| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Bedenkingen over ongemaakte gevoeligheid, of aandoenlykheid van het hart.
(Uit het Engelsch.)
The affectation of great Sensibility is extremely common. It is however as odious, as the reality is amable. It renders a man contemtibles and a women ridiculous.
essays moral and literary.
Die Geestgesteltenis, welke ons belang doet neemen in het lot van anderen; welke ons geschikt maakt om met hun te voelen, te deelen in hunne Blydschap en Droefenisse, is bekend onder den naam van Gevoeligheid of Aandoenlykheid; een woord, 't geen wy heden uit aller mond hooren; eene hoedanigheid, die elk zich gelaat te bezitten; in zichzelve eene allerbeminnens- en agtenswaardigste Zielgesteltenis; maar dikwyls misnomen en misbruikt; soms tot een dekzel van een grillige geaartheid, soms tot het voldoen van zelfzoekende oogmerken.
De oorspronglyke gesteltenis onzer natuure, ten aanziene der mengeling van zelfzoekende en gezellige neigingen, wyst in dit, even als in andere deelen onzer Gesteltenisse, een wonderbaare Wysheid aan. Elk Mensch is, door den Schepper, de zelsbezorging byzonder aanbevolen. Hy heeft het meer in zyn vermogen zyn eigen welvaard te bevorderen, dan eenig ander perzoon zulks met mogelykheid kan doen. 't Was, overzulks, dienstig, 't was noodzaaklyk, dat by ieder Mensch Zelfliefde het sterkst en werkzaamst beginzel zou weezen. Deeze Zelfliefde zou genoegzaam geweest zyn tot 's Menschen zelfbehoud en welzyn, hadt hy alleen op zichzelven gestaan. Maar dit is de staat van den Mensch in geenen deele. Hy vindt zich vermengd onder eene menigte, die dezelfde natuur met hem omdraagen. In deeze vermenging kon de Zelsliefde van
| |
| |
een enkel Mensch, of de oplettenheid op zyn byzonder belang, de Zelfliefde en 't belang van anderen ontmoetende, niet anders dan veelvuldig tegenwryten en ontelbaare onheilen baaren.
't Was, overzulks, noodig, dat 'er een tegenwigt plaats greep. Dit geschiedde met de daad, door hem die gezellige en goeddaadige neigingen in te boezemen, die hem, in zekere maate, als uit zich zelven voeren, om ook in de belangen van anderen te deelen. De sterkte in deeze gezellige neigingen is, over 't algemeen, geëvenredigd aan derzelver aangelegenheid in 't Menschlyk leeven. Van hier is die maate van Aandoenlykheid, welke ons aanzet om te weenen met de weenenden, sterker, dan die ons beweegt om ons te verblyden met de blyden; want de ongelukkigen hebben meer onze Medegevoeligheid en hulpe noodig, dan de gelukkigen. - Dan, met dit alles, was het noodig, dat in elk Mensch eene groote maate Zelsliefde overbleef, uit hoofde van derzelver belang tot bewaaring van zyn leeven en welweezen. Maar dewyl de hoeveelheid, noodig tot die einden, ligtlyk hem gcheel inneemt en tot buitenspoorigheden vervoert, wordt de volmaaktheid zyner natuure asgemeeten door het behoorelyk tegenwigt dier gezellige beginzelen, die, het geweld der Zelfliefde maatigende, den Mensch even nut voor zichzelven doen worden, als voor de zodanigen, met welke hy in eene Maatschappy leeft.
De neigingen, tegen waare Gevoeligheid overgesteld, zyn wreedheid, hardheid van hart, en vaste verknogtheid aan wereldlyke belangen, welke ieder zal toestemmen, dat rechtdraads met het Character van een Christen stryden. Volgens de onderscheidene maate van driftigheid in de aandoeningen onzer gesteltenisse eigen, kan de Gevoeligheid, zelfs onder de Deugdzaamen, in verschillende maate plaats hebben. Want allen hebben van de natuur dezelfde gelukkige kieschheid en tederheid van Gevoel met ontvangen. By eenigen smelt het hart en wordt door zagte beweegingen aangedaan, veeleer dan bij anderen Doch bij iedereen, die na het Character van een braaf Man dingt, moeten noodwendig menschlievende en medelydende neigingen gevonden worden. Dat geen moet in hem plaats hebben, 't welk hem in staat stelt om, in zekeren graad met het hart van een Broeder te voelen; en zijne Aandoeningen, wanneer
| |
| |
hy anderen in geluk verheeven ziet, of in rouw verzonken, een zelsde toon doen slaan met die der gelukkigen of rampspoedigen.
