Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 371]
| |
Middel, alhoewel eenvoudig in zyn voorkomen, egter proefondervindelyk zeer vermogend eevonden, tegen de geduchte gevolgen van den Dollen Honds-beet, of de watervrees, op nieuw bekend gemaakt;
| |
[pagina 372]
| |
en voornamentlyk Veendam en WildervankGa naar voetnoot(*), beproefd bevonden is, tegen de geduchte gevolgen des dollen Honds-beet, en waar van men, na behoorlyke bereiding en innemen van het zelve, de allergewenschte uitwerking, zo wel in Menschen als Dieren, bevonden heeft; want zo wel aan Menschen als Dieren, door dolle Honden gebeten, die dit Middel op zyn tyd, binnen de negen dagen, genomen hebben, heeft men nimmer kwade gevolgen bespeurd. Na herhaalde Proefnemingen met dit Middel, en volledige verzekering van deszelfs heilzaam vermogen, heeft myn Vader Zaliger, de Heer philippus johannes looff, in leven Medicinae Doctor, in zyne laatste Jaren Practiserende te Groningen, na een reeks van veertien Jaren, in Veendam en Wildervank, zyne Practyk geoeffend te hebben, ten nutte van het algemeen goedgevonden, om dit Middel in het Jaar 1781 bekend te maken, en daar nevens eenige aanmerkingen over de Honds-dolligheid by te voegen, welke, wanneer dezelve konden in acht genomen worden, misschien, ja zelf zeer waarschynlyk, een van de beste voorbehoedmiddelen zoude zyn, om de Honds-dolligheid voor te komen, zo niet uit te roeien, ten minsten sterk te verminderen. Buiten myn bestek zynde, om deze aanmerkingen van den Autheur hier ter plaatze aan te halen, zal ik tot de bekendmaking van de bereiding, en manier van gebruik, van het bovengemelde Middel, overgaan. Men vind het zelve, in forma van een Brief, gedateerd Groningen den 17 Augustus 1781, onder den titel van: Aanmerkingen over de Honds-dolheid, door ph.j. looff, Medicinae Doctor te Groningen, aan het Geneeskundig Genootschap, onder de Zinspreuk: Servandis Civibus, op volgende wyze beschrevenGa naar voetnoot(†). ‘Men neemt drie doiren van Hoender Eieren, en drie halve Eijerschalen vol Boom-oly, doet het te zamen in een Koekenpan, op een matig vuur, roert het gestadig met een mes wel ondereen, en laat het | |
[pagina 373]
| |
te zamen zo lang braden, dat het, door gestadig roeren, een egale massa, als een Conserf word. Het vervult als dan een allergrootst koffy-kopje. Het gebruik hier van is aldus: Die gebeten is, moet deze dosis twee agtereenvolgende dagen innemen, zig tevens onthoudende van alle spys en drank, zes uuren vóór het innemen des middels, en ook zes uuren, na dat het ingenomen is, en onderwyl word de wonde, negen dagen lang, twee maal daags, met een pennetje van vuuren-hout opengekrabt, en word teffens met een weinig van dit middel verbonden. Maar iemand, welke met zo een Hond heeft omgegaan, hem gecarresseerd heeft, en daar van gelekt is geworden, enz., neemt tot voorbehoeding het zelve middel maar éénmaal in. - Een Dier, van wat soort ook, dat gebeten is, neemt twee agtereenvolgende dagen, telkens, een dubbelde dosis, vastende mede voor en na het innemen, zes uuren.’ Het zal my geenzints verwonderen, dat velen, dit lezende, geen geloof aan dit middel zullen kunnen geven, dat het zelve van zo een groot vermogen is, om de geduchte gevolgen des dollen Honds-beet te kunnen voorkomen, en derhalven aan velen van myne geëerde Lezeren vreemd voorkomen, dat ik zo een eenvoudig Middel, als dit, alleen uit Salade-oly en doiren van Hoendereijeren bestaande, als een Middel tegen de geduchte gevolgen des dollen Honds-beet, op nieuw bekend make, daar het zelve reeds (door myn Vader) in den Jare 1781, aan het bovengemelde Geneeskundig Genootschap medegedeeld is. Daar deze bekendmaking door myn Vader, uit ware menschenliefde, ten nutte van het algemeen, gedaan is; en myns wetens, het zelve in weinige of geen aanmerking genomen is, en dus met dit middel weinig of geen Proeven gedaan zyn; zo heb ik my verpligt gevonden, zulks op nieuw met het zelfde oogmerk ten nutte van het algemeen te doen, verzekerd zynde, door ProefondervindingGa naar voetnoot(*), dat, wanneer het zelve behoorlyk be- | |
