Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 272]
| |
Geneeskundige Weetenschap in 't algemeen, een nieuw Tydperk gegeeven heeft, door eene groote en gewigtige Ontdekking. Hy verlichtte de Wereld met de Naspeuring van eene Wet in de Dierlyke Huishouding, van zulk een weezenlyk aanbelang, dat zyn Naam, met allen regt, in den hoogsten rang der Natuurkundige Wysgeeren werdt aangeschreeven. Dezelfde diensten, welke newton naderhand deedt aan de Gezigt- en Starrekunde, door zyne Theorien van 't Licht en de Zwaartekragt, bragt harvey der Ontleedkunde toe door de waare Leer van den Omloop des Bloeds; en door het naauwe verband, 't welk 'er is tusschen deeze Weetenschap en de Geneeskunde, is de beoefenende Nutheid deezer Ontdekkinge niet minder geweest dan derzelver bespiegelende schoonheid: in zo verre, dat Sir thomas browne, met eenigen grond, die Ontdekking boven de Ontdekking de Nieuwe Wereld mogt stellen.
* * *
William harvey stamde af van een aanzienlyk Geslacht in Kent. Zyn Vader, thomas harvey, hadt zeven Zoons en twee Dogters. Vyf der Zoonen werden tot den Koophandel opgebragt, en dreeven handel op Turkyen, waar door zy ryke inkomsten verkreegen. William, de oudste Zoon, die, gelukkig voor het Menschdom, zyne keuze op de Letteren liet vallen, werd op den eersten van April des Jaars MDLXXVIII, te Falkstone in Kent geboren. - Tien jaaren bereikt hebbende, zondt men hem na de Taalschool in Canterbury; daar een genoegzaamen grondslag van Taalgeleerdheid gelegd hebbende, vertrok hy na Gonville en Caius Collegie in Cambridge, waar hy in May MDXCIII werd aangenomen. Naa zes jaaren aan deeze Hoogeschool gesleeten te hebben in die Letteroefeningen, die ter voorbereiding strekken van eenen Geleerden, toog hy op reis buiten 's Lands, om zich op de Geneeskunde toe te leggen; Frankryk en Duitschland doorgetrokken zynde, zette hy zich te Padua neder. De Hoogeschool te dier Stede hadt, ten dien dage, den hoogsten trap van vermaardheid, wegens de Geneeskunde beklommen, welke zy voornaamlyk verschuldigd was aan fabricius ab aquapendente, Hoogleeraar in de Ontleedkunde, wiens Lessen harvey met de uiterste naarstigheid bywoonde; gelyk ook die van minadous, in de Oefenende Geneeskunde en van casserius in de Heelkunde, vlytig hoorde. Hier nam hy | |
[pagina 273]
| |
de waardigheid van Doctor aan; het Getuigschrift, hem ten dien einde verleend, is in bewoordingen die de hoogste goedkeuring te kennen geeven, opgesteld, en gedagtekend 25 April MDCII, wanneer harvey zyn vier en twintigste jaar bereikt hadt. In dit zelfde Jaar, keerde hy na zyn Vaderland te rug; en, naa zich nogmaals te Cambridge tot Doctor te hebben laaten maaken, zette hy zich ter beoefening der Geneeskunde te Londen neder. Op zyn zes en twintigste jaar tradt hy in den Egt met de Dogter van launcelot browne M.D., by welke hy nimmer eenige Kinderen verwekte. Hoe lang zy met hem in den Huwelyken staat leefde, vinden wy nergens berigt; doch uit eene Bespreeking in den Uitersten wil van john harvey, 's Doctors Broeder, blykt, dat zy in den Jaare MDCXLV nog in leevenden lyve was. Harvey werd, in den Jaare MDCIV, toegelaaten als Candidaat van het Collegie der Geneesheeren, en, omtrent drie jaaren laater, tot Lid verkooren. Omtrent deezen tyd, bepaalden de Bestuurders van St. Bartholomeus Hospitaal, dat, naa den dood van Dr. wilkinson, Geneesheer in dat Gesticht, Dr. harvey diens Opvolger zou weezen; 't geen in 't volgend Jaar gebeurde. Eene gewigtiger omstandigheid in het leeven van deezen grooten Man viel voor in 't Jaar MDCXV, toen het Collegie der Geneesheeren hem benoemde tot het houden der Ontleed- en Heelkundige Voorleezingen, volgens de Stichting van Lord lumley en Dr. caldwall. 