Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBelangryk berigt, van de zeden, gewoonten, en het character, der Spanjaarden.(Overgenomen uit des Heeren peyron's Essays on Spain, uitgegeeven in bourgoanne's Travels.)
Spanje werd, by beurten, bewoond en overwonnen door onderscheidene Volken, en ontving met de ketenen der Overwinnaaren een gedeelte van hun Character. Den heerschenden smaak der Spanjaarden voor zekere Schouwspel-vertooningen; de zugt tot hoogklinkende Tytels, en een eindlooze lyst van Naamen; hunne Galantery en diepen eerbied voor de schoone Sexe; hunne zinnebeeldige en vergrootende wyze van spreeken | |
[pagina 348]
| |
ontvingen zy van de Mooren. - Zy ersden de destigheid in houding, en in gesprekken, en de jalousy, welke hun agterdogtig en wraakzugtig doet worden, van de Africaanen. - Van de Gothen, en hunne Voorvaderen, ontleenden zy Openhartigheid, Braafheid en Moed, Deugden aan hun eigen. - De Romeinen en de Gothen, desgelyks, gaven hun de Geestdrift van Vaderlandsliefde; de gesteldheid op het Grootte, en het Bygeloof. Tot welk eene hoogte het Bygeloof der Romeinen opsteeg kunnen wy uit plutarchus leeren. De Bygeloovigheid der Itahaanen is in mets anders, dan in het voorwerp, veranderd, en daar, zo wel als in Spanje, is nog de aart des Bygelooss dezelfde gebleeven. Veelvuldige beschryvingen hebben wy van der Spanjaarden Character; doch ieder Landschap heeft zyn byzonder Character, en schynt 'er tusschen de Bewoonderen zo wel een zedelyke als natuurlyke verdeeling plaats te hebben. De Landschappen, die voorheen bykans zo veele Koningryken waren, schynen den geest van haat tegen elkander, in eene meerdere of mindere maate, naar gelange zy in afstand van elkander verwyderd zyn, behouden te hebben. De Catalowers zyn de vlytigsten, en werkzaamsten onder de Spanjaarden: zy merken zichzelven aan als een onderscheiden Volk, zyn altoos gereed ten opstand, en hebben meer dan éens het ontwerp gevormd, om van hun Landschap een Gemeebest te maaken. Eenige Eeuwen geleden, is Catalonie de Kweekschool geweest van Kunst en Handel in Spanje: die aldaar een graad van volkomenheid beklommen, in geen ander gedeelte van het Koningryk te vinden. De Catalonier is ruw, gemeenzaam, jalours, eigenbaatig, maar op, en in, 't voorkomen, vriendlyk. De Valencier is scherpzinnig, valsch, en zagter in 't voorkomen; voert niets weezenlyks uit; schoon tot veele dingen bekwaam; alle de Potzemaakers en Kwakzalvers van Spanje komen uit het Koningryk Valencia. De Andalusier heeft niets van zyn eigen, zelfs zyne Taal niet, en mag met den Gasconjer vergeleeken worden, van wegen de buitenspoorigheid zyner uitdrukkingen, zyne leevendigheid en ydel pochen; hy is onder honderd Spanjaarden ligt te onderkennen. Grootspraak heeft hy steeds in den mond, hy schikt alles op, en vergroot het; hy biedt zyn beurs, zyn persoon, aan u aan, juist zo lang dat hy tyd heeft om des berouw te hebben. Hy is leevendig, vrolyk, weinig bedryvend, gehegt aan de oude gewoonten zyns Lands, vlug, welgemaakt, een liefhebber der Vrouwen, op danssen, vrolyke partyen, en goeden eier, gesteld. De Castihaan is trots, ernsthaftig in zyn voorkomen, spreekt weinig, en schynt in diepe gepeinzen verzonken. Zyne be- | |
[pagina 349]
| |
