schryver eene wyze op, om de Koumiss te bereiden, doorgaans in gebruik by de Tartaaren van Beschkir, en die hy zelve aannam. Die bewerking was hem medegedeeld door een Russisch Heer, die zich eenigen tyd onder deeze Volken onthouden hadt, om te zyner geneezinge dien drank te gebruiken. Dezelve komt hier op neder: ‘Neemt eene zekere hoeveelheid van versche Merriemelk van één dagGa naar voetnoot(††); doet 'er een zestiende gedeelte waters by, en stort dit mengzel in een houten vat; gebruik tot gest een achtste gedeelte Koe-melk, | |
[pagina 596]
| |
zo zuur als gy dezelve met mogelykheid kunt krygen; doch om die gest vervolgens te maaken, zal eene kleine hoeveelheid van oude Koumiss beter dienen; dekt dit vat toe met een dikken doek, en zet het zelve op eene maatig warme plaats: laat het daar vier en twintig uuren blyven; alsdan zal het mengzel zuur geworden, en op de oppervlakte een dikke zelfstandigheid byeengezet, weezen; alsdan moet men met een stok, van beneden gemaakt als die in een Boterkarn, dit mengzel karnen, tot dat die dikke zelfstandigheid geheel vermengd zy met het dunnere vogt beneden in het vat. Laat het dan weder vier en twintig uuren staan; en stort het vervolgens over in een hooger en nauwer vat, gelyk aan een Boterkarn, en men moet het blyven roeren als voorheen, tot dat het Vogt geheel van eenen aart schynt: in deezen staat noemt men het Koumiss; de smaak daarvan moet een mengzel zyn van aangenaam en zagt zuur. Telkens, wanneer men het wil gebruiken, moet het geroerd worden.’ By dit berigt der bereidinge, voegt onze Schryver eenige andere onderrigtingen, door hem, ten aanzien van dit onderwerp, op zyne Reize verzameld. Een Tartaar, in 't Zuid-Oosten van Brenbourg, hadt hem gezegd, dat men, om de verwisseling van Vaten te ontgaan, de Melk terstond in een hooger en nauwer vat kon doen, en, om de gisting te bevorderen, 'er een weinig warme Melk in gieten, of, zo het noodig is, 'er iets gisting verwekkends byvoegen. - Van een anderen Tartaar hadt hy geleerd, dat men de bewerking nog meer kon verkorten, door de Melk te warmen vóór dat men 'er het gistend vogt byvoegt, door het alle uuren te beweegen, of zelfs meermaalen, zo dat de deelen zich beginnen te scheiden, en de dikke zelfstandigheid zich aan de oppervlakte begint te verheffen. Op die wyze maakte hy, in de tegenwoordigheid des Schryvers, Koumiss, in den tyd van twaals uuren. - Doctor grieve vernam ook uit denzelfden Man, dat het onder de Tartaaren niet zeldzaam is, op één Dag in den Zomer Koumiss te bereiden, en wel door het vogt slegts twee- of driemaalen te roeren; doch dat, in den Winter, wanneer de schaarschheid van Merrie-melk hun verpligt om meerder Koe-melk te neemen, meer tyds en werks vereischt wordt. Desgelyks verstondt hy, dat de Koumiss, in wel | |
[pagina 597]
| |
gesloote vaten op eene koele plaats bewaard, drie maanden, en langer, kon gehouden worden, zonder iets van de goede hoedanigheden te verliezen. Dezelfde Tartaar berigtte hem, dat men, in stede van zuure Melk tot de gisting te gebruiken, zich ook kon bedienen van Zuurdeeg, Kaasleb, of, 't geen nog gebruiklyker was, van een gedeelte oude Koumiss, en dat men op eenige plaatzen veel tyds uitwon, door nieuwe Melk te doen by een zeker gedeelte, dat reeds gegist hadt; door welke vermenging dezelve welhaast de wynagtige gisting kreeg. Onze Schryver kogt van dien Tartaar een dier lederen zakken, door de Kalmukken gebruikt, tot bereiding en vervoering van de Koumiss. Deeze zak was gemaakt van een ongetouwde, maar door rook zeer hard gemaakte, paardenhuid. De gedaante was kegelvormig; doch eenigzins driehoekig; gemaakt zynde van drie stukken, gehegt aan een rond grondstuk van dezelfde huid. De zak zag 'er vuil uit, en hadt een onaangenaame reuk. Wanneer hy de reden daarvan vroeg, kreeg hy ten antwoord, dat men 'er een overblyfzel van oude Koumiss ingelaaten hadt, om tot gisting voor nieuwe te dienen. Uit dit alles blykt, dat 'er drie dingen noodig zyn tot de Wynmaakende gisting der Melk, naamlyk: Warmte, Zuurheid, en Beweeging. Onze Schryver merkt op, dat de Warmte noodig is tot alle gisting, en de Zuurheid misschien niet minder; maar dat de groote kunst, om