't Was, in den loop deezer Lessen, dat hy allereerst zyne nieuwe Stellingen, den Omloop des Bloeds betreffende, openlyk voordroeg, gelyk genoegzaam blykt uit zommige Handschriften van hem nog in weezen, waar in de voornaamste stellingen, wegens dit gewigtig stuk, te vinden zyn: als mede uit zyne overwyzing tot die Lessen in de Opdragt van zyn Boek aan het Collegie der Geneesheeren. Het Register van zyne Handschriften, de Anatomia Universa, in 't Britsche Museum bewaard, waar in deeze Stellingen voorkomen, is gedagtekend 16, 17, 18, April MDCXVI; doch men stelt doorgaans den tyd van de eerste openlyke ontdekkinge zyner gevoelens, dit onderwerp betreffende, op 't Jaar MDCXIX. Dat deeze groote ontdekking eerst openbaar gemaakt is in een School van Ontleedkunde binnen Londen, is zeker eene loflyke byzonderheid in de Lettergeschiedenis dier Hoofdstad, die, hoe zeer ook beroemd als | |
[pagina 274]
| |
de Zetel van Rykdom en Luister, in 't algemeen niet aangemerkt wordt als een Kweekschool van Weetenschap. Het Character van harvey begon hem nu ten Hove aan te pryzen, en hy werd benoemd tot Lyfärts van Koning jacobus den I, schoon wy het nette Jaar deezer bevorderinge niet kunnen aanwyzen. Uit een Brief des Konings aan harvey, gedagtekend 3 Feb. MDCXXIII, blykt, dat hy reeds eenigen tyd buitengewoon Lyfärts van zyne Majesteit geweest was, die, als een merkteken van byzondere gunste hem toestondt, met zyne gewoone Lyfartzen te raadpleegen over den staat zyner gezondheid, en belooft, dat hy, by de eerst openvallende plaats, onder het getal der gewoone Lyfartzen zyner Majesteit zou aangetekend worden: dan viel dit niet voor dan zeven jaaren naderhand, onder de volgende Regeering. In den Jaare MDCXXVII, werd hy benoemd tot een der Uitgekoorenen van het Collegie der Geneesheeren, en in 't Jaar MDCXXVIII liet hy zyne Leer, wegens den Omloop des Bloeds, die hy veele Jaaren lang doordagt, en met eene menigte van geduldige proefneemingen en voorzigtige redenkavelingen daar uit afgeleid, bevestigd hadt, eerst te Frankfort drukken. Men stelt vast, dat zyne keuze dier Stad, tot de plaatze der Uitgave, ontstondt, uit de beroemdheid der Missen of Jaarmarkten, waar door de Boeken, te Frankfort gedrukt, schielyk door geheel Duitschland, en het grootste gedeelte van Europa, verspreid worden. De groote beweeging, welke dit Werk in de Geleerde Wereld verwekte; de poogingen van zommigen, om zyne bewysredenen te wederleggen, en van anderen, om hem de eer der eerste Ontdekkinge te ontrooven, bekleeden een voeglyker plaats in een breedvoeriger ontvouwing van zyn Character als een Geleerde, dan in dit korte Leevensverslag. Niettegenstaande den rang dien hy als Doctor bekleedde, en het gunstige onthaal, 't welk zyn gevoelen by zyne Mede-Geneesheeren in zyn Vaderland ontmoette, vinden wy nogthans, zo sterk heerscht het algemeen vooroordeel tegen een verspreider van nieuwe gevoelens, dat hy by een Vriend klaagde, hoe zyn Praktyk, naa de uitgave van dit Werk, zeer was afgenomen. Dan deeze kwelling vondt hy ruim en ryklyk vergoed door de agting en gunste zyns Koninglvken Meesters, carel den I, wiens gesteldheid op de Kunsten en Weetenschappen een uitmuntend deel van zyn Character uitmaakte. - 't Is niet zonder eenige maate van verschoon- | |
[pagina 275]
| |