leefdheid is koel; doch zonder gemaaktheid; hy is wantrouwend, en schenkt zyne Vriendschap aan niemand, dan na zyn Character langen tyd waargenomen te hebben. Hy bezit vernuft, sterkte van geest, een bondig oordeel, en is voor de Weetenschappen geschikt. Stelt hy zich vrolyk aan, dit is meest altoos met voorbedagtheid. De Inwoonder van Galicia mag met den Inbooreling van Auvergne vergeleeken worden; hy verlaat zyn geboorteland, en wordt, in 't overige van Spanje, op bykans dezelfde wyze gebruikt, als lieden van dezelfde soort uit Auvergne en Limousin in FrankrykGa naar voetnoot(*). - De meeste Knegts zyn Asturiers, zy zyn getrouw, niet zeer kundig, maar nauwkeurig in het volbrengen van hun pligt. Over 't algemeen is de Spanjaard geduldig en Godsdienstig: hy denkt diep, doch besluit traag; hy is bescheiden en maatig; van ouds af is zyne haat tegen de Dronkenschap bekend. - Strabo verhaalt ons van een Man, die zich in een vuur wierp, om dat iemand hem een Dronkaart genoemd hadt. Hy is getrouw, liefhebbend, vriendlyk. De Spanjaard is egter niet zonder gebreken, en waar wordt de Mensch zonder dezelve gevonden? De Mensch bestaat uit Deugden en Ondeugden, en een Volk is eene verzameling van Menschen. Wanneer, derhalven, by een Volk, de Deugden en gezellige hoedanigheden de Onddeugden, onafscheidelyk van de Gesteltenisse, de Lugtstreek, en het Character, kunnen opweegen, verdient dat Volk, met het hoogste regt, onze vuurigste hoogagting. Ik kan met waarheid zeggen, dat ik - uitgezonderd eene aanmaatiging van meerderheid, welke tot hier toe min het uitwerkzel geweest is van de Lugtstreeke, dan van oorzaaken, die misschien schielyk zullen ophouden; een geest van wraakzugt, waar van men de uitwerkzels zelden ziet; een Volks trots, die, welbestuurd, de heilzaamste uitwerkzels zou kunnen baaren; en eene zeer diepe onkunde, ontstaande uit gebrek aan eene opvoeding, waar van men den oorsprong te zoeken hebbe in het Geregtshof, opgerigt tot schande van de Wysbegeerte, en het gezonde Verstand, - in de Spanjaarden niets dan Deugden gevonden heb. Hun Geduld in de Oorlogen met Italie en Portugal verbaasde de FranschenGa naar voetnoot(†). De Spanjaarden waren geheele dagen zonder brood, water, of bedden, en men hoorde geen het minste gemor in hunne Legerplaatze 'er was geen het geringste verschynzel van Oproerigheid; men bespeurde alleszins de striktste gehoorzaamheid, en bereidvaardigste onderwerping. Altoos waren de Spanjaarden zeer aan hunnen Koning ver- | |
[pagina 350]
| |
knogt. 't Was niet, dan met het uiterste leedweezen, dat zy philip den V een Krygslyfwagt zagen vormen. De Graaf de alguilar, een braaf Edelman, nam de vryheid den Koning deswegen te gemoet te voeren: ‘Indien uwe Majesteit beslooten hadt op de groote Markt te Madrid te slaapen, zoudt gy u daar in volmaakte veiligheid bevonden hebben; de Markt zou niet vóór negen uuren hebben aangevangen, en alle de Castiliaanen waren, geduurende den nagt, uwe Lyfwagten geweest.’ Van hunne vroegste kindsheid af, aan Ligtgeloovigheid, en de Kerkplegtigheden gewoon, zyn ze bygeloovig, zonder het te weeten, en weezenlyk devoot Zelfs, in hunne losbandigheden, bewaaren zy het voorkomen van Devotie. De Spanjaard schynt, te midden zyner geweldigste Driften, zyne bedaardheid te bewaaren; en terwyl zyn hart ontstooken is, bewaart zyn gelaad de gewoone ernsthaftigheid. De Spanjaard heeft die ligtzinnigheid, noch geweldige snapagtigheid, zo gemeen in Frankryk; noch betoont hy, in zynen ommegang, de scherpheid en bytende bekelagtigheid van den Engelschman, en nimmer neemt hy den kruipenden, valsenen, en vleienden toon der Italinamen aan. Hy is destig; zyne beleefdheid grenst aan het notsche, doch blyst betaamlyk; zyne betuigingen van genegenheid, schoon niet altoos vuurig, zyn dikwyls hartlyk. Des Spanjaards Volks-hoogmoed, een vooroordeel, zeer gunstig voor net Staatsbestuur, 't welk 'er gebruik van weet te maaken, klimt tot eenen verbaazenden graad op. 