Deeze deugdzaame Gevoeligheid heeft eenen kragtdaadigen invloed op het wel volbrengen van alle betrekkelyke en gezellige Pligten deezes Leevens. Zonder het waarneemen derzelven, kan 'er geen geluk, geen veiligheid, in de Menschlijke Maatschappy weezen. De Menschen zouden hoopen Wilden worden, staag elkander plaagende. Op de eene of de andere wyze, staan ons de groote Pligten des gezelligen leevens te volbrengen. 'Er moet onder het Menschdom eene wederkeerige werking en hulpbetoon plaats hebben. Dit stemt ieder toe. - Maar deeze Pligten kunnen uit onderscheide Beginzels, en op verschillende wijzen, volbragt worden Zomtyds neemt men ze waar, enkel uit Welvoegelykheid en agtgeeving op ons character, zomtyds uit Vrees, zomtyds zelfs uit Zelfzoekenheid, die de Menschen verpligt goedgunstigheid te betoonen, op dat zy dit weder van anderen mogen erlangen. In zulke gevallen, moet het uitwend ge van een fraay gedrag behouden worden. Dan, een ieder zal erkennen, dat, wanneer door dwang alleen, de Pligten van schynbaare Goedwilligheid worden waargenomen, men 'er weinig op kan vertrouwen, en 'er slegts zeer geringe waarde aan toekennen.
Anderen volbrengen deeze Daaden enkel uit een beginzel van Pligt. Zy zyn menschen van eene koele geaartheid, en misschien van een belangzoekend character. Maar getroffen door een bezef van Godsdienst, en overtuigd, dat zy verpligt zyn goeddaadig te weezen, volvoeren zy de betrekkelyke Pligten, op eene geregelde wyze Zodanige Menschen handelen uit Geweeten, en volgens Beginzel. Zo verre doen zy wel, en verdienen gepreezen te worden. Zy verleenen bystand aan hunne Vrienden, zy geeven aan de Armen, zy zyn regtvaardig omtrent allen. Maar welk een ander gelaad neemen deeze bedryven aan, hoe veel schooner vertoonen zy zich, als ze voortkomen uit de Aandoenlykheid van een gevoelig Hart? Indien iemand niet door Genegenheid bewoogen wordt, zal hy, zelfs wanneer men veronderstelt dat hy uit beginzel van Pligt handelt, niet verder gaan, dan dit beginzel bepaald van hem afvordert. Hy zal het traaglyk, en als met wederzin, doen.
| |
| |
Naardemaal het Regtvaardigheid en geen Edelmoedigheid is, welke hem aandryst, zal hy het dikwyls eene moeilyke taak rekenen, 't geen zyn Geweeten hem afvordert. Terwyl by hem, die zich door deugdzaame Gevoeligheid, opgewekt voelt, elke daad van Menschliefde en Goedwilligheid een vermaak is. Hy geeft, hy schenkt, bystand en verligting, niet enkel omdat hy 't verpligt is; maar om dat het hem moeilyk zou vallen anders te handelen. Hier door neemt de kleinste weldaad, welke hy bewyst, in waarde toe, de genegenheid des geevers is op de gifte gedrukt. Dezelve duidt zyn hart aan, en de ontdekking van hartlyke genegenheid is dikwyls van meer belangs, dan 't geen Milddaadigheid kan verleenen. Hoe dikwyls zal de toegenegene lach van goedkeuring den nedergeworpenen verblyden, en den verslagenen opbeuren? Hoe dikwyls zal een oogslag van tedere deelneeming, of de traan, die uit het oog als ongewillig, rolt, troost aan den ongelukkigen schenken? Door middel van deeze zamenstemming der harten, worden alle de groote Pligten, welke wy elkanderen verschuldigd zyn, met meer voordeels volbragt, en in de uitvoering dierbaarder gemaakt. Uit waare Gevoeligheid vloeijen duizend goede diensten, schynbaar klein in zichzelve; doch van groot aanbelang tot het geluk van anderen, - goede diensten, welke geheel en al der opmerkinge ontglippen van den koelen en ongevoeligen, die, door de ruwheid hunner handelwyze, zich zelven onaangenaam maaken, zelfs dan, wanneer zy meenen goed te doen.