baaren hoogmoed, dat harvey deezen Koning met eenige zyner voornaamste Hovelingen beschryft, als zich verwaardigende om Aanschouwers en Getuigen te weezen van zyne Proefneemingen. 't Belang, 't geen zyn Majesteit stelde, in het bevorderen van harvey's Ontleedkundige Naspeuringen, was hem van zonderlingen dienst toen hy den aart der Voortteeling onderzogt; naardemaal 's Konings meest geliefde uitspanning, de Hartenjagt, onzen harvey gelegenheid verschafte, om een groot aantal deezer Dieren in een zwangeren staat te ontleeden. - Een verder blyk van Koning carel's hoogagting voor hem, als Mensch en als Geneesheer, ontdekken wy daar in, dat hy harvey benoemde, om den jongen Graaf van lenox op diens reize te vergezellen; te welker gelegenheid de Bestuurders van St. Bartholomeus Hospitaal hem toestonden, om, geduurende zyn afweezen, de Lessen te laaten waarneemen door Dr. smyth. Eenige jaaren laater, bewerkte harvey, door zyn invloed, dat 'er verscheide Regels vastgesteld wierden tot verbetering van veele misbruiken, in het Hospitaal ingesloopen, byzonder het aanneemen en behandelen der Lyderen betreffende, en het indringen van Heelmeesters in het vak der Geneesheeren. Omtrent den eigensten tyd, stelden de Bestuurders van het Hospitaal, Dr. andrews aan tot zyn Hulp, dewyl zyn pligt ten Hove hem riep om zeer veel by den Koning te weezen; dan hy behieldt, uit hoofde van zyne bekwaamheden en verdiensten, de voorheen getrokken wedde. Hy bezogt toen, waarschynlyk den Koning vergezellende, Schotland, en gaf een blyk van zyne Waarneemingen daar gedaan, in eene fraaije en schilderagtige beschryving van het Bass-Eiland. De Burgerkryg, ten dien dage uitbarstende, was harvey aan den Koning door pligt, dankbaarheid, en toegenegenheid verbonden, by hem op zyne veelvuldige tochten; en, naa den slag by Edgi-hill, trok hy met het overige Hofgezin na Oxford. Hier werd hy, den 7 December des Jaars MDCXLII, in het lichaam der Doctoren ingelyfd, en in MDCXLV, op 't bevel van zyne Majesteit, tot Hoofd van Merton College aangesteld, in plaats van Dr. nathanael brent, die, zich by de bovendryvende Party vervoegende, Oxford verlaaten hadt. Deeze bevordering verdiende harvey, niet alleen uit hoofde zyner getrouwheid en verdiensten, maar ook van wegen zyn lyden voor de zaak des Konings: want, in de verwarring dier tyden, werd zyn | |
[pagina 276]
| |
Huis te Londen geplunderd, het Huisraad in stukken geslaagen, en, 't geen grooter schade toebragt, zyne Papieren, behelzende een groot aantal Ontleedkundige Waarneemingen, byzonder de Voortteeling der Insecten betreffende, vernield. Niet lang bekleedde hy deeze post, in Merton College: want, naa de overgave van Oxford aan het Parlement, verliet hy die Stad, en vertrok na Londen, terwyl Dr. brent zyne verlaatene waardigheid weder aannam. - Zints deezen tyd, schynt harvey een stil en afgezonderd leeven geleid te hebben, zich te Londen, te Lambeth, of ten Huize van een zyner Broederen te Richmond onthoudende. In den Jaare MDCLI, het één en zeventigste Jaar zyns Ouderdoms, liet hy zig overhaalen door zynen Boezemvriend Dr. george ent, om uit te geeven, of liever deezen te laaten uitgeeven, zyne Exercitations on the Generation of Animals, die een zo groot deel van zyn tyd en aandagtig onderzoek gekost hadden. Dr. ent geeft, in zyne Briefswyze Voorreden aan het Collegie der Geneesheeren, een sraai en bevallig Verhaal van zyn onderhoud met harvey te deezer gelegenheid. - Ik vond hem, schryft hy, in zyn eenzaam verblyf, niet verre van de Stad, met een leevendig en vergenoegd gelaat, gelyk democritus de natuur der dingen onderzoekende. Op de Vraag, of het in allen deele wel met hem was? antwoordde hy ‘Hoe zou dit mogelyk weezen, daar de Staat door zulke hevige stormen geschokt wordt, en ik my zelven als nog in open zee bevind! - In de daad,’ voegde hy 'er nevens, ‘werd myne ziel niet getroost door myne Letteroefeningen, en de herinnering van de Waarneemingen door my in vroegeren tyde gemaakt, dan was 'er niets, 't welk my langer het leeven als wenschlyk zou doen aanzien. Maar in deezervoege onledig, is dit vergeeten leeven, ontlast van alle Staatszorgen, die anderer harten angstig vervullen, een Geneesmiddel voor 't myne.’ - Hier op vermeldt hy een Wysgeerig gesprek tusschen hem en Dr. harvey, 't geen aanleiding gaf om te gewaagen van de Papieren, welker uitgave men zo lang begeerd hadt. Naa eenigen zedigen tegenstand, bragt harvey ze hem alle, met verlof om ze terstond te mogen uitgeeven, of nog eenigen tyd agter te houden. - Ik ging van hem weg, schryft Dr. ent, gelyk een andere jason, toen deeze het Gulden Vlies bekomen hadt. Wanneer ik t'huis komende alle de medegegeevene stukken aszonderlyk naazag, stond | |
[pagina 277]
| |
ik versteld, dat zo groot een schat zo langen tyd verborgen gelegen hadt, en dat, daar anderen met grooten ophef en. vertoon hunne weinig beduidende aanmerkingen in 't licht geeven, harvey zyne gewigtige Waarneemingen zo weinig scheen te tellen. In de daad, niemand schynt in eene grooter maate bezeten te hebben die waare nedrigheid, welke den rechtschaapen Wysgeer onderscheidt van den oppervlakkigen Waanwyzen. Zyne groote Ontdekking deelde hy der wereld niet mede, dan na ze negen jaaren lang met zyne Amptgenooten t'huis onderzogt te hebben, en de arbeid van het gansche laatste gedeelte zyns leevens, zou nauwlyks naa zyn dood het licht gezien hebben, hadt het onaflaatend aanhouden van een Vriend denzelven hem niet afgeperst. In de maand December des Jaars MDCLII, betoonde het Collegie der Geneesheeren haare agting voor dit beroemde Medelid, op eene hem allervereerendste wyze. Zy beslooten het Standbeeld deezes Mans in hunne Zaal op te rechten, met een voegelyk Byschrift vercierd. - Welhaast werd dit op eene treffende wyze vergolden. Op den tweeden February daar aan volgende, begiftigde harvey, alle de Leden op een heerlyk Gastmaal genoodigd hebbende, het Collegie, met een fraai gemeubileerde Vergaderplaats, en een Museum, vervuld met keur van Boeken en Chirurgische Instrumenten, op zyne eigene kosten in den tuin gebouwd. Wanneer Dr. prujean, in 't Jaar MDCLIV het Voorzitterschap nederlag, benoemde het Collegie harvey, die afweezig was, tot Opvolger in die Post: op eene zamenkomst van den volgenden dag, maakten twee afgevaardigden hem deeze verkiezing bekend. Harvey verscheen toen, en bedankte, in eene welingerigte aanspraake, voor de eere hem aangedaan; doch weigerde, uit hoofde van zyne jaaren en zwakheden, die Post te bekleeden; teffens het wederverkiezen van Dr. prujean aanpryzende, waar toe men met eenpaarige stemmen besloot. - Harvey bleef nogthans de byeenkomsten van het Collegie bywoonen; en zyne verkleefdheid aan die Broederschap betoonde hy allerzigtbaarst, toen hy in 't Jaar MDCLVI, by het eerste Jaarlyksche Feest, door hem zelven ingesteld, 's Jaars 56 Ponden Sterling vast maakte, ten bestendigen gebruike van het Collegie. De byzondere einden van deeze giften waren, het onderhouden van een Jaarlyks Feest, op 't welk eene Latynsche Redenvoering zou gedaan worden, tot vermel- | |
[pagina 278]
| |
ling van Weldoeners en Begunstigers van het Collegie; een geschenk voor den Redenaar, en in een toelaage tot het onderhoud van den Oppasser van de Boekery en het Museum. Deeze zorge om een geest van eendragt en gezellige vriendschap onder zyne Broederen te onderhouden, schenkt ons een beminnelyk denkbeeld van zyne vriendlyke goedhartigheid. Ten zelfden tyde deedt hy afstand van de Post van Voorleezer aan Dr. scarborough. Thans torschte hy met moeite den last der Jaaren en zwakheden; eindelyk bezweek hy op den 3 van Juny des Jaars MDCLVIII, geheel onder denzelven; zyn tachtigste jaar bereikt hebbende. - Wegens de wyze van zyn dood werd een naamloos verhaal verspreid, dat hy onmagtig om de toeneemende ongesteldheden des Ouderdoms