'Er is geen Spanjaard, of hy houdt zyn Land voor 't voornaamste der Wereld. Het Volk heeft ten spreekwoord: Donde esta Madrid calle el mundo, ‘waar Madrid is, laat daar de Wereld zwygen.’ Een hunner Schryveren heeft een Boek uitgegeeven, onder den Tytel: Solo Madrid es corte. ‘Daar is geen ander Hof, dan dat van Madrid.’ Een Prediker zeide, in een Leerreden, over de Verzoeking van christus, dat de Duivel den Zahgmaaker op den top van een hoogen berg voerde, waar hy hem alle de Koningryken der Aarde ontdekte; hy toonde hem, voegde hy 'er by, Frankryk, Engeland, Italie; doch, gelukkig voor den Zoon van god, Spanje was door het Pyreneesche gebergte voor zyn gezigt verborgen. De Vaders van Huisgezinnen, weet men, dat, op 't sterven liggende, hunne Kinderen hebben geluk gewenscht wegens den zegen, dat zy in Madrid leefden, en leerden hun dat voordeel aanmerken als het grootste goed, 't welk zy hun konden naalaaten. Het verblyf in de Steden, en bovenal in de Hoofdstad, laat het Land ledig. Een Spanjaard leeft nooit uit eigen verkiezing op het Land; hy kan 'er geen verkiezing voor hebben, om dat hy niet weet wat het is; en hy, die zich verpligt vindt op 't | |
[pagina 351]
| |
Land zyn verblyf te houden, weet 'er geen voordeel mede te doen. De tressende beschryvingen van de Schoonheden des Lands, van de tooneelen der Natuur, zo vol verscheidenheden, die, te midden van de Stadvermaaken, ons met eene begeerte vervullen, om ze voor die des Landleevens te verwisselen, zyn onbekend in Spanje; men weet 'er niets van de geestdrift voor het Land, die een gessner, thomson, en saint lambert vervulde. Zou het gebrek aan vatbaarheid in de Spanjaarden, voor 't gevoel van alle Sentimenteele Schristen, met gegrond zyn in hun wederzin van 't Landleeven' De Lugtstreek, onder welke zy woonen, is brandend, en droogt het geheele gestel uit. Hadden de Spanjaarden meer gevoels, zy zouden het Land meer beminnen; maar zy zyn als aan hunne Steden geketend; in hunne Werken van Letterkunde is niets dan verbeelding; drift en galantery maaken het weezen hunner Minnehandelingen uit. Hunne onkunde is over 't algemeen zeer groot; de meesten hunner kennen geen onderscheid tusschen andere Volken, en veelen zullen staande houden, dat een Franschman, schoon een Christen, geen Catholyk is. Hun leezen bepaalt zich tot Toneelspelen; en hun bidden tot het herhaalen van den Roozenkrans. - Ik verzoek, dat men in aanmerking neeme, dat ik hier algemeen spreek: want in Span e zyn veele Geleerden, aan wier verdiensten ik wenschte in staat te weezen regt te doen. Der Spanjaarden Dapperheid in den Oorlog is slegts oogenbliklyk; en men heeft, op het bedryven van de uitsteekendste Heldendaaden, tekens van de grootste Lafhartigheid zien volgen. Verscheide Krygsbenden, die by een aanval over dag grooten moed zouden betoond hebben, beeven, en worden, geduurende een marsch by nagt, met een ydelen schrik bevangen. Zomtyds zyn de Spanjaarden wreed in den stryd, 't welk een gevolg is van hunne phlegmatieke gesteltenisse: en eens verbeterd, kent hunne woede geen perken. Dikwyls heeft men in de Oorlogen met Italie opgemerkt, dat zy de gewoonte hadden om hunne Gevangenen slegt te behandelen, en zelfs te wonden, als zy ongewond hun in de handen vielen; zy noemden dit: ‘zich van den Gevangenen verzekeren.’ Asegurar el prisonero. Menigwerf zyn de Spanjaarden beschuldigd, dat zy hun Wraaklust te verre lieten gaan; doch ten deezen opzigte schynt het Volk geheel veranderd. Ik denk niet, dat de Spanjaarden die kragt en sterkte van Character, waar door zy voorheen tot groote daaden werden aangezet, en ten prooi stonden van de gevaarlykste driften, verlooren hebben maar opmerking, en een techtmaatiger denkbeeld van Eer, hebben het geweld daar van gemaatigd, en die wraakzugtige geestgesteltenisse, welke | |