Indien hy, die deeze deugdzaame Gevoelighed bezit, ryk is, of invloed heeft, verschaft dezelve hem de middelen om zyn eigen genot te vergrooten, door de behoeften van anderen te verligten, of hunne genietingen te vermeerderen. Heeft hy deeze voordeelen, dan zullen alle de geluksgoederen, welke hy ziet dat verdienstlyken ten deele vallen, eenigermaate zyne eigene worden, door het deel 't geen hy neemt in het goede, dat zy genieten. Zelfs het gelaad der Natuure verschaft aan hem eene voldoening, onbekend aan den ongevoeligen. De uitstorting van goedheid, welke hy in 't Heelal beschouwt, verwydt zyn hart, door het denkbeeld dat ontelbaaren rondsom hem met zegeningen beschonken zyn. Wanneer hy ziet, dat de arbeid der Menschen met een gewenschten uitslag, waarschynlyk, zullen
| |
| |
bekroond worden; en een Land door vlytbetoon in welvaard bloeijende; wanneer hy de Lente beschouwt, met alle haare schoonheden te voorschyn treedende, en het vervallen gelaad des aardryks vernieuwende; of in den Herfst de velden met overvloed belaaden, en het jaar met vrugtbaarheid bekroont, heft hy zyne dankbaare aandoeningen op tot den grooten Vader van allen, en deelt in het algemeen geluk, met gulle vreugde.
Men moge hier tegenwerpen, dat die zelfde Gevoeligheid het hart blootstelt, om met veele wonden doorstoken te worden, van wegen de veelvuldige onheilen in deeze Wereld; dat dezelve ons zo wel doet lyden door de deelneeming in elenden, als in de geneugten der vrolykheid. - Dan, men merke hier op, dat de tedere droefgeestigheid des medelydens vergezeld gaat van een aandoening, welke zy, die dezelve voelen, niet zouden willen verruilen voor de voldoeningen der Zelszoekenden. Wanneer het hart sterk bewoogen wordt door eenige dier medelydende aandoeningen, zelfs, wanneer het overlaaden wordt door bekommerdheid over anderen, mengelt zich een aantrekkende bekoorlykheid met die pynlyke aandoening; 'er is vreugd te midden der smerte. - Men overweege verder, dat de smerten, door Gevoeligheid veroorzaakt, opgewoogen worden door geneugten, uit dezelfde bron ontspringende. Aandoenlykheid verheft, over 't algemeen, de menschlyke vermogens, en gaat gepaard met eene scherpheid in al onze gewaarwordingen. Maakt dezelve ons vatbaar voor zommige smertende gevoelens, zy doet ons, ter vergelding, de aangenaame te leevendiger smaaken. De zelfzoekende Man kwynt in den engen kring zyner vermaaken. Zy zyn bepaald tot het geen zyn eigen belang raakt. Hy is verpligt dezelfde genoegdoeningen te herhaalen, tot zy laf en smaakloos worden. Maar de deugdzaam gevoelige Man beweegt zich in een ruimer kring van geluk. Zyne vermogens worden veel dikmaaler opgeroepen tot werkzaamheden, die hem verlustigen. Ontelbaare gelegenheden doen zich op, om zyn heerschende neiging te voldoen, door genoegen aan anderen te schenken. Dikwyls is het in zyne magt, langs den eenen of anderen weg, den bedroefden van harte op te beuren, en troost in het huis der elendigen uit te slorten. Op de tooneelen des gemeenen leevens, in de huislyke en gezellige zamenleeving der Menschen, strekt
| |
| |
