men, in deze gevallen, niet te voorzigtig kan handelen. - Men kan dikwyls zyne Vrienden grooter dienst doen met zwygen, dan met spreken. Zomtyds kan, integendeel, het geval vorderen, dat men hunner verdediging op zich neme. Het veiligst derhalven, dat men doen kan, is, wanneer men in dergelyke gevallen komt, met alle bedaardheid te overwegen: welk het nuttigst zy, te spreken of te zwygen - Eene twede aanmerking moet ik hier nevens voegen, namentlyk, dat het niet zelden gebeurt, als onwellevende menschen ons iets zeggen met betrekking tot onze Vrienden, wy niet zelden in hun gebreken beginnen te ontdekken, welke wy te voren nimmer gezien hadden: of wanen gebreken in hun te vinden, schoon ze dezelve indedaad niet hebben, alleen om dat men ons wys gemaakt heeft, dat ze met dezelve besmet zyn geweest, of nog dadelyk behebt zyn. - Zo veel nadeel kan het kwaadspreken van menschen te wege brengen, dat men ze zomwylen dadelyk hatelyk maakt in de oogen hunner beste vrienden, dat men oorzaak geeft tot eene verkoeling in de vriendschap, of wel tot eene gehele verbreking van dezelve. - Hoe nadelig is dierhalven zulk eene onwellevende handelwyze! - Welk eene verfoeijelyke misdaad is dan de kwaadsprekenheid en de agterklap niet, die menschen van menschen verwydert; - die niet zelden de oorzaak is, dat de geheiligste banden van Vriendschap gebroken worden, dat de beste vrienden in doodelyke vyanden verkeren, - Hoe verderfelyk is zulk eene onbeschofte onwellevendheid niet voor de gemene zamenleving! De Maatschappy word 'er grootelyks door benadeeld, om dat ze veelal de banden van vereeniging verscheurt, die de vastigheden eener Maatschappy zyn; met welker verscheuring de grootste wanorde aangeregt, de rust der zamenleving verstoord, en de Maatschappy met instorting gedreigd wordt.
Niets wint schielyker veld, of kruipt haastiger voort, dan de Ondeugd. - Het kwaad, eens post gevat hebbende, dringt zo spoedig, en met zulk een kragt door, dat 'er geen stuiten, noch tegenhouden aan is; even gelyk het water, wanneer het, door een dyk of dam gebroken, niet te bedwingen is, maar, met verdubbelde kragt, al wat in den weg staat, met zich sleept, of voor zyn geweld doet bukken. - Zo lang de ondeugd word tegengehouden, of nog kan bedwongen worden, oefent ze geen geweld, en is bykans onvermogend; maar, eens losgebroken, laat ze zich door niets bedwingen, even gelyk de kragt van aandringende wateren, door opgeworpen dammen, word bedwongen; dog als deze doorgebroken zyn, zich nergens door bedwingen laat; maar allerwege de beklagelykste verwoestingen aanrigt. Dan, daar het kwaad, de ondeugd, zo schielyk veld wint, en hare besmettende kragt zo