[pagina 352]
| |
hun zelfs tot doodslag vervoerde, bepaalt zich tot de laagere rangen des Volks. De Vryplaatzen, die de Kerken verichatten, schoon thans tot ééne Kerk, in iedere Stad, bepaald, zullen, langen tyd, dat zeker middel, om zich van een vyand te ontslaan, in weezen doen blyven. De Spanjaard is over 't algemeen kort, rank, en welgemaakt, zyn kleur is olyverwig; zyn houding destig; hy drukt zich gemaklyk en wel uit; hy heeft iets bevalligs. Onder den Mantel, dien hy omslaat, en met veel handigheids behandelt, draagt hy een langen Degen, tot zelfsverdeediging. Hy is en blyft nog gesteld op zyn breeden ronden Hoed, en zo ras hy zich in een Land bevindt, waar dezelve met verboden is, legt hy, met veel genoegen, den driepuntigen Franschen Hoed, gelyk de Spanjaard denzelven noemt, ter zyde De meest gehefde kleeding-kleur is zwart. Wanneer de Spanjaard deeze aflegt en verwisselt voor de Militaire Kleeding, (zo heeten de Spanjaarden de Fransche Kleeding) verkiest hy de helderste kleuren, en 't is niet zeldzaam, in Spanje, een gemeen Ambagtsman van vyftig Jaaren, in roode of hemelsblaauwe zyde te zien; in deeze byzonderheid is 'er geen onderscherding van rang. De Spanjaard is 'er op gesteld om vertoon te maaken, en versplt, zonder nadenken of berekenen, alles wat hy heeft aan zyn opschik, en leelt voorts zo hy best kan. Een der pryzenswaardigste hoedanigheden in den Spanjaard is, dat zy nooit een Bediende, die hun wel gediend heeft, laaten heen gaan; de Zoon houdt die van zyn Vader by zyn eigene, als mede de Dienstboden die zyn Moeder hieldt, en zy alle sterven onder 't dak van hunnen Meester. Uit deeze oorzaake is het zeer gemeen, in de huizen der Grooten, een verbaazend getal van Bedienden aan te treffen. Ik moest niet vergeeten te spreeken van dat gedeelte des Volks, 't welk overal ons troost schenkt, onzen geest opbeurt, en tot ons geluk grootlyks medewerkt, en geene ondeugden heeft, dan die wy 't zelve mededeelen. Niets is inneemender dan een jong Spanjaardinnetje, van vystien jaaren, hoedanige ik 'er veele op 't land gezien heb, in dit Koningryk. Een aangezigt, volmaakt enond; helder bruin hair, evenwydig verdeeld op het voorhoofd, en alleen zamengebonden in een zyden netje; groote zwarte oogen; een mond vol bevalligheden; een altoos zedige houding; een eenvoudige kleeding, juist om het lyf gereegen, en den middel zagtlyk indrukkende; kleine welgemaakte handen: met één woord, alles is in deeze jonge Dogters bekoorlyk. Zy herinneren ons de zagtheid, de schoonheid, de kleeding, de eenvoudigheid, der jonge Grieksche Vrouwen, van welke de Oudheid ons zulke heerlyke modellen heeft naagelaaten. De Engelen worden, op de Spaansche Tooneelen, altoos door jonge Dogters vertoond. | |
[pagina 353]
| |
