“Neem fyn Capelzilver, ontbind het volgens gewoonte in Zalpeterzuur (acidum nitri) precipiteer dit met Kalkwater, giet dan het vogt langzaam af, en plaats het nedergeplofte drie dagen lang in het daglicht (Tagsluft), op dat het door den invloed van het licht bezwangerd, en teffens droog worde.
Vermeng dan dit drooge nederplofzel met Salmiaczuur, (alcali volatile causticum) en daar uit zal een zwart poeijer ontstaan; giet alsdan het vloeibaare zagjes af, en laat het wederom langzaam in de lugt droogen, en hier mede is het blixemzilver gereed, waar van ik tegenwoordig spreeke.”
Hier by heb ik nog aan te merken, dat men tog vooral wel oplette, van dit blixemzilver slegts de geringste hoeveelheid, die mooglyk is, teffens te vervaardigen: het alsdan in glazen, maar beter, veiligheids halve, in verscheide kleine metaale doosjes drooge, dezelve onbewogen op haare plaats staan laat, alle mogelyke aanraaking van eenig vreemd lichaam zorgvuldig verhoede, en, by de bereiding van het zelve, zyn gezigt wel dekke en bewaare; eindelyk, dat men de ontsteeking en verpoffing, slechts met de geringste hoeveelheid, (een grein) beproeve, anders zoude men ligtelyk eene voor het leven gevaarlyke verpoffing kunnen veroorzaaken.
Zodanige ontsteeking en verpoffing word oogenblikkelyk daar door veroorzaakt, wanneer het gemelde blixemzilver slechts met een vreemd koud lichaam in onmiddelyke aanraaking komt, daar tot het buskruid noch eene beroering van het vuur, en tot het blixemgoud eene zekere graad van verhitting vereischt word, indien beide hunne gewoone werking zullen te weeg brengen. Maar hoor nu wat ik ondervonden hebbe.
Eén grein van dit blixemzilver lag op een glazen schotel, toevallig viel 'er een druppel water op, en de ogenblikkelyke ontsteeking en slag waren zo geweldig, dat daar door niet alleen de glazen schotel tot poeder, en byna onbegrypelyk kleine stukjes, geslagen wierd, maar ook de scherven in het hout van een tafel, waar op de schotel stond, diep ingeslagen wierden. Eenige stofjes van het gemelde blixemzilver stiet ik onvermerkt met de hand van de tafel, en deeze verpoften niet alleen terstond, maar dit deeden ook die stofjes, welke door den val den grond aanroerden. Doch wat hier by