| |
| |
| |
Kort vertoog over de steengroeijingen in onderscheide plaatzen van 's menschen lichaam.
Door Willem Leurs, Chirurgyn Major by het Escadron Gardes du Corps van Zyne Doorluchtige Hoogheid, den Heere Prince van Orange en Nassau, enz. enz. enz. Heelmeester te 's Gravenhage, en Lid van onderscheide Letterkundige Genootschappen.
(Vervolg en Slot van bladz. 106.)
Meestal moeten wy de oorzaaken der Steengroeijing, als van buiten aangebragt, beschouwen. - Lister merkt hierom te regt aan, dat wy, met onze gewoone spys en drank, Steendeeltjes genoeg in ons Lichaam brengen; doch welke by gezonde en sterke Ingewanden weder ontlast worden; maar in de Canaalen van zwakke Ingewanden, die deze stoffe niet doorlaaten, of voortdryven kunnen, staan blyven; zich aanhoopen; en, door de natuurlyke slym onzer sappen, tot harde Steenklompen gevormd worden. - Dat het gevoelen van den Heer lister niet onwaarschynlyk is, getuigt ons de ondervinding. Zy immers, die hun meeste voedzel uit zwaare aardachtige spyzen, en uit grove Bieren en Wynen, hebben, heeft men meest aan den Steen onderhevig gezien. - Van daar dat dezelve meer by Arme lieden dan by Ryken gevonden wordt. - Van daar ook, dat, vóór ruim vyftig Jaaren, toen de grove aard-vruchten, als Erwten, Boonen, enz., en het Bier, by den gemeenen Man, meest in gebruik was, 'er in deze Republiek zo een aanmerklyk aantal van Steen-Lyderen gevonden wierd. Ja de beroemde Steensnyder denys zegt, dat 'er in dien tyd, in Amsterdam alleen, meer Lyderen van den Steen wierden gesneeden, dan men in geheel Duitschland vondt. - Een minder gebruik, derhalven, van voornoemde grove aard-achtige vrugten, en eene meerdere algemeenheid, in plaats van Bier, van Koffy en Thee drinken, heeft zeker in ons Vaderland, zo veel als op andere plaatzen, een onëindig aantal minder slachtöffers dezer wreede Ziekte gemaakt; doch daarentegen eene andere vyandin, ik meen de alomheerschende Zenuw-ziekte, aan- | |
| |
merklyk vermeerderd; die, schoon niet zo smertelyk, echter geene mindere verwoesting aan de Maatschappy toebrengt.
Dat in het verminderd gebruik, vooral van Bier, en daarentegen eene vermeerderde gewoonte van Koffy en Thee te drinken, eene algemeene oorzaak, tot de vermindering der Steengroeijing gesteld wordt, moet niet in de wezenlyke stoffe van het Bier, noch in de Koffy en Thee op zich zelven, maar onzes bedunkens alleen in het water, waar uit deze onderscheide dranken worden bereid, gezogt worden. - Het water, tot de brouwing van het Bier, wordt algemeen uit rivier-, of vloeiend water genomen; het welk, door zyne onophoudelyke beweeging, altoos met zand-deelen, van onderscheiden aart, voorzien is; daar het water, tot de Koffy en Thee gebruiklyk, meest altoos uit pomp- of regenwater-putten, waar in de Zand-deelen gezakt zyn, gebezigd wordt. - Dat het vloeijend en veel Zandstoffe medevoerend water tot de Steengroeijing eerder gelegenheid geeft, heeft men mede nog onlangs opgemerkt, daar men vondt, dat tegenwoordig, in deze Republiek, de Bewooners, langs den Yssel, nog het meest van allen aan den Steen onderhevig wierden bevonden. - Zo heeft men al wyders, tot eene nadere bevestiging van dit gevoelen, opgemerkt, dat plaatzen naby de Zee gelegen, en wier Rivieren een ondrinkbaar water bevatten, minder Steen-Lyders voortbrengen, dan die plaatzen, welker Inwooners van hun rivierwater een gewoon gebruik voor hunnen dagelykschen drank maaken.
Dat de Lucht een aanmerklyken invloed op onze dierlyke werkingen heeft, zal niemand ontkennen. - Dikwerf is zy met dampen gevuld, welker uitwerking eene onmidlyke ontroering van het geheele dierlyke bestaan maaken; en daar door verschynzelen voortbrengt, welker aanzyn wy meer bewonderen dan begrypen kunnen. - Zo heeft men opgemerkt, dat de Lucht Steenmaakende smetstof bevatten kan; vooral, wanneer 'er een menigte van zuure Steenachtige siltigheden mede omgevoerd worden; gelyk zulks by vuurspuwende Bergen, Aardbeevingen, enz. gezien is.