't Gelaad der Spaansche Vrouwen is vol aandoening en leevendigheid. Zy toonen zich zeer voldaan, over iemand, die haar blyken van genegenheid laat zien; zy begeeren zeer gevleid en gestreeld te worden; altoos zyn ze geestig, en maar zelden beschroomd. Zy drukken zich met veel gemaks uit, en hebben eene verleidende vaardigheid in 't spreeken; zy zyn haastig, op haare begrippen gesteld, en driftig; maar bezitten een goed hart, en luisteren na reden, zo ras men haar kan beweegen om 'er bedaard na te hooren. Zeer zyn ze op den opschik, en byzonder op Juweelen, gesteld, en bedekken, zonder wel overlegde keuze of maate, de vingers met gladde, of met Diamanten bezette, ringen. De armen zo wel als de ryken, gaan nooit buiten 's huis, zonder een Basquina, of een groot zwart Mooren of Zyden Overkleed, over de andere kleederen heen geslaagen, welk Overkleed doorgaans zeer kostlyk is. Hierom doen zy de Basquina af, zo ras zy in hun eigen huis, of in dat eener Vriendinne, treeden. - De Kinderziekte richt in Spanje min verwoestingen van schoonheid aan, dan in Frankryk; zeldzaam ziet men eene Vrouw daar door geschonden. De Spaansche Vrouwen hebben, over 't algemeen, zulke leevendige en spreekende oogen, dat men ze, al derfden zy andere bevalligheden, daarom voor schoon zou houden. 't Geen de Reizigers verhaald hebben, van de verregaande voorzorge die de Spaansche Juffers draagen, om haare voeten te bedekken, bespeurt men niet meer; en eene Vrouw, die u haar voet laat zien, is niet altoos gereed, om, gelyk deeze Reizigers vertellen, u alle mogelyke gunsten toe te staan. De lengte van haar Overkleed is min toe te schryven aan Coquettery, dan aan Welvoegelykheid, en de vouwen, waarván Vader labat spreekt, in 't midden van het Overkleed, om 't zelve, naar welgevallen, langer te laaten naasleepen, zyn thans buiten gebruik. Zeldzaam geeft eene Spaansche Vrouw u de hand, om dezelve aan te raaken en te kusschen. Eene Engelsche of Fransche Vrouw is met niemand, dan haare Vrienden, gemeenzaam: en deeze regels van welvoegelykheid zyn gemeen by alle Volken. Aan de Maagd maria, betoonen de Spanjaards hun meesten Godsdienst, ter erkentenisse van alle de gunstbewyzen aan hun betoond. De eerbied dien zy haar betoonen, en voor de twee geschenken, aan het Menschdom verleend, de Scapulaire of het Schoudermanteltje, en de Roozenkrans, kan nauwlyks beschreeven worden. Weinige Vrouwen gaan buiten 's huis om te wandelen, of te speelen, zonder Roozenkrans in de hand: en de Mannen nooit zonder een om den hals. Wanneer op hunne tooneelen de Duivel geketend wordt, geschiedt zulks met een Roozenkrans, en hy maakt als dan een vervaarlyk getier, tot groote stichting der toekykeren. | |
[pagina 354]
| |
Even opmerkenswaardig is der Spanjaarden eerbied voor de Dooden en de Grafsteden: op de laatste strooijen zy bloemen, enbesproeien dezelve met Wywater. Ieder drup Wywater, op het graf geplengd, leert hun Priester, bluscht een gedeelte van het Vagevuur uit. Wie zou 'er dan niet mild mede weezen, en al het water eener riviere wel willen gebruiken. De onvermoeide jonge Dogter besproeit de Grafstede van haaren Vader, en Broeder; mogt zy het nooit de Grafszerk haars Minnaars doen! Het heilig verlangen, om wél te doen aan de Zielen der afgestorvenen, is algemeen in Spanje. Het Volk weet den dag wanneer een Ziel uit het Vagevuur komt; dikwyls leest men op de Kerkdeuren aangeplakt: Hoy se saca Anima: ‘deezen Dag is een Ziel verlost.’ Naa iemands dood, geschieden 'er Zielmissen zonder einde; hoe armoedig de Bloedverwanten het ook mogen hebben, zy moeten zich somtyds byna van alles berooven, om de rust van de Ziel huns overleden Bloedverwants te verlossen. De Zielmissen die iemand bepaald heeft, dat voor hem by zyn overlyden moeten gedaan worden, gaan voor alle schulden zyner Schuldeischeren. Philips de V beval, by uitersten wille, alle de Priesters van de plaats, waar hy zou sterven, op den eigensten dag zyns overlydens, Missen voor de rust zyner Ziele te doen; behalven deeze, geduurende drie dagen, zo veele Missen