| |
Leevensberigt van Thomas Gainsborough, een beroemd Engelsch schilder.
(Uit het Engelsch.)
Thomas gainsborough, een der beroemdste Engelsche Schilderen deezer Eeuwe, werd, in 't jaar MDCCXXVII, te Sudbury, in Suffolk gebooren. Zyn Vader, een Lakenbereider, bezat, toen hy eerst zyn werk aanving, tamelyken overvloed van middelen; doch deeze verminderde geweldig, door een talryk Huisgezin, en eene te ruime leevenswyze.
Zyn Zoon, wiens Leevensberigt wy thans zullen mededeelen, deedt reeds vroeg eene geneigdheid tot de Schilderkunst blyken. De Boschen van Sussolk strekten hem ter Leerschool, en de Natuur tot Meester. In deeze boschtooneelen sleet hy zyne morgenuuren: hy schetste een ouden Eik, een kronkelende Beek, een drift Beesten, en Boerenhut, of eenig ander Landschaps voorwerp, 't welk zyne aandagt trof, en zyne verbeelding gaande maakte. Van het tekenen der voorwerpen ging hy over tot het kleuren derzelven, en, naa het schilderen van verscheide Landschappen tusschen zyn tiende en twaalfde jaar, verliet hy, dertien jaaren oud zynde, Sudbury, en ging na Londen, waar hy, door bystand van zynen Vader, de kragt van zyn vernuft, en zedig gedrag, heusch en bevallig voorkomen, veele Vrienden kreeg; als mede, door het bywoonen der Schilderschool, zyne natuurlyke bekwaamheden grootlyks uitbreidde. Zo groot, nogthans, was zyne zedigheid en laag gevoelendheid van zichzelven, die hem tot zyn dood bybleef, dat hy, op deezen tyd, geene verhevene denkbeelden altoos vormde van zyne eigene Kunstbekwaamheden; maar zich veeleer aanmerkte als iemand, onder een hoop jonge Kunste- | |
| |
naaren, die, door zich op allerlei soort van Schilderstukken toe te leggen, in staat zou kunnen worden, om, in de eene of de andere Stad, behoorlyk de kost te winnen.
Onze jonge Schilder trouwde, toen hy naauwlyks negentien jaaren bereikt had, en trok na Ipswich, waar hy een huis bewoonde, 't geen zes Ponden St. huur in 't Jaar deed. Ten deezen tyde was zyn Kunstvermogen, en voor hem zelven, en voor anderen, bedekt. Mr. thicknesse, toen Luitenant Gouverneur van Landguard Fort, schynt de eerste geweest te zyn die de bekwaamheid van oainsborough ontdekte. - Gainsborough, op zekeren dag een Boerenknaap ziende, die met een nedergeslagen hoed over zyn tuinmuur heen zag na eenige peeren, nam een plankje, en trof hem zo verwonderlyk wel, dat men het hout uithakte, en dit geschilderd aangezigt zette op de tuinheining van wylen Mr. craighton, toen Drukker van het Ipswich's Journal. Hier trok het droevig kykend beeldtenis, (want dus zag het 'er uit,) de aandagt van Mr. thicknesse, en veelen zagen het voor een wezenlyk persoon aan.
Korten tyd daar naa, liet Mr. thicknesse den vernuftigen Knaap Landguard Fort schilderen, zo als het zich in 't verschiet vertoonde, met de Koninglyke Jachten 'er voorby vaarende, zo als toen wylen zyne Maiesteit op eene zyner laatste reizen na Hanover overstak. Toen het, zeer tot genoegen van Mr. thicknesse afgedaan was, vroeg deeze den uitsteekenden Kunstenaar hoe veel hy 'er voor zou moeten hebben? Hy antwoordde zedig, dat, daar het een groot stuk was, vyftien Guinjes, zo hy hoopte, niet te veel zou weezen. Mr. thicknesse verzekerde hem dat het niet te veel was; volkomen verzekerd, dat het dubbel die som waardig was. Ongelukkig is dit schoone stuk verlooren geraakt, door tegen een vogtigen muur te hangen; doch de plaat, 'er na gesneeden door Mr. major, zal altoos tot een bewys overblyven van de bekwaamheden dier beide uitmuntende Kunstenaaren.
Weinig tyds leed het, of Mr. gainsborough werd door Mr. thicknesse, en verscheiden van diens Vrienden, overgehaald, om zyne bekwaamheid in 't Portraitschilderen te Bath te beproeven, waar Mr. thicknesse 's winters doorgaans zyn verblyf hieldt. Hier nam zyn werk dermaate toe, dat hy, vyf Guinjes voor elk Portrait neemende, schoon hy niet veel in styl en kleur verbeterde, (want te Ipswich waren zyn Portraiten styf geschilderd
| |
| |
en slegt gekleurd,) zich wel haast genoodzaakt vondt, den prys op acht Guinjes te verhoogen. 't Is naauwlyks nodig te zeggen hoe schielyk hy voortging met den prys nog te vermeerderen, tot hy veertig Guinjes stelde voor iemand ten halven lyve, en honderd voor een ten voeten uit; 't is even min noodig aan te merken, dat hy, den prys verhoogende, ook zyne Kunststukken hoe langer hoe meer volmaakte. Men bewonderde thans zyne Portraiten van wegen derzelver volmaakte gelykenis, bevallige houding, en de vastheid der kleuren.
