| |
Voorspellende tekens van het weer.
(Ontleend uit, A short Dissertation on the Barometer and Thermometer &c. by george adams, Mathematical Instrument-maker to his Majesty.)
Nauwlyks is 'er een onderwerp by 't welk het Menschdom voelt dat het meer belangs heeft, dan by 't Weer, de gesteldheid van de Lugt, en den invloed van Wind en Regen: zulks blykt onlochenbaar uit de enkele Waarneeming, dat dit steeds een voornaam stuk hunner gesprekken uitmaakt. De Reiziger zoekt zyn reis naar 't Weer te neemen, en de Landbouwer zyn arbeid daar volgens te schikken; uit het Weer ontstaat overvloed of schaarsheid, en Millioenen worden door 't zelve met de noodwendigheden des leevens beschonken.
Niet tegenstaande de aangelegenheid der Weerkennisse, is onze daadelyke kunde van de gesteltenisse des Damp- | |
| |
krings met veel onzekerheids omgeeven, en, in verscheide opzigten, met duisternis omwonden: dan genoeg is ons reeds bekend, om ons in staat te stellen tot het ontwyken van gevaar, en het vermyden van ongemak. - De Bespiegelende Wysgeer beschouwt met vermaak de veranderingen in het Weer, veranderingen, die den geest bezig houden met eenige der verwonderlykste werkingen van de Natuur, alle met eene oneindige verscheidenheid werkende ten beste van de Wereld en haare Inwoonderen.
Onder veele andere aanmerkingen, strekkende om den Hoogmoed te vernederen, en trotsheid te fnuiken, is 'er misschien geen treffender, dan de bedenking dat de schitterendste verrigtingen der Stervelingen zeldzaam de nutste zyn; maar, in tegendeel, menigmaal grooter ondienst doen aan het tegenwoordige Geslacht, terwyl de schadelyke invloed zich tot de volgende uitstrekt; deeze nogthans worden bewonderd: terwyl de nederige arbeid der zodanigen, waar door de Weetenschap bevorderd, en de Beschaaving, by trappen, verspreid wordt, ten voorwerp van versmaading strekt by den Slaaf der Eerzugt en den Man van Vernuft.
't Is, egter, alleen door eene geduurige waarneeming, en geduldige naspooring van de Gesteltenis der Lugt, van de veranderingen in het gewigt des Dampskrings, van eene geregelde Historie der Winden, van den Regen, en de verwisselingen van Hette en Koude, dat wy ooit kunnen verwagten het verband te ontdekken van deeze verschynzelen in den Dampkring, welke thans ons zonder zamenhang en zonder orde voorkomen. Verrykt met deeze wel gedaane waarneemingen, zouden wy misschien in staat weezen om den loop des Weers te volgen, de veranderingen in 't zelve te voorzeggen, met zo veel zekerheids, als wy tegenwoordig die van de Lichaamen der Planeeten voorweeten.
Indien ieder een, die voorzien is van Werktuigen tot het waarneemen des Weers geschikt, eene dagelyksche aantekening wilde houden, van den staat, en daar aan beantwoordende Verschynzelen, des Dampkrings, en den uitslag zyner Waarneemingen aan het Gemeen mededeelen, hy zou meer tot bevordering van deezen tak der Weetenschap toebrengen, dan hy zich, in den eersten opslag, zou verbeelden. - Terwyl hy zich zelven vermaakte, en alleen zyne nieuwsgierigheid voldeedt,
| |
| |
zou hy kennis bevorderen, en waarschynlyk der Naakomelingschappe voordeel bezorgen. - Dat eene zich voordoende onwaarschynlykheid, van wel te zullen slaagen, niemand van deeze onderneeming afschrikke. Hy bedenke dat de Weetenschap met traage, en allengskens vorderende stappen voorwaards treedt; dat derzelver voortgang afhangt van de beschaaving des Verstands, het wegweeren van Hinderpaalen, en de poogingen van byzondere Persoonen; dat het tegenwoordige altoos zwanger gaat van het toekomende, doch dat het verband, tusschen die beiden, alleen kan gevonden worden door het toebrengen van langduurige aandagt, en naarstige Waarneeming.