als mogelyk, voor bevoorregte Altaaren; en, op dat hy het wel wis mogt neemen, beval hy, dat voor hem honderdduizend Missen zouden gedaan worden, en dat het overschot van die 'er meer geschiedden dan 'er noodig waren, om hem ten Hemel te helpen, ten baate zouden komen van die verlaatene Zielen, om welker verlossing niemand dagt. De Spanjaarden hebben hunne blinde hoogagting voor de Priesters, van de Gothen ontleend. De Monniken, Priesters, en Bisschoppen, waren onseilbaar in de oogen van dat Volk. Zy werden de eenige Regters in Burgerlyke, zo wel als in Kerklyke, zaaken. De mindere Geestlyken werden by de Kerkvoogden als een hoop slaaven aangezien, en het zelfde voorwendzel heerscht nog heden ten dage in Spanje. De Pages, de Land- en Hoefbewoonders, en de Knegts van een Bisschop, zyn Geestlyken. Zo zeer waren de Spanjaarden met de Monniken ingenomen, dat alphorso de Krygshastige, Koning van Arragon, zyne Staaten, by uitorsten wille, aan de Orde van de Ridders Tempelteren overliet. De Grooten des Ryks gaven geen agt op deeze vreemde bespreeking; egter verkoozen zy een Monnik tot hunnen Souverain, Don ramiro, Broeder des overleden Konings. De Tempeliers hadden de onbeschaamdheid em de Kroon te vorderen, en ontvingen, by wyze van onderlinge schikking, de gifte van zekere Landen in het Koningryk. De yver van de Spanjaarden voor den Godsdienst stiekt zich | |
[pagina 355]
| |
tot deszelfs Bedienaaren uit. Een Priester is een voorwerp van eerbied, de Burgerlyke Regter heeft geen magt om hem te straffen, hoe groot een misdryf hy ook moge begaan hebben. Weinig jaaren geleden, zag men in Andalusia hier van een treffend voorbeeld. Een Monnik, behoorende tot de Orde der Barrevoeter Carmeliten, hadt eene geweldige liefdedrift opgevat voor eene jonge Jufvrouw, wier Biegtvader hy was. Hy hadt ongetwyseld te vergeefsch gepoogd, zyne wenschen aan haar te ontdekken: dewyl hy, uit haar mond verstaande, dat zy zou trouwen, en niet willende dat een ander in 't bezit zou geraaken van haar, die hy aanbadt, geheel verwilderd werd; én, op zekeren dag, naa dat de jonge Jufvrouw by hem gebiegt, het Saerament uit zijne handen ontvangen, en de Mis gehoord hadt, haar by de Kerkdeur opwagtte, en, niettegenstaande het gejammer van eene Moeder, en de verbaasdheid van allen, die het aanschouwden, haar met drie dolksteeken dood voor zyne voeten nederlag. Hy werd in de gevangenis gezet; doch de Koning, verstaan hebbende dat hy een Priester was, en hem zekeren tyd ter bekeering willende geeven, verwees hem om te Porto Rico als een Galeislaaf te leeven. Om een recht denkbeeld te vormen van de Zeden of Wetten eens Lands, moet een Waarneemer gebeurtenissen verzamelen en vergelyken, als mede de onderscheide oordeelvellingen, in soortgelyke gevallen, onderzoeken. Een Kanunnik van de Hoofdkerk te Seville, zeer pronks in zyne kleeding, en byzonder gesteld op nette schoenen, kon geen Schoenmaaker vinden, die ze hem naar den zin maakte. Wanneer een ongelukkige Schoenmaaker, by welken hy zich vervoegd hadt, naa het verlaaten van veele andere, hem een paar Schoenen t'huis bragt, die hem niet behaagden, werd de Kanunnik zo toornig, dat hy, na den Schoenmaaker gaande, een stuk gereedschap in den winkel aangreep, en hem daar mede zo veel slagen op 't hoofd gaf, dat hy dood ter aarde viel. De ongelukkige Man liet eene Weduw naa, vier Dogters, en één Zoon van veertien jaaren, de oudste van dit behoestig Gezin. 