Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 431]
| |
Onderhoud van den heer William Jones, Voorzitter van de Maatschappy, tot het onderzoeken van de Geschiedenis, de Natuurlyke Historie, de Oudheden, de Kunsten, de Weetenschappen en Letterkunde van Asia, te Calcutta, met Abram, den Abyssinier, over de stad Gwender en de bronnen van den Nyl.(Ontleend uit de Asiatic Researches, of Transactions of the Society inslituted in Bengal.)
Berigt ontvangen hebbende, dat 'er zich een Inbooreling van Abyssinie in Calcutta bevondt, die het Arabisch vry vlug sprak, liet ik hem by my komen, en onderhieldt hem met veel nauwkeurigheids over verscheide onderwerpen, waarin hy zich zeer bedreeven betoonde: zyne antwoorden waren zo eenvoudig, zo net, en zyn geheele voorkomen was zo verre van eenig vermoeden van valschheid in te boezemen, dat ik een kort opstel vervaardigde van ons onderhoud, 't geen waarschynlyk der Maatschappye niet ongevallig zal weezen. Wegens Gwender, door benier langen tyd geleden als een Hoosdstad beschreeven, hadt ludolf beweerd, dat het alleen een Krygsvesting was, en gegist, dat dezelve, in weinig jaaren, geheel zou weg zyn; doch abram sprak van die Stad als de Hoofdstad van Abyssinie. Volgens zyn verslag was dezelve bykans zo groot als Misr of Kàhera, welke Stad hy zag op zyne Bedevaard na Jerusalem: die Stad lag tusschen twee wyde en diepe Rivieren, Caha en Ancrib geheeten, die zich beiden, op den afstand van omtrent vyftien dagen reizens, in den Nyl ontlasten; de wanden der huizen waren van rooden steen met riet gedekt; de straaten gelyk die van Calcutta, doch de wegen, langs welken de Koning ging, zeer breed; het Paleis hadt een gepleisterd dak, geleek naar een Sterkte, en stondt in 't midden van de Stad; de Markten der Stad hadden overvloed van Moeskruiden, ook Graangewassen, doch geen Ryst; Schapen en Geiten waren 'er in menigte; de Inwoonders zyn zeer op melk en kaas gesteld; maar het Landvolk en de Soldaaten maakten geen zwaarigheid in het bloed te drin- | |
[pagina 432]
| |
ken, en het raauwe vleesch te eeten van een Rund, 't geen zy in stukken hakken, zonder zich te bekreunen of het Beest leevend is dan dood; doch dat deeze woeste wyze van eeten verre was van algemeen te weezen. Amandelen en Dadels wierden in dat Land niet gevonden; maar Druiven en Perziken worden 'er ryp, en in eenige der afgelegenste Gewesten, inzonderheid in Cárúdár, maakte men veel Wyn: doch eene soort van Mede was de doorgaande Drank der Abyssiniers, waar in zy zich tot dronkenschap toe in te buiten gingen. De laatst overledene Koning was, naar zyn verhaal, tilca mahut (welk eerste woord Wortel of Oorsprong betekent) en de tegenwoordige tilca jerjis. Hy beschreef de Koninglyke Krygsmagt te Gwender, als zeer groot, en beweerde, misschien by eene ruwe gissing, dat de Vorst aldaar veertigduizend Ruiters hadt, de Troepen waren met musketten, lanssen, boog, pylen, en zabels gewapend. De Raadsvergadering bestondt uit omtrent veertig Raadsheeren, aan welken bykans de geheele uitvoerende Magt des Bewinds was toevertrouwd. Hy was eenigen tyd in dienst geweest van een Vazir, in wiens gevolg hy toog na de Bronnen van den Nyl of Abey, doorgaans Alwey geheeten, omtrent acht dagreizens van Gwender: hy zag drie Bronnen; een derzelver ontsprong uit den grond met zulk een geweld, dat het geraas op den afstand van vyf of zes mylen kon gehoord worden. - Ik vertoonde hem de Beschryving van den Nyl door gregory van Amhara, welke ludolf in 't Ethiopisch hadt doen drukken: hy las en vertaalde het vaardig, terwyl ik zyne overzetting vergeleek met de Latynsche overzetting, en dezelve zeer naauwkeurig bevondt. Hy verzekerde, dat de Beschryving overeenkwam met alles wat hy in Ethiopie gezien en gehoord hadt. Toen ik hem vroeg na de Taalen en den staat der Geleerdheid zyns Lands, antwoordde hy, dat 'er ten minsten zeven of acht Taalen gesprooken wierden; dat de fraaiste Taal, welke de Koning sprak, de Amharicksche was; dat de Ethiopische, gelyk wel bekend was, veele Arabische woorden bevatten, dat zy, behalven hunne Heilige Boeken, als de Prophetie van enoch, en andere. Geschiedenissen van Abyssinie hadden, en verscheide andere Schriften; dat de Landstaal in Schoolen geleerd | |
[pagina 433]
| |
werd, waarvan zy 'er verscheidene in de Hoofdstad hadden. Hy gaf my te verstaan, dat geen Abyssinier twyfelde aan het bestaan van de Koninglyke gevangenis, Wahinin geheeten, gelegen op een zeer hoogen berg, in welke de Zoons en Dogters der Koningen werden opgeslooten; maar dat de aart der zaake belette 'er eene byzondere beschryving van te krygen. ‘Alle deeze dingen,’ liet hy 'er op volgen, ‘worden, zo ik veronderstel, verklaard in de Schriften van yákúb, dien ik dertien jaaren geleden in Gwender gezien heb: hy was een Geneesheer, en paste 's Konings Broeder, die ook een Vazir was, in diens laatste ziekte, op; de Prins stierf, nogthans wierd yákúb van den Koning bemind, en waarlyk het geheele Hof en 't Volk beminde hem; de Koning ontving hem als een Gast in zyn Paleis, en bezorgde hem van alles wat hy noodig hadt; en wanneer hy uittoog, om de Bronnen van den Nyl, en andere zeldzaamheden, te bezigtigen, (want hy was zeer weetgierig,) ontving hy, door 's Konings gunst, allen mogelyken bystand en gemak; hy verstondt de Taalen, schreef en vertaalde veele Boeken, die hy met zich voerde.’ - 't Was my onmogelyk te twyfelen, inzonderheid toen hy den Persoon van yákúb beschreef, of hy meende james brúce Esq., die in het gewaad van een Syrisch Geneesheer reisde, en waarschynlyk, met welberaaden overleg, een naam, in Abyssinie wel bekend, aannam; hy wordt nog op den Berg Sinai in gezegend aandenken gehouden van wegen zyne schranderheid, waar mede hy een Bron ontdekte, die het Klooster zeer noodig hadt; hy was te Jedda bekend by mi'r mohammed hussain, een van de kundigste Mahomethaanen in In lie, en ik heb hem met veel lofs vermeld gevonden in een Brief van een Arabisch Koopman te Mokhá. 't Is waarschynlyk, dat hy in Abyssinie kwam door Musuwwa, eene Stad in 't bezit der Muselmannen, en wederkeerde door de woestyn, van welke gregorij in zyne Beschryving van den Nyl gewaagt. - Wy hoopen dat de Heer bruce een Verhaal van zyne belangvolle Reis zal uitgeevenGa naar voetnoot(*). |
|