Weerkundige Verschynzels hangen, gelyk alle de aanhoudende beweegingen der Wereld, af van den omloop der stoffe. In dit geval wordt dezelve volbragt door de verandering van Water in eene nieuwe gedaante, en het wederbaaren van 't zelve in de oude. Het klimt van de Aarde op in de gedaante van eene dunne, onzigtbaare, en uitgebreide damp in de Lugt, als een ontbindende stoffe, geheel ontbonden; in deezen staat voor eenigen tyd opgehouden zynde, wordt het naderhand verdikt in nevel en wolken, en valt in druppen zamengevloeid neder, en keert, in die gedaante, weder tot de plaats vanwaar het kwam, om op zyn beurt weder uit te waassemen, en dien omloop te herhaalen.
De staat van den Dampkring is blootgesteld aan, en wordt gewyzigd, door den invloed van de veranderingen in deszelfs digtheid of gewigt, door de veelvuldigheid der wateragtige deelen of de vogtigheid, door de helderheid of de onzigtbaarheid der wateragtige deelen, door de zigtbaare verzameling van dezelve in wolken, door derzelver nederstorting in regendruppelen, door den wind, door de werking der electriciteit, als mede van hette en koude.
Geen gedeelte van de Weerkunde is 'er, by 't welke 't Menschdom meer belang heeft, dan by de voorspellingen welke dezelve oplevert van de Weersveranderingen. De bespiegeling daarvan alleen houdt de aandagt gaande, door ons te bezielen met de hoope, om, door dit middel, de kennis der Weervoorspellingen tot eene meerdere volkomenheid te brengen.
Verre het grootste gedeelte der geenen, die Werktuigen ter Weerwaarneeminge geschikt koopen, doen zulks niet
| |
| |
zo zeer om den daadlyken staat des Weers te ontdekken, dan wel om de Veranderingen van 't zelve te voorzien. Deeze Weetenschap is, nogthans, zeer onvolkomen: want het is slegts weinige jaaren geleden, dat men eenen aanvang gemaakt heeft om Waarneemingen te doen op de Veranderingen van het Weer; en dat de voortgang in dezelve spoedig en gelukkig geweest hebbe, kunnen wy zien uit de Werken van de luc, de saussure, jones, marshall, kirwan, en van swinden. Maar deeze Waarneemingen zullen by de Naakomelingschap nog grooter waarde krygen; want wy kunnen nauwlyks hoopen om in onzen leeftyd een genoegzaam aantal van dezelve te krygen, om 'er eene algemeene en volkomene Theorie uit op te maaken.
Om dit einde te bereiken, zal het noodig weezen de Waarneemingen op eene zo groote menigte van tekenen als mogelyk is te vermenigvuldigen; want het is alleen door derzelver zamenvoeging en overeenstemming, dat wy kunnen verwagten de onzekerheid weg te neemen, die onafscheidelyk is van ieder op zich zelve. Dus is de Barometer niet altoos een zeker teken, en mag hetzelfde gezegd worden van den Thermometer, den Hygrometer, en de werking der Winden. Doch, indien zy alle zamenloopen, doet 'er zich weinig gevaar op van bedroogen te zullen worden, en zou dit gevaar nog minder weezen, indien wy by deeze andere tekens voegden, welke gemaklyk vallen waar te neemen, en die, door dezelver vereeniging, onze voorzegging eene grootere maat van zekerheid zouden byzetten.
Geen Teken, noch eenig Waarneemend Werktuig, moet derhalven verwaarloosd worden, 't zy uit een zugt tot denkbeeldige volmaaktheid, of vreeze van onnanwkeurigheid. Dus heeft men door den Hygrometer, schoon tot nog een zeer onvolkomen Werktuig, nogthans reeds eenige tekens uit de aanwyzingen verkreegen, en mag men 'er met reden meer verwagten. Zelfs de woorden Zeer Droog, Zeer Vogtig, Middelmaatig Droog, Middelmaatig Vogtig, hoewel van eene zeer onbepaalde betekenisse, kunnen veel lichts over den staat des Dampkrings verspreiden.
