Zamenspraaken, zyne eigene Gevoelens niet moeten zoeken, als hy zegt: qui requirunt quid, quaque de re, ipsi sentiamus, curiosius id faciunt quam necesse est. De begrippen deezes Wysgeers wegens de Godheid, treft men aan in het eerste en tweede Boek de Legious, en in zyn vierde Boek de Finibus boni et mali.
Uit het geen cicero zegt, wegens de Wichelaary en de wyze waar op homerus de Goden invoert, is het blykbaar, dat hy te veel gezond verstands bezat om het Volks veelgodendom niet te veragten; doch hy schynt zeer bezorgd geweest te zijn, om in geen vermoeden te vallen, van een toeleg om het omver te werpen. Hier van ontmoeten wy een allerspreekendst bewys in 't slot zyner Verhandeling de Divinatione; waar hy, naa zyn wensch om de afschaffing dier Bygeloovigheid uitgeboezemd te hebben, als geschikt om 's menschen geest te verlaagen, en over de zwakheid der Stervelingen een dwinglands bevel te voeren, deeze omzigtige verklaaring 'er nevens voegt, die hy der opmerkinge zyner Leezeren met allen ernst aanbeveelt, te weeten, dat hy het met het uitrooijen des Bygeloofs niet voorheeft den Godsdienst overhoop te werpen, en wil, dat een verstandig Man de Instellingen zyner Voorvaderen, ten aanziene van de Godsdienstplegtigheden, zal behouden. Deeze beschroomdheid is, misschien, de reden, waarom cicero, schoon hy zomtyds van het Opperweezen zodanige bepaalingen geeft, dat men moet denken, dat hy de éénheid daar aan toeschryft zo dikwyls hij van de Goden in 't meervoudig getal spreekt.
Cicero koesterde verheevene denkbeelden van de waardigheid der Menschlyke Natuure, en van de voortreflykheid der Ziele, welke hy geloofde een onverdeelbaar, en daarom onsterflyk, beginzel te weezen. Zyn geloof, dat de Deugdzaamen, in een toekomenden Staat, vergolden zouden worden met een Gelukzaligheid, van welke de Boozen zouden zyn uitgeslooten, is blykbaar uit veele plaatzen; hoewel het zeker gaat, dat hy de Volksbegrippen van den Tartarus, en de Bewoonders van denzelven, verwierp.
Wat de plaatzen betreft in zyne Brieven, die men aangemerkt heeft als getuigenis draagende van zyn Ongeloof in een leeven na dit leeven, eenige deezer komen voor in zyne Brieven aan torquatus, die, gelyk cicero zelf ons berigt, een Epicurist was, en als wy in