Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReis van Domo d'Ossola na Macugnaga.Tot op een en een halve myl beneden Domo d'Ossola, volgden wy den weg van het Meir Majeur, welke ook die van Milaan is, doch daar, in stede van de Toccia over te trekken, volgden wy den rechten oever dier Riviere, om drie vierde myl verder te gaan na Pie di Mulera, een Dorp, geleegen aan den voet des Bergs, by den ingang van Val Anzasca, en twaals Roeden laager dan Domo d'Ossola. Aldaar begint men om de Mynen van Macugnaga te denken, als men de Kerk van het Dorp en het Paleis van testoni ziet, gebouwd door een Capitein van dien naam, voor het goud uit die Mynen gehaaldGa naar voetnoot(†). Indien men geen weg tusschen de acht en negen mylen agtereen aslegt, van Pie di Mulera tot Macugnaga, vertoest men, gelyk wy deeden, te Vanzon. op vier en drie vierde myl van Pie di Mulera. Men kan daar zyn intrek neemen by den Heer jean baptiste pazuzza, een Koopman, die, eigenlyk gesprooken, geen Herberg houdt; maar de Reizigers, de by hem vertoeven, | |
[pagina 558]
| |
zeer wel, en voor een maatigen prys, onthaalt. Vanzon ligt op de hoogte van 357 Roeden. Deezen weg afleggende, ontdekt men door de tusschenruimten de bergen van Macugnaga; doch, bovenal, drie vierde van een uur vóór men te Vanzon komt, in het Dorp van Ponte Grande, heeft men het genoegen, dat zich voor het oog opdoet Mont-Rose, of ten minsten drie van deszelfs hoogste toppen, en de Pic Blanc (Pizzi Bianco), welke zy beklommen hebben. Men gaat de brug niet over, om te Vanzon te komen; maar men moet tot op die brug halfweg gaan, om het gezigt van dien schoonen Berg te krygen, welke zich van daar zo heerlyk en grootsch opdoet, als Mont-Blanc van de brug van Salenche te zien. Mont-Rose heeft zelfs het voordeel, van zich omringd te vertoonen door het schoone groen van de naauwe en diepe valei Anzasca, waarby de witheid van de sneeuw en het ys overheerlyk afsteeken. Wy bleeven vier uuren van Vanzon te Macugnaga, het hoogstliggend Dorp van Val Anzasca. Deeze Valei is opmerkenswaardig, uit hoofde van derzelver schoonheid, en durf ik zeggen, van de grootsheid des groeis: overal, uitgenomen in het hoogste en koudste gedeelte der Valeien, zyn de wegen beschaduwd door aangebonden geboomte, die ze geheel bedekken, gelyk oudtyds de laanen in de tuinen onzer Vaderen overdekt waren. Andere aangebondene Boomgewassen, door muuren ondersteund, bedekken het hangen van 't gebergte: want door dit geheele land heen kweekt men geen wyngaarden, dan dus aangebonden. Maar op de plaatzen, waar de zyden van 't gebergte, uitgegroefd door de waterstortingen, hoeken vormen, voor bevogtiging geschikt, vindt men velden, beschaduwd door Kastanjeboomen, van eene bewonderenswaardige grootte en schoonh id, en dikwyls vormt een waterstroom een waterval, die deeze schoon belommerde streeken eene nieuwe fraaiheid byzet. Boven dit alles is in deeze Valei opmerkelyk, dat dezelve, om zo te spreeken, geene grondvlakte heeft: de twee tegenover elkander staande afhellingen vereenigen zich aan derzelver voetstuk, en vormen een scherpen hoek, waarin de Rivier Lanza stroomt. De talryke Dorpen, die de valei bevolken, zyn bykans alle gebouwd op de schuinsche afhellingen | |
[pagina 559]
| |
van 't gebergte, of op de kleine vlakten dier zelfde afhellingen. De stoffe van 't gebergte zelve, op den weg dien wy hielden, tot een myl beneden Vanzon, is een geaderde rots, bestaande uit witte veld- spath en donkere mica, gelyk die der Valei van MartignyGa naar voetnoot(*). Men ziet 'er dezelfde verschynzels van gekronkelde aderen, aderen van witte en zuivere veld-spath; doch altoos verward gecristalliseerd. Men vindt 'er ook soorten van Porphyren, Steenen gemengd met zwarte schorl en veld-spath; doch hier is de rots zomtyds doorsneeden door laagen en aderen van groene steatites of speksteenen, die men in de Valei van Martigny niet aantreft. De ligging van de beddingen der rotzen is doorgaans rechtstandig, de rigting van derzelver vlakten loopt meestal evenwydig met die der Valeie, die van het Noord-noordoosten na het Zuid-zuidwesten strekt. Vanzon naderende, en boven dit Dorp, ontmoet men blokken van granit, geaderd, met groote cristallen van veld-spath: deeze blokken schynen van het hoogste der bergen afgekomen; maar een myl hooger, uit het Dorp Ceppo-Morelli gaande, vindt men rotzen, in stede van dezelfde graniten. Een myl hooger op, dan 't gemelde Dorp, naa dat men een groote dwarsliggende rots is overgetoogen, die op eene zeldzaame wyze de Valei als afsluit, komt men in de streek der Goud-mynen; men ziet bykans by elke schrede, die men vordert, ter rechter- en slinkerhand der Valeie, de ingangen der mynen, en aan den oever van de Lanza de Molens, om de erts af te wasschen. Ik zal vervolgens een denkbeeld van deeze Goud-mynen geeven. Digt by de brug del Vando vonden wy een schoon blok granit, in welks midden eene verzameling was van groote zeshoekige cristallen van zwarte schorl, omringd door een mengzel van witten veld-spath en zilveragtige talk (mica). Omtrent den middag kwamen wy te Macugnaga, wy waren betoverd door de ligging van dit Dorp; de huizen, deels van steen, deels van hout, doch netjes en vast gebouwd, staan afgezonderd in velden, tusschen | |
[pagina 560]
| |
beiden vertoonen zich boschjes. Deeze velden vormen eene zagthellende vlakte, welke zich uitstrekt tot den voet der rotzen van Mont-Rose, die den omtrek uitmaaken van deeze bevallige streek. Dan wy hadden reden om weinig voldaan te zyn over de gastvryheid der Bewoonderen: niemand hunner wilde ons huisvesting verleenen; wantrouwend, weinig aan vreemdelingen gewoon, en misschien ontzet over ons aantal, weigerden de Herbergiers zelve ons in te neemen. Wy stonden op 't punt om onze tenten te spannen, en eene vlakte tot ons verblyf te kiezen, wanneer de Priester, wien ik myne brieven van voorschryving vertoonde, aan verscheide Persoonen in de Valei, doch die tot ons ongeluk alle van huis waren, ons een aanvangelyk verblyf gaf, en aan den voornaamsten Herbergier, anton mazia del praio, die op een myl afstands van het Dorp woonde, een brief schreef. Deeze haalde hem over om ons te ontvangen. Die Herberg was elf dagen lang het middelpunt, waarin wy van onze omzwervingen te rug kwamen: wy vonden 'er ons wel gehuisd; doch hadden geene andere Leevensmiddelen, dan die wy van Vanzon deeden komenGa naar voetnoot(*): want de Inwoonders van Macugnaga, en de Priester zelve, gebruiken niets dan Melkspyze en Roggebrood, 't welk men zes maanden op een jaar in voorraad bakt, en 't geen men niet dan met een byl aan stukken kan krygen.
('t Vervolg hier naa.) |
|