Melk te doen gisten, in de Beweeging bestaat. Hy neemt wyders waar, dat de Natuur de kunst niet behoeft, om de sappen en vogten der Planten te doen gisten: de inwendige beweeging, die derzelver gisting vergezelt, is genoegzaam, om de werking te wege te brengen, die noodzaaklyk is, om voor te komen dat de deelen dier sappen niet by elkander runnen, of om ze in eene wederkeerige bewerking te houden: terwyl in de Melk, zo ras dezelve zuur wordt, eene scheiding der deelen plaats heeft. De Room zet zich aan de oppervlakte, terwyl het kaasagtig gedeelte, of de Wrongel, na beneden zakt, of hangen blyft in de dunne Melk. Maar dat, wanneer die deelen vereenigd zyn, en by elkander gebragt door eene beweeging, by behoorlyke tusschenpoozen gemaakt, 'er een Wynagtig vogt uit voortkomt, over welks geneezende kragten Doctor grieve vervolgens spreekt: | |
[pagina 598]
| |
Zints dat hy voor de eerste keer van de Koumiss hoorde spreeken, schynt hy het denkbeeld gevormd te hebben van derzelver aangelegenheid, in de geneezing van zekere Ziekten. Hy oordeelde, dat eene bereiding van Melk, die dezelve onvatbaar maakte, om tot stremmen gebragt te worden door de vogten in de maag, terwyl dezelve teffens alle de voedende kragten behieldt, en een zeker gedeelte van een leevendigen geest, van veel dienst kon weezen in Ziekten, waarin het Lichaam voedzel of kragt behoeft. In het geval van den Russischen Heer, van wien hy hier boven sprak, en die hem de eerste wyze om Koumiss te bereiden, mededeelde, gaf hem gelegenheid om te beproeven, hoe zeer gegrond zyn opgevat begrip was. De Zieke bevondt zich in een toestand, die het gebruik van een Geneesmiddel, van dien aart als de Koumiss, duidelyk scheen aan te wyzen, en onze Schryver raadde hem dit middel diensvolgens aan. - De Lyder telde omtrent zes en twintig Jaaren, en zyne Ziekte ontstondt uit eene verkeerde behandeling der Pokken; hy hadt opeenvolgend drie Kwylkuuren ondergaan. Hy was zeer mager, zyn kleur vuilgeel, zyne oogen stonden diep in 't hoofd gezonken; hy gevoelde geweldige pyn in de borst, gepaard met zwaar hoesten, en het uitwerpen van fluimen; zyn eetlust en spysverteering, waren zeer gebrekkig; hy beefde dikwyls sterk: met één woord, zyn geheel uitwendig voorkomen duidden eene Teering aan, hy begon de beginzels van Sluipkoortzen te krygen, en was zo zwak, dat hy hulp behoefde om in het rydtuig te komen, 't welk hem na Tartaryen zou voeren. Naa de Koumiss slegts zes weeken gedronken te hebben, keerde hy weder, bevryd van alle die droeve verschynzelen; hy zag 'er wel uit, en zyn kleur was zodanig veranderd, dat zyne Vrienden hem in 't eerst bezwaarlyk herkenden - Korten tyd naa dat hy de Koumiss begon te gebruiken, die hem tot spys en drank teffens diende, hieldt zyn asgebroken slaap op, de Zenuwtrekkingen verlieten hem, en hy werd vet; en schoon hy een- en een halve GallonGa naar voetnoot(*), en zomtyds meer in één etmaal gebruikte, dronk hy de Koumiss altoos met smaak, en zonder aandoening van dronkenschap. Zo | |
[pagina 599]
| |
lang hy dezelve dronk, gingen alle lichaams-ontlastingen geregeld, dan de menigte waters, welke hy loosde, was meer dan gewoonlyk. Behalven dit voorbeeld der heilzaame uitwerkzelen van de Koumiss, geeft onze Schryver 'er nog drie andere, in 't breede, op. Het eerste dat van eene Dame, die langen tyd gesukkeld hadt aan de gevolgen van eene Zenuwkwaale, en daardoor zeer verzwakt geworden was: zy herkreeg haare gezondheid, naa een maand lang Koumiss gedronken te hebben, die haar in wel digtgeslooten vaten werd toegezonden. - Het tweede, dat van een Jong Heer, die alle kentekens droeg van eene aanvanglyke Teering, tegen welke hy, zonder vrugt, Melkspyzen gebruikt hadt. Hy dronk de Koumiss niet langer dan omtrent twee maanden, en dat in een weinig gunstig jaargetyde; maar ondanks dit alles, verdweenen alle die kwaadspellende tekens, zyn kleur en kragten kwamen weder. - In het derde geval, hadt de Lyder een Gezwel aan de slinkerzyde, gepaard met alle de verschynzels van een beginnende Sluipkoorts. By deezen Lyder bewerkte de Koumiss eene geneezing, in den tyd van omtrent zes weeken: men hadt intusschen zorg gedraagen, om de noodige Chirurgicaale middelen aan te wenden. 