te verdraagen, die verzwaard waren door een schielyk gemis zyns gezigts, een einde aan zyn lyden maakte door vergift in te neemen. Deeze vlek, op 's Mans naagedagtenis gewreeven, zal best weggenomen worden door het eenvoudig verslag, de byzonderheden zyns ongemaks betreffende, zo als wy het opgegeeven vinden in eene Redenvoering, weinig dagen na harvey's overlyden, voor 't Collegie door Dr. wilson uitgesprooken. Hy bejammert het, dat de doorgaande helderheid van geest, harvey eigen, in diens laatste dagen beneveld wierd door ontelbaare zwakheden, en inzonderheid door folterende jichtpynen; maar hy betuigt, dat harvey zyn einde voelde naderen, alles afgedaan hebbende, zyn pols voelde, als met eene Wysgeerige oplettenheid den voortgang zyner naderende ontbinding opmerkende, en dus, met de grootste gerustheid en onderwerping, den laatsten leevensadem uitblies. - Zyn Lyk werd, weinig dagen naa zyn dood, met staatlyke grafeere na Hampsted in Essex gebragt. Alle de Leden van het Collegie volgden het, tot op een grooten afstand van de Stad. Zyn overschot werd in een Grafkelder van de Kerk dier plaats bygezet, waar men een Gedenkteken te zyner eere oprigtte. By zyn Uitersten wil, besprak hy het grootste gedeelte zyner Bezittingen aan zyn Broeder eliab harvey, Koopman te Londen; zyn Huisraad verdeelde hy onder zyne Bloedverwanten; zyne Boeken maakte hy aan het Collegie der Geneesheeren; en Legaten ter gedagtenisse aan zyne Vrienden Dr. george ent, en Dr. charles scarborough; Geschenken aan zyne Dienstboden, en 30 Ponden | |
[pagina 279]
| |
Sterling aan St. Bartholomeus Hospitaal. Alles schynt uit te wyzen, dat hy niet ryk stierf. Het byzonder Character van deezen grooten Man blykt in allen opzigte agtenswaardig geweest te zyn. Vergenoegd, braaf en opregt, was hy niet overgegeeven aan eenige laage of onedele drift. Hy was uit den aart zo min genegen om aan de verdiensten van anderen te kort te doen, of zyne eigene met ophef ten toon te spreiden, als hy noodig hadt deeze kunstenaaryen te bezigen om zyn Naam beroemd te maaken. De veelvuldige Tegenstanders, welken hy zich verwekte door zyne vermaardheid, en de nieuwheid zyner gevoelens, behandelde hy doorgaans op eene zedige en bedaarde wyze, dikwyls zeer verschillende van die waarop zy hem bejegend hadden: en terwyl hy hunne bewysredenen wederlag, schonk hy hun den verdienden lof. - Hy leefde in de volmaaktste eensgezindheid en vriendschap met zyne Broederen van het Collegie, en schynt weinig gestaan te hebben na een grooter aandeel in de Praktyk. - In hoogen ouderdom zegt men, dat pyn en zieklykheid hem eenigzins ongemaklyk en ligt geraakt deeden worden; tot een staal van mangel aan zelfsbestuur in dien tyd, brengt men by, dat men hem in de vlaagen van Jigtpyn niet beletten kon het pynlyk deel in koud water te steeken: maar wie kan het vreemd vinden, dat, wanneer het Lichaam door ouderdom en ongesteldheid als versleeten was, de Zielsvermogens in die zwakheid deelden? - Het is zeker, dat de diepste eerbied voor de Groote Oorzaak van alle die Wonderen, in welke hy eene zo groote bedreevenheid bezat, allerzigtbaarst in alle zyne Schriften doorstraalt. Hy was gewoon te zeggen, dat hy nimmer het Lichaam van eenig Dier ontleedde, zonder iets te ontdekken, 't geen hy niet verwagt of begreepen hadt, en waar in hy de hand van eenen Alwyzen Schepper ontdekte, aan Diens byzondere werkzaamheid, en niet aan de werking van algemeene Wetten, schreef hy alle de Verschynzels der Natuure toe. - In den gewoonen ommegang was harvey gespraakzaam, en zich niets aanmaatigend, en byzonder klaar in het voordraagen van zyne denkbeelden. Zyn Geest was voorzien van een ryken voorraad van kundigheden, niet alleen van zaaken zyn Beroep onmiddelyk betreffende, maar van meest alle voorwerpen van Geleerdheid, byzonder van de Oude en hedendaagsche Geschiedenis, en van de Staatkunde. Groot vermaak schiep hy in 't leezen der Oude Dichteren. | |