Aanmerkelyk is hier omtrent, het geen arventinus verhaalt, dat, namentlyk in den Jaare 1348, ten tyde eener groote Aardbeeving, eene zodanige damp uit den grond oprees, die, als in een oogenblik, meer dan veertig Boe- | |
| |
ren, in eenen omtrek, terwyl zy hunne koeijen zaten te melken, tevens met hunne koeijen, in hardsteen veranderden. - Camerarius verhaalt, dat in het Landschap der Chylensen in America, door zekere opgereezen damp of nevel, verscheide Mannen en Paarden in Steen zyn veranderd geworden; Paarden en Mannen hunne gedaante behoudende, zo als zy waren, in het oogenblik wanneer zy versteend wierden. - Ortelius, in zyne Beschryving van Rusland, beschryft ook, hoe, op voornoemde wyze, geheele kudden van Vee in Steenen zyn veranderd geworden.
Wy kunnen ter dezer plaatze niet voorby, eene Aanmerking, van wylen den beroemden Middelburgschen Geneesheer van de voorde, mede te deelen; en die mogelyk aan eenige onzer Godgeleerde Leezers niet geheel onaangenaam zal zyn; namentlyk, dat de opgegaane damp van Sodoma en Gomorra, wellicht een zelfde stof heeft bevat (als de zo even genoemde) on dat door dezen damp, de Huisvrouw van lot, ten tyde van haar omzien, is besmet, en eensklaps versteend geworden. - Dan wy keeren weder tot ons onderwerp.
Is de Lucht of damp, gelyk wy uit deze voorbeelden zien, in staat, geheele Versteeningen van het dierlyk Lichaam voort te brengen; hoe veel te meer kunnen wy haar, by mindere gelegenheden, met eene dergelyke, in minder graad Steenmaakende, stof bezwangerd, vinden: Ja denys heeft opgemerkt, dat 'er, in een byzonder vierde gedeelte van een Stad, somwylen meer menschen aan den Steen onderhevig worden gevonden, dan in de drie andere gedeelten voorkomen. En dit schryft Hy, zyns oordeels, aan de meerdere Steen-smetstof-voerende uitwazemingen van dat gedeelte boven de drie andere gedeelten der Stad toe.
Dat, door nog eene andere van buiten aangebragte oorzaak, Steenen, vooral in de Water-blaas, ontstaan kunnen, toont ons de bevinding. - Zo heeft men gezien, dat somwylen Naalden, Spelden en andere vreemde Lichaamen, door de keel ingeslikt, tot in de Blaas zyn doorgedrongen, of wel, by anderen, door den Pisweg in de Blaas zyn ingekomen, en aldaar met eene Steenstos begroeid zyn geworden. Hildanus, tulp, paré, claudinus, en meer anderen, leveren hier voorbeelden van op. - Ook vinden wy in de Engelsche Acta Philosophica, van het jaar 1700, dat een dochter van 20 jaaren,
| |
| |
een hairnaalde onvoorziens had doorgeslikt, en welke naderhand uit de Blaas, met een Steen omgroeid, wierd uitgesneden. - Een dergelyk geval leezen wy ook in het IVde Deel der Edinburgsche Proeven, door den Heer brown medegedeeld; zynde een Meisje van vier Jaaren, uit welker Blaas een Steen gehaald wierd, waar in eene naalde stak. - Wie begeerig is meer dergelyke zeldzaamheden te leezen, vooral van doorgeslikte Lichaamen, zie de Verhandeling van den Heer stevin, in het IIde Deel der Verhandelingen van de Koninglyke Academie der Heelkonst. - Hildanus en ovillart hebben Steenen in de Blaas gevonden, in welker midden een Kogel was, die veele jaaren te vooren door eene wonde in de Blaas was ingekomen. - Centmannus verhaalt, volgens rossetus, eene dergelyke Waarneeming.
Uit alle de hier opgegevene oorzaaken, welke wy in staat hebben gezien, onderscheide soorten van Steenen, in onderscheide plaatzen van het Lichaam, voort te brengen, zien wy overtuigend, dat wy ons volstrektlyk niet, gelyk veelen willen, tot een eenige oorzaak kunnen bepaalen; maar dat, dan eens by den een deze, en by een ander, wederom andere, Steenmaakende oorzaaken hebben plaats gehad.
