Daartegen beloofde zy Brood, Bier, en andere levensmiddelen, tegens goede betaaling, uit Rudolstad, aan de Saalbrug te zenden, ten einde de Spaansche troepen, welke daar overgezet zouden worden, van het noodige te voorzien. Na het vertrek van karel gebruikte zy echter de voorzichtigheid, om gemelde brug, welke, digt by de Stad, over de Saal lag, spoedig af te laaten breeken, en, op een veel verderen afstand, over dezelfde rivier te laaten leggen, op dat de nabyheid der Stad de roofzuchtige gasten niet al te veel in verzoeking mogt brengen. Ook stond zy den inwooneren van alle plaatsen, door welken het Leger trekken moest, toe, zich met hunne beste meubelen, op het Rudolstadsche Slot te bergen.
Intusschen naderde de Spaansche Veldoverste, door den Hertog hendrik van brunswyk en de zelfs Zoonen vergezeld, de Stad, en verzogt door een vooruit gezonden Bode, de eer te hebben, om by de Gravin van schwarzburg op het ontbyt te komen. Zulk een bescheiden verzoek, aan het noofd van een Leger gedaan, kon niet wel geweigerd worden. Men antwoordde, dat men op zou zetten wat de gelegenheid van het huis toeliet, en dat, indien zyne Exellentie dit voor lief wilde neemen, men hem zoude opwagten. Intusschen liet men niet naa, den Sauvegarde-brief nog eens te herinneren, en den Spaanschen Veldoversten zyne verplichting, dien aangaande, op het hart te drukken.
Een vriendelyk gelaat, en een welvoorziene disch, verwachtte den Hertog op het Slot. Hy moest erkennen, dat de Thuringer Dame een zeer goede keuken hield, en de eer der gastvryheid verstond. Doch naanwelyks had men zich aan tafel gezet, of 'er kwam een Bode de Gravin uit de Zaal roepen. Men meldde haar, dat de Spaansche soldaaten, in eenige Dorpen, geweld gepleegd, en het Vee van de Boeren weggedreeven hadden. Katharina was eene Moeder haares Volks, en het geen de armste haarer Onderdaanen werdt aangedaan, werdt haar zelfs aangedaan. Ten uiterste ontrust door het verbreken van het gegeeven woord, doch haare tegenwoordigheid van geest behoudende, beveelt zy alle haare Dienstknechten, zich in allen haast en stilte te wapenen; en de Poorten van het Slot wel digt te sluiten, terwyl zy zelf zich weder naar de Zaal begeeft, waar de Vorsten aanzitten Hier klaagt zy hen, in de hartroerendste uitdrukkingen, alles wat men haar zoo even berigt had; en hoe slegt men het gegeeven woord des Keizers, by het Leger, onderhield. Men antwoordde haar lagchende: dat dit Krygsgebruik was; en dat men, by het doortrekken van een Leger, zulke kleine toevallen niet konde verhoeden. ‘Dat zullen wy dan zien’ antwoordde zy in gramschap. ‘Mynen armen Onderdaanen moet het hunne wedergegeeven worden, of, by God! - (terwyl zy dreigende haare stem verhief) Vorstenbloed zal voor Ossenbloed stroomen’ Na deeze bondige verklaaring verliet zy de Zaal, welke in weinig