[pagina 280]
| |
Virgilius was hem de geliefdste, en men verhaalt, dat hy zich zomtyds dermaate verrukt voelde door de voortbrengzels van die ryke Dichtäder, dat hy, met uitboezemingen die zyne geestvervoering te kennen gaven, het Boek van zich wierp. - Om zyn Charakter te voltooijen, ontbrak het hem niet aan die beschaafdheid en beleefdheid, welke noodig zyn in een Geleerden, die teffens als een Heer in de wereld zoekt te verkeeren. Dr. aikin, uit wiens voortreffelyke Biographical Memoires of Medicine in Grent Britain wy dit Leevensverslag ontleend hebben, heeft een algemeen berigt gegeeven van de vorderingen door de Voorgangers van harvey gemaakt in die naspeuringen, die byzonder de aandagt diens grooten Mans troffen en gaande hielden. Hy vangt aan met de Ouden, en eindigt met caesalpinus: uit dit berigt blykt, dat vóór onze beroemde Geneesheer zyne groote Ontdekking deed, veel lichts over dit Onderwerp verspreid was, en dat men verscheide van de grondbeginzelen ontvouwd had. 't Zou derhalven schynen, voegt 'er Dr. aikin nevens, dat de Opstellers der cierlyke Leevensbeschryving van harvey, gevoegd voor de Uitgave zyner Werken door het Collegie der Geneesheeren, eenigzints door vooringenomenheid zich liet vervoeren, als hy een oordeelkundig kort verslag gegeeven hebbende van de gevoelens van servetus, colombus, en caesalpinus, 'er by voegt ‘het is geenzins waarschynlyk, dat harvey zyn Fakkel aan de vonkjes dier Mannen ontstooken zou hebbenGa naar voetnoot(*).’ - Wy hebben misschien ongelyk, wanneer wy zo zeer onze verwondering betuigen, dat de Ontdekking van den Omloop des Bloeds niet vroeger geschied zy; en wanneer wy dezelve plaatzen onder die Uitvindingen, welke op éénmaal te voorschyn komen, door de kragt des Verstands, of het gelukkig toeval van een enkel persoon. Eene trapswyze vordering kan in 't geheel plaats gehad hebben; en 't was de ontdekking niet van één werktuig, 't was geen één stap in redenkaveling; maar de zamenloop van veelvuldige Ontleedkundige Ontdekkingen, en van veele bespiegelende afleidingen uit dezelve, die vereischt worden om zulk een Stelzel te voltooijen. De Chineesen, die het gebruik van het Kompas, het maaken van Buskruid en Porcelein, en de Drukkunst verstonden, langen tyd vóór de | |
[pagina 281]
| |
Europeaanen, zyn nog te eenemaal onkundig van den Omloop des Bloeds, gelyk zy ook niets weeten van alle de andere gewigtige ontdekkingen der Ontleedkunde; eene Weetenschap, welke nimmer het voorwerp geweest is van hunne proefneemingen, en waarin men niet veel vorderings kan maaken, door enkele vrugtbaarheid van vernuft of gelukkige toevallen. Met al den bystand, dien harvey van zyne Voorgangeren kon ontleenen, bleef 'er ruimte genoeg over om zyne bekwaamheden ten toon te spreiden; en hy is ten vollen geregtigd tot de hoogste eere, op welke uitsteekende bekwaamheden eisch hebben: dewyl dat opgehelderd, veelbevattend, en doordringend verstand, 't welk uit een chaos van verwarde waarneemingen en strydige redenkavelingen, een eenvoudig, welzamenhangend, en bewysbaar, Stelzel weet te vormen, zeker een hoogst schatbaare en ongemeene bekwaamheid van Ziel aanduidt. 