die hartlyke deelneeming hem tot genoegen en blydschap Elk vertoon, elke beschryving, van onschuldig geluk, wordt door hem genooten. Elk nadruklyk betoon van Goedheid en Toegenegenheid, onderling verleend, voelt hy, schoon niet aan hem beweezen In een kring van Vrienden, die elkanders geluk bevorderen, is hy zo gelukkig als de gelukkigste. Met één woord, hy leeft in eene andere wereld, dan de zelfzoekende Man. Hy bezit, als 't ware een nieuw zintuig, 't geen hem in staat stelt, om voorwerpen te zien, die de Zelfzoeker niet kan zien. Ten zelfden tyde zyn de genietingen, welke hem ten deele vallen, niet van dien aart, dat ze, om zo te spreeken, enkel op de oppervlakte dryven; zy dringen door tot in het harte. Zy verwyden, verheffen, en verëdelen 't zelve. Zy voegen, by de aangenaame beweegingen der Aandoening, de streelenste bewustheid van Deugdzaam gehandeld te hebben. - Kinderen der Menschen! Menschen door de Natuur gevormd, om als Broederen te leeven en te voelen! Hoe lang zult gy u van elkander vervreemden door oneenigheden en benydingen, terwyl gy in hartlyke vereeniging een zoo veel grooter zegen zoudt aantreffen? Hoe lang zult gy uw geluk, zelf behaagende genoegdoeningen alleen, die zuiverder en beter oorsprongen van vreugde, die uit Toegenegenheid en het Hart voortvloeijen, versmaaden?
In deezervoege de natuur, de waarde, en de voordeelen aangetoond hebbende van waare Aandoenlykheid, gaa ik voort, om aan te wyzen eenige verkeerde opvattingen en misduidingen van deeze Gesteltenisse.
De groote Vordering, op welke de tegenwoordige dagen mogen roemen, is een gevoel van Menschlykheid. Dit is, ondanks, de nog heerschende Zelfzoekendheid, de geliefde en onderscheidende Deugd deezer Eeuwe. Op de Zeden in het algemeen, en op verscheide rangen in de Maatschappy, heeft hetzelve een verbaazenden invloed. Het heeft den geest der Vervolginge beteugeld, en zelfs de verschriklykheden des Oorlogs verzagt; de Mensch schaamt zich thans meer, dan in vroeger eeuwen, om als een wilde met zyn Medemensch te handelen. Van hier is Aandoenlykheid een zo agtenswaardige hoedanigheid geworden, dat men menigmaal den schyn aanneemt, daar het weezen ontreekt. Dan zagtheid van Zeden moet voor geen waare Gevoelig- | |
| |
heid van het hart opgevat worden. Gevoeligheid dient, 't is waar, om beleefdheid in gedrag voort te brengen; en wanneer zulk een gedrag uit weezenlyke genegenheid voortspruit, is het zelve dierbaar en beminnenswaardig. Maar 't uitwendig voorkomen, alleen, kan in de School der Wereld geleerd worden, en dikwyls, al te dikwyls, bevindt men, dat het veel ongevoeligheid en hardheid des harten bedekt. Betuigingen van Aandoenlykheid by elk voorval, gepaard met het vertoon van verregaande tederheid, en een vloed van woorden, die, om de geliefde benaaming te bezigen; Sentimenteel geheeten mogen worden, geeven altoos veel gronds tot wantrouwen. Zy verwekken vermoeden van een met voordagt aangenomen Character. Menigvoud legt een teder en gevoelig hart verborgen, onder schynbaar ruwe zeden. Manlykheid en Gevoeligheid zyn zo verre van onbestaanbaar te weezen, dat de waarlyk manmoedigen voor 't meerendeel edelmoedig en menschlievend zyn, terwyl de zagten en verwyfden, bezwaarlyk, immer Genegenheidsbetooningen doen, die op iets te staan komen.
