Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijCharacter des tegenwoordig regeerenden Konings van Zweeden.(Ontleend uit de Characters and Anecdotes of the Court of Sweden, dit jaar in Engeland uitgegeeven.)Ga naar voetnoot(*)
De tegenwoordig regeerende Koning van Zweeden wordt, in 't algemeen, gehouden voor een der beminnenswaardigste en gemeenzaamste Vorsten van Europa. Hy bezit de verwonderlyke gaaf om aller harten in te neemen. Zyn openbaare ommegang is vol geest, beleefdheid, en oplettenheid om ieder te voldoen: in 't byzonder spreekt hy met de hartlykheid en eenvoudigheid van een Vriend; hy deelt gunstbewyzen uit met eene blykbaare zelfvoldoening, en weet te weigeren zonder ongenoegen te veroorzaaken. Zyne goedertierenheid steunt op zyne sterke groote aandoenlykheid van gesteltenisse, welke hem tot nogGa naar voetnoot(†) nimmer toeliet den dood, of eene schandelyke straffe, iemand, hem in persoon bekend, aan te doen. Menigmaal heeft hy gewenscht, dat hy nimmer in de noodzaaklykheid mogt komen om zulk eene daad van gestrengheid uit te oefenen: dewyl de herinnering daarvan hem ongelukkig zou maaken. Men mag zeggen, dat hy zyns Vaders Hart, en 't Verstand van zyne Moeder, geërfd heeft. Was hy gebooren in den burgerrang, hy zou zyn fortuin gemaakt hebben als Staatsman of als Geleerde. Zyne kundigheid in de Geschiedenissen, en in de Staatkunde, is | |
[pagina 570]
| |
verbaazend; zyne openbaare Aanspraaken, op de Ryksdagen, en by andere gelegenheden, hebben een byzonderen klem en fraaiheid, zulk een Spreeker waardig; de verscheidene Tooneelspelen, door hem onlangs voor het Zweedsche Tooneel vervaardigd, hebben een rykheid in derzelver Zamenstel, en eene zuiverheid in de Zedeleer, die den Vorst en Wetgeever uitwyzen; en niettegenstaande alle moeite door hem aangewend, om niet als Opsteller bekend te worden, was het welhaast geen geheim meer, dat men die Tooneelstukken der penne van zyne Majesteit hadt dank te weeten. Schoon thans een erkend Schryver, heeft men nog niet opgemerkt, dat hy ooit iets had van de jalouly omtrent andere Schryvers. Ik breng deeze aanmerking in 't midden; dewyl het geen de Franschen gewoon zyn jalousie de metier te noemen, dikwyls, de verheevenste zielen bekruipt. Zelfs de laatst overledene Koning van Pruissen, een der grootste Mannen deezer Eeuwe, was niet vry van dit zwak; men weet dat hy den Koning van Zweeden nooit beminde, en ik vermoed te mogen zeggen, om geen andere reden, dan om dat hy zyn Neef aanzag als zyn Mededinger in Vermaardheid. Maar dat hy zyn gevoeligheid zo verre zou hebben laaten gaan, dat hy, in zyne Memoires, rechtstreeksche lastertaal tegen zyn Neef uitsloeg, zon ik om de eer van frederik den II gaarne onmogelyk agten. Ik weet niet door welke handen deeze Memoires gegaan zyn; doch, indien dat Artykel, waar de Koning van Zweeden beschuldigd wordt met een verraad om de Deensche Vloot te verbranden, weezenlyk door de hand zyns Oons geschreeven is, moet het de uitvinding zyn van een gedienstig Hoveling, om den ouden Monarch in een verveelend uur te vervrolyken; want ik hoorde noch in Deenemarken, noch in Zweeden, iemand die 'er iets van wist, en 'er is geen rede waarom het Deensche Staatsdienaarschap dit ten dien tyde zou verborgen gehouden hebben; ook is 't niet mogelyk geweest zulk een bestaan uit te voeren zonder Medepligtigen in Zweeden, en 't zou zeker niet lang een geheim gebleeven zyn: nooit werd Koning gustavus strenger beoordeeld door zyne eigene Onderdaanen. Eenigen hunner laaten nooit af alle gelegenheden aan te grypen, om zyn gedrag te wraaken, of ten kwaaden te duiden. Meest schryven zy hem mangel aan Op- | |
[pagina 571]
| |