't Is juist dit, waarin de verdienste bestaat van eenen onsterflyken newton, in die zyner Werken, welke de grootste bewondering verwekten. De wyze die harvey volgt, in zyne eerste zo veel gerugtsmaakende Verhandeling, getyteld Exercitatto Anatomica de Cordis et Sanguinis Motu, is de schoonsle en voldoendste, welke men zich kan verbeelden. Naa den weg gebaand te hebben door het wegweeren van de dwaalingen der Oudheid, vangt hy aan met de beschryving van de beweeging des Harts, gelyk men dezelve ziet in de borst van een Hond. Hier toont hy de spieragtige natuur van 't zelve, de beurtlingsche toeknypingen der ooren en holligheden, en 't uitwerkzel welke deeze moeten hebben, bepaald door het werktuiglyke der klapvliezen, om het Bloed met kragt in de slagaderen voort te dryven. Hy toont dan by uitrekening, dat het Bloed sneller in de slagaderen stroomt, dan zulks aangevuld kan worden door den voorraad uit de aderen ontleend; en dewyl de slagaderen geen Bloed ergens anders dan uit de aderen kunnen krygen, en het dus zou moeten volgen, of dat de aderen welbaast uitgeput zouden weezen, en de slagaderen meer en meer uitgezet, of dat eenige heimlyke doorgangen en verwydingen tusschen de aderen en slagaderen, de eerste het Bloed aan de laarste verschaft, weder ontvangen. Hy toont, hoe deeze laatste vooronderstelling bevestigd wordt in het gaan des Bloeds door de Longen. - Daarenboven, naardemaal door middel der slagaderen meer Bloeds verspreid wordt door elk deel des Lichaams, dan 'er tot | |
[pagina 282]
| |
deszelfs voeding noodig is, moet dit overtollige de ledigwording der aderen voorkomen, gelyk dit blykt uit derzelver verslapping, wanneer de aorta gebonden is; integendeel wordt de vena cava verbaazend uitgezet, wanneer men 'er een bindzel omlegt by deszelfs zamenvoeging aan het regter oor van 't Hart. - Eindelyk doet hy uit het maakzel der klapvliezen der aderen duidelyk zien, dat de loop des Bloeds, door dezelven, van de takken tot de stammen moet gaan, en geenzins den tegenover gestelden weg neemen. Dit keurig Stuk van het dierlyk werktuiglyk zamenstel, eerst ontdekt omtrent het begin van de Zestiende Eeuwe, door een weinig bekenden Ontleedkundigen, joannes baptista cannaenus, en, naa eene gewaande wederlegging, wederom beweezen, en naauwkeuriger beschreeven, door fabricius ab aquapendente, schynt zo rechtstreeks op te leiden tot het vaststellen van de weezenlyke Beweeging des Bloeds, dat het te verwonderen is hoe men dit gevolg niet onmiddelyk opmaakte. Nogthans wordt het over 't hoofd gezien door fabricius zelve, en maakt geen gedeelte uit van de bewyzen der zodanigen, die het naaste kwamen aan het waare Stelzel. Wy zyn, nogthans, door boyle onderrigt, hoe harvey hem verzekerde, dat hy de eerste flikkering der waarheid gezien hadt by de beschouwing van deeze klapvliezen, hem door zyn Leermeester fabricius getoond: welke omstandigheid hem een eisch op meerder oorspronglykheid geeft in het voortzetten zyner Ontdekking, dan hy anders toe zou geregtigd schynen. Deeze betoogende proeven, van den Omloop des Bloeds, staaft harvey verders door bewyzen, ontleend uit de grootere waarschynlykheid van zulk een Stelzel, en de volkomene zamenstemming van 't zelve met de onderscheidene verschynzels in een welgesteld en ongesteld Lichaam. Hy besluit alles met eenige zeer keurige en oorspronglyke waarneemingen, betreffende de verscheidenheden, in het maakzel der Harten in verschillende Dieren, en op de onderscheiden ouderdom. Hy gaat de redenen na, waarom by koudbloedige Dieren, en die de Longen ontbreeken, alleen ééne holligheid in het Hart gevonden wordt. Alle deeze verscheidenheden bewyst hy dat afgeleid kunnen worden, uit een overeenstemmen met het Stelzel van den Omloop des Bloeds. Het was niet te wagten, dat, niettegenstaande de klaarheid en kragt der bewysredenen die de Leer van harvey staafden, het Menschdom op één- | |
[pagina 283]
| |