[pagina 374]
| |
reid, en vroeg genoeg, dat is kort na den ontvangen beet ingenomen word, van de gezegendste uitwerking | |
[pagina 375]
| |
zal bevonden worden, zo wel in Menschen als Dieren, welke door een dollen Hond vergiftigd zyn. Dat het bovengemelde Middel, hoe eenvoudig ook in zyn voorkomen, van die heilzame kragt kan zyn, om het gift van den dollen Honds-beet te vernietigen, zal minder wonderlyk voorkomen, wanneer wy het vermogen der olyven-oly tot onze bespiegeling nemen. Dezelve is zagt op het gevoel, maakt de lichamen waarop dezelve geappliceerd word, glad, lenig en zagt. Edog, wanneer een drup olyven-oly, op een wonde, door den steek van een By, Wesp, of ander Insect gemaakt, aangebragt word, zal men de pyn en zwelling, daar door voortgekomen, wel haast doen bedaren, dog in het eerste begin een gevoel hebben, als of die wonde door een gloeiend yzertje wierd toegeschroeid; ja zelf heeft de eenvoudige olyven-oly het vermogen, om het gift van den Adder-beet zyne kragt te benemen, en dus alle de gevolgen van dezelve te voorkomen, zo als de ondervinding meermalen bevestigd heeft, en reeds lange in Engeland bekend geweest is. 't Volgende geval kan zulks bewyzen. In het Jaar 1751 of 1752, diende een man, met name oliver, welke voor een groot gedeelte zyn bestaan uit het Addervangen had, zig by het Collegium Medicum te Londen aan, om een Proeve te geven, dat de applicatie der olyven-oly alleen (vermits men altoos gemeend had, dat, om de Adder-beet te genezen, Adderoly, dat is olyven-oly, waar in een Adder dood gelopen was, volstrekt vereischt wierd) op de delen aangedaan door den beet, niet alleen de gevolgen daar van | |
[pagina 376]
| |
voorkomen konde, maar zelfs, wanneer de gevolgen des beets zigtbaar waren, zo een lyder door de olyvenoly alleen konde bersteld wordenGa naar voetnoot(*). Daar toe wierd door de Leden van de Societeit een dag bestemd, en aan den Addervanger, wanneer de Proeve voldeed, een praemie van vystig Ponden Sterling aangeboden. De bestemde dag daar zynde, kwam oliver, een grysaart, tusschen de 60 en 70 Jaren oud, nevens zyne Vrouw; liet zig in tegenwoordigheid van de daar zynde Leden, door een Adder, welke hy ten dien einde medegebragt had, op den duim steken. Het gift vattede; een weinig tyds daar na zag men den duim, den arm, en andere deelen opzwellen, zo dat men de naden der klederen moest los tornen, om dezelve uit te krygen; hy wierd kortademig, en benauwd. De Vrouw, welke tot zyn adsistentie medegekomen was, ging, met verlof der leden daar toe gekregen, tot de genezing van haren man over. Zy maakte een goede hoeveelheid olyven-oly warm, en smeerde herhaalde reizen, en aanhoudend, de aangedane delen daar mede, tot zo lange de opgezwollene delen begonden te slinken, den adem ruimer, en de man beter wierd, (tusschen beiden nam hy nu en dan een lepel vol oly in,) daar na wierd de man op een rustbank, die op hun verzoek daar toe gereed gemaakt was, gelegd; de man kwam in een gerusten slaap, met een zagte uitwazeming verzeld, en na een uur zeven a agt geslapen te hebben, wierd hy verkwikt wakker, stond op, en na iets tot versterking of verkwikking gebruikt te hebben, ging de Addervanger nevens zyne Vrouw, met zyn Praemie, zeer gezond en vergenoegd na huis. Dat de Olyven-oly het vermogen heeft om de gevolgen des Adderbeets te kunnen wegnemen, heeft myn | |
[pagina 377]
| |