Hier mede kon ik dit Vertoog eindigen; nadien de kenmerken, de gevolgen, en de verschillende handelwyze der Geneezing van de onderscheide soorten van Steen-ziekten, uit hoofde hunner uitgebreidheid, niet tot myn voorgenomen taak behooren: alleen zal ik, ten besluite hier van, de volgende weinige regelen, over het, zo voorheen als tegenwoordig, gevoelen, omtrent de Geneeswyze der Nier- en Blaas-steenen, door Geneesmiddelen, voordraagen.
De Geneezing der Steenziekte, door inwendige Hulpmiddelen, is aan verscheide bedenkelykheden onderworpen: - van daar, dat, reeds van alle tyden, veelen der beroemdste Genees- en Heelkundigen, dit als herssenschimmig beschouwden. - Echter hebben sommige toevallige ontdekkingen, zo van vroegere als laatere tyden, de aandagt van veelen over dit onderwerp bezig gehouden, en men heeft in waarheid Hulpmiddelen uitgevonden, welke door Proefneemingen getoond hebben, zo niet tot de verbryzeling en uitdryving des Steens, echter tot eene verzagting derzelver smerten en toevallen niet geheel ongeschikt te zyn.
| |
| |
Augenius stelde reeds, ten dien einde, zyn poeder uit Pissebedden, met Vitriool-geest besproeid, voor. - Daarna is het zo veel gerugt maakend middel van johanna stephens in Engeland, in het begin dezer Eeuw, door het Engelsch Parlement, als een beproefd heilzaam middel, gekogt en bekend gemaakt: dit middel is een zamenmengzel van verscheide Geneesmiddelen; doch waarin Zeep en Kalk het wezentlyke uitmaaken. - De beroemde Engelsche Geneesheer whyth heeft het Kalkwater van Oesterschulpen of Slakhoorns, wanneer 'er Graveel in de Nieren, en Jeruzalemse Zeep, tevens met het voornoemde Kalkwater, wanneer 'er Steen in de blaas is, voorgesteld: ook wilde Hy dit laatste middel, door inspuitingen, gebezigd hebben. - De Beerbeziën (Uvoe Ursi) en het Komkommersap, worden nog dagelyks, in het Graveel en Steen, door geöeffende Genees- en Heelkundigen voorgeschreven. - Het gebruik van het Carls-badwater, zegt unzer, overtreft in zyne nuttigheid, om den Steen te verbryzelen en uit te werpen, alle tot nog toe bekende Hulpmiddelen.
Buiten dezen, worden 'er ook nog op onderscheide plaatzen Steenmiddelen, als geheimen, verkogt: eene der voornaamste, (om van de anderen niet te spreeken) zyn de zogenaamde Pillen van den Heer van der horst; die my toeschynen hoofdzaaklyk uit Zeep en Kalk van Oesterschulpen te bestaan: ik heb dit middel, by onderscheide Lyders, zien gebruiken, doch geene voldoende uitslag daarvan waargenomen; een voornaam Lyder alleen, alhier ter Stede, getuigt, door voornoemde Pillen volkomen geneezen te zyn.
Doch, hoe het met alle deze middelen ook zyn moge; hoe onvoldoende zy meest allen in waare Steen-ziekte ook gevonden worden; wy zien nogthans, dat zy aan de meeste Steen-Lyderen, niet zelden, eene merkelyke verzagting hunner Kwaal aanbrengen: en uit dit oogpunt alleen beschouwd, kunnen zy niet dan nuttig zyn. - Wyders vinden wy geene vryheid, om met veele onzer Oude en nog Hedendaagsche Genees- en Heelkundigen, eene volstrekte onmogelykheid, in het verbreeken en uitdryven des Steens, door Geneesmiddelen te stellen: wy willen, dit aangaande, ons liever, by de gevoelens van den onsterflyken boerhaave voegen; daar Hy zegt: ‘'er is geene reden om te twyffelen, aan de uitvinding van een middel, welk zo zagt werkte, dat het de blaas
| |
| |
niet beschadigde, en echter den Steen aldaar ontbond. Ik heb zelve een scheivocht gehad, welk de allerhardste Steenen, in de hand, ontbond, zonder de hand te beschadigen; en welk uit Roggen-brood gemaakt was. - Op gelyke wyze veroorzaakt ook het Schéivocht, welk uit een Ei gedistilleerd wordt, geene pyn in het oog; en ontbindt evenwel de Mirrhe, die door een groot en sterk vuur niet ontbonden kan worden. Derhalven kan de menschelyke vlyt, buiten twyffel, ook zo eene Artzeny tegen den Steen uitvinden.’
's Hage, 1790. |
|