maal de oude dwaalingen zou laaten vaaren - dwaahngen, geheiligd door 't gezag van Naamen, aan welke de Schoolen, zints lang, gewoon waren eenen ingewikkelden eerbied toe te draagen. Maar de zwaarigheden, door zyne tegenstanders in 't midden gebragt, zyn lang in de vergetelnisse begraaven. Wat de haatlyke poogingen betreft, om harvey te berooven van zyn welverdiend aandeel in de Eere, door vlytige opspeuring van bewyzen voor eene vroegere kennis van den Omloop des Bloeds, in de duistere woorden en spreekwyzen van Schryvers, die of geen Ontleedkundigen waren, of op de tastbaarste wyze Bespregelende Stelzels, geheel vreemd van 't zyne, omhelsden; zy kunnen, nu vooroordeel en nyd uitgewoed hebben, geene wederlegging verdienen. Harvey's ander groot Werk, over de Voortteeling, laat, daar het grootendeels bestaat uit eene opgaave van Waarneemingen, naauwlyks eene korte ontleding toe. Het Onderwerp is de natuur der Ontvangenisse, benevens den oorsprong en aangroey, van 't nieuwe Dier te ontdekken. Hy neemt tot zyn hoofdvoorbeeld de Hen en 't Kieken, van wege de gereedheid met welke men deeze Voorwerpen kan bekomen, en zekerheid krygen omtrent den tyd der Bevrugting en Broeding. Naa eene nauwkeurige beschryving van de deelen ter Voortteeling geschikt, handelt hy over de vorming en groey van het Ey, als mede over de onderscheide deelen waar uit het is zamengesteld. Vervolgens schetst hy uit een dagelyks beschouwen, geduurende den tyd van 't broeden, de eerste blyken van het Kleken, en deszelss trapswyze aangroeying. Hy was de eerste die deszelfs oorsprong vondt in de Haanetree, en opmerkte dat het Punctum Saliens het Hart ware. Hy ontvouwt nauwkeurig, zo verre als het oog hem kon onderrigten, de opeenvolgende vorming van de onderscheide deelen, en brengt daar in verscheide oude dwaalingen te regt. Hy beweert, dat de vorming der leevenbaarende Dieren met verschilt van die der Vogelen: 't welk hy bevestigt door de beschryving van 't geen hem outmoette in het ontleeden van Hartenbeesten, op ondertcheide tvdperken van derzelver zwangerheid. Het Stelzel der Voortteelinge, het welk hy uit deeze Waarneemingen afleidt, is zeer zonderling Maar zyne Theorie, schoon onderschraagd door verscheide bovennatumkundige bewyzen, moet zo verbeeldingvol voorkemen, als eenige dier Stelzelen, welke hy zoekt om verre | |
[pagina 284]
| |
te stooten: en het schynt vreemd, dat een Man, die 'er voor uit kwam, zo veel te houden van te redenkavelen uit Proesneeming en Ondervinding, eene veronderstelling aannam, uit haar eigen aart geheel ongeschikt voor zulk een bewys. Een Wysgeer van minder rang moge men vergunnen, dat hy zyne onkunde bedekke met het schild van iets schynende gissingen; van een harvey verwagtten wy Proeven, of eene openhartige belydenis dat hy ze niet kon bekomen. De Ontleedkundige Waarneemingen, nogthans, van harvey zyn, dewyl hy ze met veel aandagts en nauwkeurigheids nam, nog zeer hoog te schatten, en, uitgezonderd in eenige gevallen, waar het Microscoop den Onderzoeker in staat gesteld heeft klaarder te zien, worden ze gestaafd door laatere Schryveren. Hy bragt daarenboven verscheide keurlyke aanmerkingen in zyn Werk, zo Wysgeerige als die tot de Praktyk behoorden, over stukken aan zyn hoofdvoorwerp verknogt. Een kort Stukje, berigt geevende van de Ontleeding van thomas parr, die in zyn honderd vyf en dertigste jaar overleedt; en eenige Brieven aan geleerde buitenlandsche Geneesheeren, getrokken uit de Papieren van Sir george ent, zyn alle de overblyfzels van deezen grooten Man, die men heeft uitgegeeven. De Brieven werden eerst gedrukt in eene pragtige en nauwkeurige uitgave van harvey's Werken, welke het Collegie der Geneesheeren, zeer tot haare eere, in den Jaare MDCLXVI aan de geleerde Wereld schonk, als het beste Gedenkstuk van hun beroemden Amptgenoot en Weldoender. |
|