regtheid toe. Ik kan het niet op my neemen te verklaren, dat dit geheel ongegrond gezegd wordt: maar vast gaat het, dat men, onder het Volk, nimmer daar van hoorde, dan naa den Ryksdag van den Jaare MDCCLXXVIII. Veel gronds is 'er om te gelooven, dat zulks ontstondt uit de beschikkingen toen op den Brandewyn gemaakt. Niet weinigen, uit de vertegenwoordigers van den Boerenstand, hadden lust, om de vryheid van het Brandewyn-stooken, ten byzonderen gebruike, te verwerven. Verscheide keeren hadden zy op 't punt gestaan om gehoor by den Koning te vraagen, ten einde dit voordeel te mogen erlangen; doch eenige Heeren, die hunne goede diensten beloofd hadden tot het verkrygen daarvan te zullen aanwenden, en wel wisten, dat de Koning het verzoek niet zoude toestaan, haalden hun over, om voor tegenwoordig die zaak te laaten berusten: want dat de Koning veel liever uit eigen beweeging hun dit zou vergunnen; zulks gaven zy voor, was het oogmerk van zyne Majesteit. - De Boeren, t'huis gekomen, streelden hunne Medelandbewoonders met de beloften hun gegeeven; doch, wanneer deeze niet agtervolgd wierden, en de Koning, korten tyd daar naa, het stooken van den Brandewyn aan de Kroon hegtteGa naar voetnoot(*), is het niet te verwonderen, dat het Volk verstoord wierd, en luisterde na inboezemingen der zodanigen, die deezen draai bepaald aan 's Konings wil toeschryven. - Zints dien tyd heeft men hem steeds van Veinzery beschuldigd; ook is het mogelyk, dat zyn gedrag eenige geloofwaardigheid bygezet heeft aan deeze verdenkingen. Lieden, die geduurig met hem verkeeren, kunnen niet lochenen, dat hy zich dikwyls vreemd houdt van dingen hem ten vollen bekend, en, by andere gelegenheden, zich gelaat wel onderrigt te zyn van zaaken, waar van hy niets weet. Dan dit kan veelligt eene hebbelykheid weezen, aangewend door Staatkunde, waarin zodanige middelen zomtvds zo noodzaaklyk zyn, als het aanneemen van zekere houding onder 't speelen; ook behooren Vorsten en Staats- | |
[pagina 572]
| |
lieden niet beoordeeld te worden naar dezelfde regelen als andere Menschen; hun eerste pligt is alle andere overleggingen op te offeren aan het welzyn huns LandsGa naar voetnoot(*). Men legt den Koning van Zweeden ook ten laste, dat hy ligt gedaane Belofte vergeet, 't geen zyne gunstelingen meermaalen in de noodzaaklykheid brengt om een handschrift te vraagen, tot een waarborg der vervullinge: maar vermits ik nooit hoorde van eenig byzonder geval, waar in hy zyne belofte niet gestand deed; geloof ik, dat deeze beschuldiging van geen grooter gewigt is dan verscheide andere, door kwaadaartigheid en misnoegen uitgedagt. Onlangs heeft men hem verweeten een te groote Spaarzaamheid in kleinigheden, en eene te kleine in groote zaaken. Dit, geloof ik, is een zeer algemeene misslag by Lieden van hoogen rang: groote kosten, doorgaans in het openbaar gedaan, geeven voldoening aan hunne Trotsheid; doch, wanneer zy kleine uitgaven doen, zien zy dezelve aan als strekkende tot verkorting hunner middelen tot grootere. Verder beschuldigt men deezen Vorst van eene groote gemeenzaamheid met jonge Heeren, veelen deezer worden trots en verwaand, zichzelven als Lieden van veel beduidenisse aanziende, om dat het den Koning behaagt met hen te boerten; en op eenen gemeenzaamen voet te behandelen. Maar men moet bekennen, dat iemand, die gezelschap noodig heeft te zyner uitspanning, naa veel arbeids, jonge Heeren, tot dat oogmerk veel geschikter vindt, dan oude Staatslieden; en kunnen zommige jonge Heeren dit gunstbetoon huns Souverains niet ontvangen, zonder zich daarop te veel te laaten voorstaan, is het zeker hun misslag, en zy zullen ook niemand dan zichzelven daar door benadeelen. Het aller opmerkenswaardigste in 't Character van den Zweedschen Koning is, zyne leevendigheid van aart, en daar uit voortvloeiende Werkzaamheid. Hy slaapt zeer | |
[pagina 573]
| |
weinig, en kan, met gemak, de grootste vermoeienissen uitharden. Hy helt, derhalven, natuurlyk over tot een bedryfvol leeven, en de Oorlog zou zyn element zyn. Slaagt hy daarin gelukkig, dan zal hy misschien eene andere carel de XII zyn. Schoon waarschynlyk met meer voorzigtigheidsGa naar voetnoot(*). |
|