't Is noodig, dat de Waarneemer in een nauwkeurig verslag treede van de onderscheide gesteldheden des Uitspanzels en der Wolken, als de helderheid der Lugt, de Dauw, de hoogte, de gedaante, de schikking, de
| |
| |
kleur, de dikheid der Wolken: dingen die men met gemak kan waarneemen, en zonder veel omslags beschryven; niets meer is 'er toe noodig, dan dat men de uitgestrektheid onzer Weerwaarneemkundige Tafelen vergroote.
Daar is een Verschynzel, waar op men niet genoegzaam gelet heeft, naamlyk, de Golvende beweeging der Lugt, welke aan den gang gehouden wordt door de hette der Zonne. Wat de Zon, geduurende de hette van den dag van de Aarde optrekt, wordt in den Dampkring opgehouden door deszelfs hette, en de beweeging, of de uitgestrekte golving der Lugt. Deeze beweeging is menigmaal zigtbaar voor het bloote oog; maar, in een sterk vergrootenden Telescoop, zeer onderscheiden merkbaar; alle de voorwerpen vertoonen zich in eene geweldige beweeging, en de lyn van den zigtbaaren Horizon, die klaar en wel onderscheiden behoorde te zyn, wordt bewoogen als de koornairen op het veld, of de oppervlakte van de zee in een storm. Zo lang deeze Beweeging aanhoudt, blyven de dampen in de Lugt hangen; maar wanneer dezelve bedaart, en de Zon ondergaat, worden zy verdikt, en vallen op de Aarde, 's nagts als Dauw neder.
In den tegenwoordigen staat, waar in dit gedeelte der Weetenschap zich bevindt, terwyl wy van veele Verschynzels nog onkundig zyn, en nog minder van derzelver oorzaaken weeten, zullen wy bevinden, dat algemeene Regels dikwyls missen; en de byzondere Regels zullen, als men niet veel omzigtigheids gebruikt, blyken, bronnen van dwaaling te weezen. Onder de verscheidene middelen ter Weervoorspelling gebezigd, is de Barometer, buiten tegenspraak, een van de beste, en in deeze zo wel als in andere opzigten, een der hoogstschatbaare Uitvindingen, ter bevordering van de Natuurkundige Wysbegeerte.
De gewoone standen van den Kwikkolom op deeze Breedte, bepaalen zich tusschen de 28 en 31 Duimen, waar van men het Midden, of 29½, voor het punt van Veranderlyk houdt: myns oordeels zou het iets hooger moeten geplaatst worden. Naby de Pool zyn de veranderingen van den Barometer veel grooter, en tusschen de Keerkringen zyn ze veel kleinder.
| |
Voorspellingen van den Barometer.
In 't algemeen zal, wanneer de Barometer daalt, de
| |
| |
Lugt ligter geworden zynde, de dampen laaten vallen, en ons regen geeven. Maar, wanneer de Kwik ryst, de Lugt zwaarder wordende, zal deeze de dampen ophouden, en schoon Weer schenken.
Wanneer by vriezend Weer de Kwik daalt, mogen wy Sneeuw of Dooyweer wagten; maar klimt dezelve in den Winter met een Noorden- of Oosten-wind, spelt het doorgaans Vorst.
Om, nogthans, eenige Waarneemingen met zekerheid uit den stand des Barometers af te leiden, moet men agtgeeven op den voortgang van het ryzen en daalen; daalt dezelve langzaam en by trappen, dan mogen wy verwagten dat de Regen van eenigen duur zal weezen, klimt dezelve, in tegendeel, op de voorgemelde wyze, dan mogen wy oordeelen dat het schoone Weer bestendig zal zyn
Indien de Barometer veel verandert, schielyk ryst en daalt, is het Weer zeer onvast en veranderlyk.
Daalt de Barometer zeer laag, 'er staat veel Regen te wagten. Daalt dezelve laag en schielyk, 'er volgt doorgaans sterke Wind.