't Zelve deedt zyn beklag by het Capittel; de Kanunnik werd in regten vervolgd, en verweezen om voor één jaar niet in het Choor te komen. De jonge Schoenmaaker, manlyke Jaaren bereikt hebbende, nauwlyks in staat om de kost te winnen, van verdriet vermeesterd, zat op een Processiedag aan de deur der Hoofdkerk van Seville, als de Processie voorby ging. Onder de andere Kanunniken zag hy den Moordenaar zyns Vaders. Op het gezigt van dien Man, greep Kinderliefde, woede en wanhoop, hem aan, en vervoerde hem, om als raazende den Kanunnik aan te vallen, en het hart te doorbooren. Hy werd ge vat, van de misdaad overtuigd, en veroordeeld om leevend gevierendeeld te worden. Peter, dien wy den Wreeden noe- | |
[pagina 356]
| |
men, doch die de Spanjaarden, met meer reden, den Minnaar des Regts heeten, bevondt zich toen te Seville. De zaak kwam te zyner kennisse: en, naa zich van de byzonderheden te hebben laaten onderrigten, besloot hy zelve Regter des Schoenmaakers te zyn. Het Vonnis zullende uitspreeken, vernietigde hy, vooraf, het gestreeke Vonnis der Geestlyken; en den Jongeling gevraagd hebbende wat zyn handwerk was, sprak hy, naa bekomen antwoord: ‘Ik verbied u in één Jaar schoenen te maaken.’ Nooit brengen de Spanjaarden licht in een kamer, zonder te zeggen, ‘Gezegend zy het Heilig Sacrament des Altaars!’ De bystanders antwoorden - ‘Voor altoos!’ - Hun groet is ‘God bewaar u!’ - By het scheiden zeggen zy, ‘Ga met God, met de Heilige Maagd!’ - Als zy in een Huis treeden, is het eerste zeggen, Deo Gratias, Ave Maria. 't Gezin antwoord, Sin pecado concebeida, ‘zonder zonden ontvangen.’ Dit onderwerp van zo veele hoogloopende geschillen heeft men in Spanje tot een Compliment gemaakt. Nergens wordt van god, van Maria, en de Heiligen, zo veel gesprooken, als in dit Koningryk. De Paaschweek is de bron van duizend heiligschennissen, de gevolgen van Biegtbriefjes. De Spaansche Priesters hebben een grondregel, zo valsch als wreed; zy zeggen dat de Menschen, door alle mogelyke middelen, moeten gewend worden om hun pligt te doen, en dat de overtuiging, vroeger of laater, wel zal komen. Eenige weinige dagen vóór de Heilige Week bezoekt de Vicaris van elke Wyk, met een Register in de hand, zyn Volk, en tekent zorgvuldig elks naam op; vyftien dagen daar naa herhaalt hy dit bezoek, en allen die zich in zyn Wyk bevinden, moeten hem niet alleen een Biegtbriefje, maar ook een van ter Communie geweest te zyn, bezorgen. Hoe veele misbruiken ontstaan 'er niet uit deeze gedrogtlyke gewoonte! De Heilige dagen hebben nauwlyks aangevangen, of men dryft een heiligschendenden handel met dat geen, voor 't welk de Godsdienst ons leert den diepsten eerbied te hebben. In alle Parochiekerken ziet men slechte Vrouwen communiceeren, en aan haare onboetvaardige Minnaars de ontvangene Briesjes verkoopen. Priesters, dien naam onwaardig, betaalen, met dezelsde munt, de gunsten dier onkuischen. Veelen worden, om de kosten van een Briefje te bespaaren, heiligschenders; en indien iemand, door zyne driften tot verkeerdheid vervoerd, Godsvrugt en welvoeglykheid genoeg behouden heeft, om tot deeze schriklyke middelen geen toevlugt te neemen, en, op den dag dat de Priester zyn bezoeken aflegt, geen Brief e van Communiegang bezit, wordt hy het voorwerp van Kerklyke tugt; zyn naam wordt schandelyk op de openbaarste plaatzen aangeplakt, en volbrengt hy, in den bepaalden tyd, | |
[pagina 357]
| |