'Er zyn verscheide andere gevallen, waarin onze Schryver de Koumiss, met een dergelyk gunstigen uitslag gebruikt heeft; doch deeze van minder aangelegenheid zynde, heeft hy het niet noodig geoordeeld, 'er een byzonder verhaal van te geeven. Hy onderrigt ons in 't algemeen, dat de zodanigen, die dit Vogt drinken, daar in overeenstemmen: ‘dat zy, geduurende het gebruik daarvan, weinig trek hadden tot andere Spyzen, dat zy 'er eene groote hoeveelheid van dronken, niet alleen zonder wederzin, maar zelfs met genoegen; dat het hunne aderen vol maakte, zonder logheid te veroorzaaken, dat zy, integendeel eene zonderlinge vrolykheid en lugtigheid kreegen; en zelfs dat zy, in gevalle van bovenmaatig drinken, geen ongemak hadden van eene slegte verteering, pyn in 't hoofd, of van eenige der verschynzelen welke doorgaans het overmaatig gebruik van gegist hebbende Dranken vergezellen.’ Hy merkt op, dat men 'er by kan voegen, dat de Tartaaren van Baskir die, op het einde van den Winter, zeer vermaagerd zyn, zich des | |
[pagina 600]
| |
Zomers niet aan het drinken van de Koumiss overgeeven, of zy worden vet en sterkGa naar voetnoot(*). Uit alle deeze omstandigheden, agt onze Schryver te mogen besluiten, dat die Merrie-melk tot veelerlei Geneeskundige einden kan gebruikt worden. Hy vraagt, of men, uit aanmerking van derzelver zagt zuur, wynagtigen geest, olie en verzagtende hoedanigheden, ze niet zou kunnen aanmerken als een verfrissend verderfwederstand middel, als een prikkelend middel, of als zeer dienstig tot voedzel? Deeze overweegingen leiden hem op, om, maar met zeer veel omzigtigheids, en alleen vraagswyze, voor te stellen, om dit middel te beproeven in hevige Ziekten, gepaard met tekenen van verzwakking, van verrotting; in gevallen van eene te groote irritabiliteit, en wanneer, by de verzweering van een wond, hetlichaam gedreigd wordt met eene Sluipkoorts. Van wegen de schaarsheid van Merrie-melk in deeze Landen, zal men waarschynlyk nieuwsgierig weezen, om te weeten, of andere soorten van Melk voor eene dergelyke wynagtige gisting vatbaar zyn. Het schynt dat onze Schryver zyne naspeuringen aan dien kant niet heeft uitgestrekt; maar hy geeft ons hoofdzaaklyk op, 't geen hy heeft kunnen ontdekken, ten opzigte van de gewoonste soort van Melk, de Koe-melk. De Hoogleeraar pallas zegt, in zyne reeds aangetoogene ReizeGa naar voetnoot(†), dat de Tartaaren, wanneer het hun aan Merrie-melk ontbreekt, een Wyn bereiden uit Koemelk; maar dat zy de voorkeus geeven aan de Koumiss, als zy dezelve kunnen bekomen, dewyl dezelve veel aangenaamer is, en meer geests bevat; deeze behelst by distilleering een derde gedeelte van 't geheel, terwyl de Koe-melk of Aire, gelyk zy dezelve noemen, slegts twee negenden geest, uitlevert. Onze Schryver vindt dit berigt bevestigd door be- | |
[pagina 601]
| |
retshonshys, die lepechin en andere Academisten vergezelde op hunne Reistochten in Siberie en Tartarye, en die, in den Jaare MDCCLXXVIII, te Straatsburg eene Verhandeling uitgaf over den brandenden Geest, dien men uit Melk kon haalenGa naar voetnoot(*). Volgens de Proefneemingen van dien Heer blykt, dat de Koe-melk kan gisten met of zonder bygevoegd gistmiddel, mits men 'er tyds genoeg toe neeme en beweegings genoeg maake; dat men geen brandenden Geest kan voortbrengen, uit één van de deelen die de Melk uitmaaken, op zichzelve genomen; noch ook uit twee, of zy moeten in eene meerdere of mindere maate met het derde vermengd zyn; dat de Melk, alle haare bestanddeelen in de natuurlyke evenredigheid hebbende, 'er meer van uitlevert, naar gelange men dezelve beter beslooten houdt; altoos zorg draagende, dat men het glas niet in gevaar brenge van te barsten. Die zelfde Schryver merkt daarenboven op, dat de Melk een veel scherper reuk hadt vóór, dan naa, de bewerking: dat men de hoeveelheid van den Geest vermeerderde, door het gegist hebbende vogt eenigen tyd vóór de Distillatie te laaten stilstaan; dat hy van zes Pinten Melk, gegist in een geslooten vat, en stil nedergezet, drie Oncen kreeg; maar van dezelfde hoeveelheid Melks, gegist in een open vat, hadt hy naauwlijks één Once kunnen bekomen. |
|