Wanneer de Barometer zeer laag zakt, mag men Storm en Onweer wagten; doch indien men een zeer laage Barometer heeft, zonder eenige opmerkenswaardige Weersverandering omtrent dien tyd by ons, dan woedt 'er, naar alle waarschynlykheid, een Storm op eenigen afstand.
Het daalen des Barometers is, nogthans, altoos geen voorbode van Regen; want het gebeurt dikwyls ter oorzaake van den Wind. Even min is het ryzen een vast Voorteken van schoon Weer, byzonder indien de Wind uit het Noorden of uit het Oosten waait.
Indien het schoone Weer bestendig is, met een Westlyken Wind, staat de Barometer doorgaans een weinig boven Veranderlyk, doch eenigzins beneden de 30 Duimen.
In de Zomer-maanden bespeurt men zo veel veranderings niet in den Barometer als in den Winter; de grootste veranderingen vallen voor in de twee eerste en de twee laatste Maanden des Jaars; doch allermeest in de eerste en laatste Maand. Een Noord-Ooste Wind, doet by ons, in Engeland, den Barometer meesten tyd ryzen, en staat dezelve laagst by een Zuid-Westlyken Wind.
| |
| |
| |
Beigthons Barometer-Regels.
Indien de Barometer, terwyl het regent, blyft daalen, zal het waarschynlyk den volgenden dag ook regenen.
Wanneer de Barometer vry hoog staat, en gevallen is, zo dat dezelve Regen voorspelt, en weder ryst vóór dat de Regen valt, is het een teken dat men weinig Regen zal hebben.
By helder en heet Weer, wanneer de Barometer hoog staat en ryst, en gy dus alle mogelyke zekerheid hebt om schoon Weer den volgenden dag te wagten, en 'er nogthans Stortregens vallen, zyn deeze waarschynlyk de gevolgen van Donderbuien op eenigen afstand gevallen.
Indien, by schoon Weer, wanneer de Barometer hoog blyft en klimt, dezelve op den Middag daalt, en omtrent den Avond weder ryst, mag men, op den Avond of Middag van den volgenden dag, een enkele Regenvlaag, doch vervolgens goed Weer, verwagten.
Wanneer de Barometer langzaam klimt, en daar mede eenige dagen aanhoudt, heeft men grond om zich voor eenigen tyd bestendig Weer te belooven, of 'er moet verandering van Wind tusschen beide komen, inzonderheid uit den Zuid-Westen of uit het Zuiden.
| |
Van den Barometer en Thermometer.
Indien de Lugt, by vogtig Weer, heeter wordt door de werking der Zon alleen, verdwynt de vogtigheid doorgaans, en de Lugt blyft helder; maar, indien de Barometer daalt, en de verandering in de Lugtgesteltenisse voortkomt, uit hoofde van een Zuiden- of Zuid-Westen-Wind, dan klimt de Vogtigheid of Nevel op, en vormt zich tot Wolken, en die opklimming is doorgaans een teken van Regen.
| |
Van den Barometer, Hygrometer, Wind, en den Staat des Uitspanzels.
De Barometer hoog en bestendig staande, de Hygrometer een drooge Lugt aanwyzende, het Uitspanzel zich hoog vertoonende, en de Wind Noord-Oostlyk waaijende, heeft men de zekerste Voortekens van volduurend schoon Weer; terwyl een ligte en vogtige Dampkring, met een laage Lugt, en een Zuid-Weste Wind, zeker een nat saisoen aankundigen.
| |
| |
| |
Van den Thermometer.
By aldien in den Winter de Koude schielyk afneemt, spelt zulks in 't algemeen Regen. In den Zomer, is desgelyks eene schielyke vermeerdering van Hette een voorbode van Regen.
| |
Van den Hygrometer en Thermometer.
Het is, in de meeste gevallen, een vast teken van schoon Weer, wanneer de loop des Hygrometers van de grootste Vogtigheid in den Morgen, tot de grootste Droogte in den Achtermiddag, grooter is dan doorgaans met dezelfde Lugtgesteltenisse; het tegenovergestelde levert ons de zekerste voortekens van Regen.
('t Vervolg hier naa.) |
|