Een Oostersche anecdote.
Een Caravaan van Kooplieden werd in Cilicia overvallen door Roovers, die hun van allen schat en voorraad ontzetten, schoon zy deeze wreeden, in den naam van God en den Propheet, baden, om hun ten minsten genoeg tot leevensvoorraad over te laaten. De verstandige loekman bevondt zich onder die ongelukkigen; een der Kooplieden zeide hem, dat hy dit Volk moest aangesprooken en beter begmzels ingeboezemd hebben, misschien hadden zy dan een gedeelte onzer Goederen wedergegeeven - Loekman antwoordde: ‘Men wint niets bij Wysheid te prediken voor den onwaardigen; de vijl kan nimmer yzer, tot in 't hart van roest doorknaagd, glad maaken. Welk een invlood kan Raad hebben op een Geweeten, verhard door misdrijven? Dringt een nagel door steen?’