Naardemaal Aandoenlykheid eene kieschheid van Gevoel, ten aanzien van anderen, veronderstelt, loopen de zodanigen, die de sterkste Aandoenlykheid willen vertoonen, gevaar, om deeze kieschheid tot een uitersten voort te zetten. Zy zyn misschien niet onvatbaar voor de warmte van belanglooze Vriendschap maar zy zyn zo verfynd geworden in alle hunne Gewaarwordingen; zy vormen zich zo hoogvliegende begrippen van 't geen in de Gevoelens van anderen aan hunne eigene moet beantwoorden; zy vinden zich zo sterk getroffen door alles wat niet overeenstemt met hun ingebeelde maatstok van wederkeerige genegenheid, dat het onrust en ongemak baart by allen, met welken zy te doen hebben. Van hier onregtmaatige verdenkingen van hunne Vrienden; van hier ongegronde verwytingen, en klagten over onvriendlykheid; van hier eene gereedheid van zich geweldig beledigd te vinden, door kleinigheden. Doordien zy hunne Vrienden als met een microscoop beschouwen, wordt, het geen niet onbehaagelyk zou weezen voor een gewoon oog, aanstootlyk en wanstallig. In den grond van der zodanigen Character, legt altoos veel hoogmoed en inagtneeming van zichzelven. Deeze is, in de daad, een valsch soort van Aandoenlykheid. 't Is de in de plaatsstelling van eene grillige en ligtgeraakte kiesch- | |
| |
heid, in stede van die eenvoudige en eigenaartige tederheid van hart, welke de Menschen aanzet, om anderen met een oog vol toegeevenheid aan te zien, en veel af te schryven op de onvolmaaktheden, die zomtyds de beminnelykste hoedanigheden aankleeven.
'Er zyn anderen, die de Aandoenlykheid tot dit uiterste met voortzetten, maar veel eisch voor zichzelven maaken op de maate van deelneeming, in de belangen van anderen. Schoon hunne Aandoenlykheid geen baat kan schenken aan hem, die 'er ten voorwerpe van strekt, begrypen zy altoos, dat het hun geregtigt tot eenige voordeelige wedervergeldingen. Deezen zyn dikwyls lieden van een verfynd en listig Character: die deels zichzelven bedriegen, en deels hunne Gevoeligheid gebruiken tot een dekzel van hun belang. Hy, die uit waare Toegenegenheid handelt, als hy met anderen in druk en blydschap deelt, denkt om geene belooning uit dien hoofde. Hy volgt de aandrift van zyn hart. Hy gehoorzaamt de voorschriften der Natuure, even als de wynstok uit zyn aart druiven voortbrengt, en een Fontem water opgeeft. Wanneer inzigten van Zelfbelang, en vooruitzigten van wedervergelding, zich mengen met gevoelens van Genegenheid, speelt de Gevoeligheid eene onvolmaakte rol, en geregtigt ons tot eene zeer schaarsche maate van lof.
Maar eens verondersteld zynde, dat uwe Gevoeligheid volkomen en zuiver is, dan moet ik u nog waarschuwen tegen de dwaaling, om de geheele verdienste van een Character in Gevoeligheid alleen te stellen. Zy is in de daad eene gelukkige gesteltenis van Ziel. Zy maakt den Mensch bekwaam tot het voegelyk volbrengen van veele Pligten, en opent hem een ruim veld van deugdzaame genoegens. Zy is een vereischte, om aangenaam te worden by god en by de Menschen. Maar zy zal, indien ze alleen by Gevoel blyft berusten, niet meer dan een onvolmaakt Character opleveren. Volklonke Deugd is van een verheevener en waardiger natuur. Deeze veronderstelt Aandoenlykheid, Goedaartigheid, en toegenegene Aandoeningen; deeze zyn 'er als weezenlyke deelen in opgeslooten; maar zy gaat verder; zy veronderstelt, dat ze versterkt zyn door Beginzels; zy vordert, dat ze onderstennd worden door Regtvaardigheid, Maatigheid, Standvastigheid, en alle andere Deug- | |
| |
den, die ons in staat stellen, om voegelyk te handelen in alle beproevende leevensomstandigheden.