Vader in de Wildervank wonende, terwyl ik zelve by myn Ouderen t'huis was, proefondervindelyk bevestigd gezien. In den Jare 1764, in den Zomer, wierd myn Vader gehaald ten huize van eenen cornelis blink Jongman, tusschen de 20 en 30 Jaren oud, dezelve was in het veld geweest in de Veenen, en aldaar door een Adder gestoken, had ruim twee uuren in groote smerte bezig geweest om t'huis te komen; de beenen waren zeer opgezwollen, de lyder was onrustig, dorstig, benauwd, koortzig en zeer pynlyk. Op myn Vaders order wierd aanstonds Olyven-oly warm gemaakt, en daar mede aanhoudend de opgezwollene deelen gesmeerd; men zag de toevallen en zweling, na eenigen tyd met smeren aangehouden te hebben, verminderen, en, nu men in vertrouwen was dat het venyn zyn kragt benomen ware, wierd de Lyder in een warm gemaakt bed gelegd, kreeg een verkwikkelyken slaap en sterke uitwazeming; het gewenschte gevolg was, dat de Lyder, den volgenden dag, zyne bezigheden konde waarnemen, en naderhand volmaakt gezond gebleven s. Naderhand heeft myn Vader, aan verscheidene, die na het Veld en in de Veenen moesten gaan, aangeraden, om, tot een praeservatif os voorbehoedmiddel, een vlesje oly mede te nemen, ten einde, in gevalle zy door een Adder mogten gestoken worden, hetzelve by der hand te hebben, om aanstonds geappliceerd te kunnen worden; het welk by die genen, die van dezen raad gebruik gemaakt hebben, een goede uitwerking had. Want die gene, welke dadelyk na den ontvangene steek, de oly aanbragten, wierden van deszelfs gevolgen bevryd, en zeiden, op de aanbrenging der oly, een brandende pyn gevoeld te hebben, deg die binnen korten tyd ophield; zo dat zy vervolgens gezond na huis gekomen zyn. Wanneer men in aanmerking neemt, dat de oly tot een teg ngift van alle stekingen der venynige Dieren kan strekken, zal de goedgunstige Leezer, met minder verwondering, het gemelde middel tegen de geduchte gevolgen van des dollen Honds-beet kunnen aanzien. Derhalven hoop en wensch ik, uit grond mynes harten, dat met het bovengemelde middel Proeven mogen genomen worden, als kunnende strekken zo tot heil | |
[pagina 378]
| |
van Menschen als tot behoud van Dieren, die aan den eigenaar van waarde zyn. - De volgende Waarneeming, die my, op vriendelyk verzoek, goedgunstiglyk door den Heer j.f. van der piepen, (welke, eenige Jaren den Wel Edelen zeer Geleerden Heer j. stook, in het voorleden najaar alhier overleden, in leven voornaam Medicinae Doctor in deze Stad, en om zyn kundigheid van velen geacht, in zyne Apotheek geadsisteerd heeft) medegedeeld is, vind ik nuttig hier by te voegen: waar van de inhoud hier op uitkomt. In het begin van den Jare 1787, den 8 January, kwam de Heer van der piepen, van zyn twee honden verzeld, des voormiddags t'huis. In huis willende gaan, kwam een kleine hond de stoep op, welke eerst den eenen hond zeer woedend beet; de ander zogt zig door de vlugt te bergen, dog wierd mede zo hevig in zyn oor gebeten, dat 'er een stukje uitgerukt wierd; vervolgens zag de Heer van der piepen, dat het zelfde hondje een kleinen hond van zyn Buurman beet, als ook nog een hond die voorby liep. De Heer van der piepen dit geval aan zyn Patroon verhalende, en het bekend wordende, dat 'er een dol hondje in die buurt geweest was, ook de waarheid hiervan nader bevestigd wordende, wilde de Heer stook, om alle gevaar voor te komen, die beide honden, waar van hy anders veel hield, dood laaten schieten; dog hiertoe konde de Heer van der piepen niet besluiten; zig herinnerende ergens gelezen te hebben van een Middel tegens de gevolgen van des dollen Honds-beet, vond het zelve in het Zevende Deel van Servandis Civibus, ter plaatze bovengemeld, en haalde zyn Patroon over om met dit Middel een proef te neemen. Daarop wierden de honden, ieder afzonderlyk, aan een keten wel verzekerd vast gemaakt, en het bovengemelde Middel van Oly en Eijeren op voorschrevene wyze toegediend; en het gevolg is hier van geweest, dat de beide honden van dolheid bevryd, en volmaakt gezond zyn gebleven. De zonderlinge uitwerking van dit Middel op die honden is geweest, dat de honden zo sterk door de huid zweetten dat hunne hokken van binnen 'er mede beslagen wierden, en zo kleverig waren, dat men moeite had het zelve 'er af te boenen: de reuk of lugt die de hon- | |
[pagina 379]
| |