het bevel niet, dan wordt hy aan den lyve gestraft. In deezervoege wordt hy, die misschien de Godsdienstigste is onder zyne Broederen, 't meest geschandvlekt, en het slachtoffer van zyne beschroomdheid en liefde tot de waarheid. Weinige Spanjaarden, weinige Vrouwen inzonderheid, worden op den arm gelaaten; doorgaans geschiedt de aderlaating op de hand, of op den voet. Allen zyn ze zeer op het aderlaaten gesteld. 't Is niet ongewoon hun te hooren zeggen: die of deeze is onpasselyk geweest; hy is viermaalen adergelaaten, en bevindt zich nu beter. De meeste Vrouwen doen zich, by wyze van voorzorg, drie of viermaalen in eene maand, aderlaaten. Ik hou my verzekerd, dat het groot aantal Blinden, in Spanje, zo zeer veroorzaakt wordt door hun veelvuldig aderlaaten, als door de brandende zandgronden, die in verscheide deelen des Ryks den grond uitmaaken. Menschen, die men slegts zeldzaam ziet ten dage van gezondheid, blyven niet in gebreke, om u veelvuldige bezoeken te geeven, als ziekte u aan huis en kamer bepaalt. Zelden veragtloost de Spanjaard uitwendige zamenleevingspligten. Hy zal u op uwen Geboortedag komen begroeten; doch gy moet niet verwagten, hem het overige des Jaars ten uwen huize te zullen ontvangen. De eerste plaats in een Posada, of Spaansche Herberg, is dikwyls een groote Stal, vol ezels en muilezels, door welke gy heen moet dringen, indien gy begeert te vraagen, of 'er, om u te herbergen, plaats is. Met veel moeite komt gy in de keuken, welke bestaat uit een rond of vierkant vertrek, welks dak spits toeloopt, en aan den top open is om den rook een vryen doorgang te laaten. Rondsom dien grooten Schoorsteen is een breede steenen bank, die 's nachts het Huisgezin ter Bedstede verstrekt; doch over dag een voeglyke plaats oplevert voor Reizigers, Voerlieden en Muilezeldryvers, die, zonder onderscheid by den Waard en Waardin gezeten, de lugt een gedeelte des rooks ontneemen, door denzelven in te zwelgen. Het vuur, 't welk in 't middelpunt deezes jammerhartigen verblyfs brandt, bestaat meestentyds uit drooge koemest met stroo gemengd; dit vuur dient ook, om voor ieder persoon, op zyn beurt, zulk eeten te kooken, als hy zorg gedraagen heeft, mede te neemen. Al het keukengereedschap bestaat in verscheide groote stoofpannen, en alles, wat gy eet, is gestoofd in zeer slegte olie. 't Is waar, men is 'er niet spaarzaam mede, en de overvloed, gepaard met de slegtheid, verdryft den eetlust geheel. - De hoek van de vuurplaats is doorgaans ingenomen door eenen Nieuwsverteller, tot de oogen toe gedooken in den kap van zyn mantel; of een blinden Muzikant, die door de neus zingt, en op zyn Guitar speelt, en de Kinderen der Waardinne, Jongens en Meisjes, die alleen een hemd of schort | |
[pagina 358]
| |
draagen, schoon van een ouderdom, die voeglyk meer dekzel eischt. - Wanneer gy u ververscht en gewarmd hebt, en verlangt te rust te gaan, brengt men u in een vogtig hol, een kamer geheeten, voorzien van twee stoelen, doorgaans vry hoog, als de tafel laag, en laag, als de tafel hoog, is; om dat alle dingen hier strydig zyn met alle reden en evenredigheid. Een matras, een voet korter dan dezelve behoort te weezen, wordt op den grond geworpen; de beddelakens zyn niet veel grooter dan groote zakdoeken, en de deken, als gy 'er by geval een aantreft, reikt nauwlyks tot de zyden van dit elendig bed. Op zulk een bed van wellust moet de reiziger rusten, naa de vermoeienissen van den dag, om 'er aangenaame droomen af te wagten, of nieuwe ontwerpen voor zyne reis te smeeden. - De slegtste herbergen zyn nog, die opgehouden worden door de Gitanos, of Gipsies; in een bosch zoudt gy u veiliger bevinden; gestaadig moet gy uw goed in 't oog houden, en, niettegenstaande alle genomene voorzorge en toeverzigt, verlaat men die verblysplaatzen zelden, met al de bagadie, welke men 'er inbragt. |
|