't Is zeer mogelyk dat een Mensch zagtaartige aandoeningen in een hoogen trap bezitte, terwyl hy zich tevens, door drift en wellust, tot veele misdryven laat vervoeren. Bykans iedereen agt deugd te bezitten, in de eene of de andere gedaante. Hy wenscht eisch te mogen maaken op eenige hoedanigheid, die hem agtenswaardig doet worden in zyn eigen oogen, en in die van anderen. Van hier is het niet zeldzaam, inzonderheid by lieden van hoogen rang, veel te stellen in hunne Aandoenlykheid, schoon dezelve van een zeer gebrekkigen aart zy. Zy voelen zich aangedaan op het zien van elenden, wanneer dezelve hun sterk wordt voorgesteld. 't Gebeurt ook vaak, dat zy, door de kragt der beschryving meest getroffen, over verzonnen en afgeschilderd leed meer beweegings ontwaar worden, dan wegens daadlyke elenden. De traanen, welke zy by die gelegenheid storten, merken zy aan als ontwyfelbaare bewyzen van Deugd. Zy juichen zichzelven toe, van wegen de goedheid huns Harten, en besluiten, dat zy, met zulke gevoelige zielen, niet dan aangenaam kunnen weezen in 't oog des Hemels. Doch deeze rasvoorbygaande vertederingen maaken zeer weinig diepgaanden indruk op hun gedrag. Zy dienen ten oorsprong van weinige, indien van eenige, goede daaden; een korten tyd naa dat zodanige Personen geschreid hebben over een droevig verhaal, zyn ze gereed om hunne hand uit te strekken ter onderdrukking, om het loon der ongeregtigheid na zich te stryken, of zich over te geeven aan de misdaadigste voldoening van lust. - Deeze soort van Aandoenlykheid verschaft niets meer dan een bedrieglyken eisch op Deugd, en geeft den Menschen geen grond, om hoog van zichzelven te denken. Wy moeten niet alleen nagaan hoe zy voelen; maar hoe hunne gevoelens hun aanzetten om te werken, om hun weezenlyk Character op te maaken.
Aandoenlykheid, wanneer dezelve rechtschaapen en zuiver is, heeft een naauw verband met Godsvrugt. Die warmte van Genegenheid, en tederheid van Hart, welke de Menschen aanzet om te voelen voor hunne Broederen, en te deelen in hun vreugd en druk, moet hun natuurlyk geschikt maaken, om, op de bedenking der Godlyke Goedheid, vertederd te worden, en van
| |
| |
verwondering over de grootheid der Godlyke Majesteit te gloeijen; de stem van lof en aanbidding op te heffen tot dat Opperweezen, 't welk zynen Schepzelen zo veel zegeningen verleent. Hy, die van sterke Gevoeligheid omtrent zyne Medemenschen hoog opgeeft, en nogthans geene aandoeningen heeft ten opzigte van de verheevene voorwerpen, welke de Godsdienst hem aanbiedt, geen hart, geschikt om den grooten Vader des Heelals te bewonderen en te aanbidden, mag met alle reden de egtheid en kieschheid zyner Aandoenlykheid verdagt houden. Hy heeft grond, om te vermoeden, dat 'er ergens in zyn hart eene heimlyke verkeerdheid schuile, die zyn Character bederft. Dat wy ons, derhalven, benaarstigen, om alle de deelen van een deugdzaam Character, gelyk 't behoort, te vereenigen; bestendig en eenpaarig goed te zyn; regtvaardig en opregt zo wel als medelydend en beleefd; Godvrugtig zo wel als medegevoelend. Dat wy Hem, die het Hart gemaakt heeft, bidden, dat hy het vervulle met alle daar aan voegende geschiktheden, alle dwaalingen uit het zelve weere, en 't zelve tot de gelukkige woonstede maake van persoonlyke braafheid, gezellige tederheid, zuiverheid, goedaartigheid en Godsvrugt. |
|