den van zig gaven, was zo sterk, heeft de Heer stook my verhaald, dat zyn Wel Edele maar voor een zeer korten tyd, in het vertrek, daar dezelve waren, konde blyven; ook hebben de honden byna al hun hairen verloren, welke egter wederom allengskens aangegroeid zyn. Hier uit, dunkt my, kan de geachte Lezer duidelyk opmerken, dat dit Middel zeer sterke vermogens heeft; daar het zelve de honden door de huid deedt zweeten, (anders niet natuurlyk eigen aan deze dieren), en dat zweet zo scherp geweest is, om het hair derzelven te doen uitvallen. Dat de kleine hond, welke de honden van den Heer van der piepen gebeten heeft, dol geweest is, strekt tot bewys, vermits de Buurmans hond, welke (na eenige dagen gebeten geweest te zyn) uit voorzorg opgesloten was, tekenen van dolheid gegeven heeft, en om die reden dood gemaakt is. Dat het bovengemelde Middel, uit Oly en Eijeren, groote kragt bezit, (ja zelf wanneer de Watervrees daar is,) dog egter niet voldoende bevonden zy, om den Lyder te herstellen en van den dood te bevryden; blykt uit de twee voorbeelden, door myn Vader, in zyne aanmerkingen over de Honds-dolligheid, pag. 557 en 558, aangehaald. Alwaar de Autheur zegt, ‘Maar om door de ondervinding althans de groote kragt van dit Middel aan te tonen, zal ik twee voorbeelden bybrengen, my voor veele Jaren medegedeeld door den Wel Edelen zeer Geleerden Heer c. eb. muller, weleer beroemd Medicus te Amsterdam. Het eene was een man buiten de Zaagmolenspoort, en de andere een man buiten de Raampoort; dog in verschillende Jaren. Deze beide waren zeer onpasselyk, maar zonder te weten wat hun scheelde. De Vrouw zeide aan den Doctor: myn man kan niet drinken, het scheelt hem in de keel, enz. De Heer muller liet een bierglas met schoon water brengen, en bood het den man aan, waarop dezelve sterke Convulsien kreeg, het welk den Heer muller terstond te kennen gaf, dat die man de Watervrees reeds had, en van een dollen hond gebeten was; het welk hy ook aan de Vrouw te verstaan gas, die daarop met groote ontsteltenis ant- | |
[pagina 380]
| |
woorde; dat is waar, doch wy wisten niet dat het dier dol was, het was maar een klein hondje; en het was geschied voor byna zes weken. Hierop nam de Doctor zelf de moeite, om het middel, het welk hem bekend was, te bereiden, om zeker te zyn van deze eerste Proeve. Het was nu de derde dag der Hydrothobie of Watervrees. De man nam het in zonder veel moeite, en ziet, een zeer korten tyd daar na eischte hy te drinken, en dronk rykelyk meer dan een pint zuiver water, uit een ruimen melkpot, met het grootste gemak en betuiging van een onbeschryvelyke geneugte. Een half uur daar na begon hy overvloedig te braken, alles zwart als geronnen bloed, daar na wederom drinkende, tot dat zynen dorst gelescht was, en gaf, zes of zeven uren daar na, den Geest. Meest op dezelfde wyze (om niet te lang zyn) liep het af met het tweede geval, alwaar insgelyks, voort na het gebruik van het Middel, de Watervrees cesseerde: maar ook die lyder begon eveneens die zwarte sloffe te braken, bleef aanhoudend drinken met gemak en vermaak; maar stierf niettemin den volgenden dag.’ Ofschoon deze laatstgenoemde Lyders niet hersteld, en van den dood konden bevryd worden, moet men, na myne gedagten, zig egter zeer verwonderen, dat dit Middel zo veel uitwerking had, om hun, kort na het gebruik van het zelve, de Watervrees te beneemen, en zy dus met groot genoegen hunnen grooten dorst konden lesschen. En is het nog niet een groote zaak, om zodanig een Lyder, die onbeschryvelyke geneugte, van te kunnen drinken, te verschaffen? En daar dit Middel kan dienen, om den Patient, reeds de Watervrees hebbende, van dezelve te ontheffen, dunkt my, kan men hier uit, als uit de voren aangehaalde Proeven van dit Middel, met grond van reden op de heilzame werking van het zelve vertrouwen stellen; zo dat men van het zelve, indien het, van Mensch of Dier, kort na den beet, behoorlyk bereid, als bovengemeld is, gebruikt word, onder Gods zegen de heilzaamste uitwerking verwagten kan, en mag. Dat deze letteren tot genoegen en heilzaam nut van myn Evenmensch mogen verstrekken, is het grootste | |
[pagina 381]
| |
oogmerk en begeerte van hem, die zig met eerbied noemt Wel Edele Zeer Geleerde Heeren!
U Wel Edele
Gehoorzame Dienaar
andr. jul. aug. looff, Med. Doct.
Rotterdam, den 11 July 1790. |
|