Met den Jaare MDCCLXXIV vertrok hy na Londen, en huurde een huis van drie honderd Ponden Sterling huur 's Jaars, in Pall-mall. Zyne verdiensten trokken eerlang de aandagt van zyne Majesteit. Onder de veelvuldige Portraiten, thans door hem vervaardigd, zyn die van den Koning en Mr. bates, misschien, de twee volmaaktste ooit op doek gebragt.
Dan, hoe groot zyne uitmuntendheid was in het Portraitschilderen, 't was noodzaaklykheid, geene verkiezing, welke hem aftrok van zyne geliefde Studie der Natuure. Indedaad, men mag met regt zeggen, dat de Natuur in alle haare aantreklykheden van schoonheid voor hem zat, en dat zyn penceel, met eene gebreklooze getrouwheid, haare synste en keurigste trekken opgaf.
De grootste Lofspraak, die Mr. gainsborough kon verwerven, is die van zyn beroemden Mededinger Sir joshua reynolds. In diens laatste Redenvoering voor de Schilderleden in de Koninglyke Academie, stelt hy 't, als zyn gevoelen, voor, ‘dat, indien de Engelschen ooit Schildervernuften genoeg voortbragten, om den lofwaardigen Naam van de Engelsche School te verdienen, de naam van gainsborough, in de Geschiedenis der Kunst, tot de Naakomelingschap zou overgebragt worden, onder de eerste die aanleiding gaven tot dien Naam.’ Van gainsborough weeten wy, voegt hy 'er nevens, ‘dat zyn drift niet was om Rykdommen te verkrygen; maar uit te steeken in zyne Kunst, en die Beroemdheid te erlangen die zulk een toeleg zeker vergezelt.’ - ‘Dat hy deeze heerschende Drift tot zynen dood gevoelde,’ vaart de Heer reynolds voort, ‘kan ik zelve getuigen. Weinige dagen vóór zyn dood, schreef hy my een Brief, om my zynen dank te betuigen voor de goede gevoelens die ik had van zyne bekwaamheden, en de wyze op welke ik altoos, (gelyk hem berigt was,)
| |
| |
van hem gesprooken had, teffens zyn verlangen uitdrukkende, om my nog eens te zien, eer hy stierf. Ik gevoel, hoe streelende het voor my is, dus in verband te staan met het stervend getuigenis 't welk deeze uitmuntende Schilder aan zyne Kunst gaf. Doch ik kan niet agterhouden te belyden, dat ik nooit met eenige banden van gemeenzaamheid aan hem verbonden was: had 'er eenige nayver tusschen ons plaats gegreepen, deeze werd in dit ernstig oogenblik vergeeten, en hy keerde zich tot my als tot iemand, die met hem het zelfde doel had, en zyn goed aandenken verdiende, door gevoelig te zyn voor zyne uitmuntendheid. Zonder in een Verslag te treeden van 't geen tusschen ons in dit laatste bezoek gebeurde, moet ik alleen zeggen, hoe het eenen diepen indruk op mynen geest maakte, dat zyn wederzin, om het leeven te verliezen, voornaamlyk ontstondt uit den wederzin om zyne Kunst te verlaaten; wel byzonder, gelyk hy zich uitdrukte, daar hy nu begon te zien, welke zyne gebreken waren, en die hy zich vleide in zyne laatste stukken vermyd te hebben.’
Deeze beroemde Schilder overleedt, den tweeden van Oogstmaand des Jaars MDCCLXXXVIII, ten zynen huize in Pall-mall. Zyn dood werd veroorzaakt door een Wen aan den hals, die inwendig aangroeide, en zo groot werd, dat dezelve den doortocht belette. Eenige maanden geleden, werden deeze belemmeringen geweldiger, door eene koude, welke hy in de Westminsterhall gevat had, onder het bywoonen van het Onderzoek van den Heer hastings. Van dien tyd af nam de kwaal zeer toe; doch de verschynzels bedrogen dermaate de kundigheden van Dr. heberden en Mr. john hunter, dat zy het ongemak voor niets meer aanzagen dan het zwellen der klieren, dat met het warmer weêr wel zou verdwynen. In dit vooruitzigt ging hy na zyn Buiten by Richmond, waar hy eenige dagen bleef; doch van waar hy, erger wordende, wederkeerde. Kort daarop zag men etter, en Mr. john hunter erkende dat het gezwel Kanker was. Mr. pott werd 'er met Dr. warren by gehaald, die in 't zelfde gevoelen stonden; doch het ondoenlyk vonden hem te helpen. In deezen hulploozen toestand kwynde de geagte en bewonderde gainsborough, en men dagt, dat hy overleed, onkundig van de kwaal, welke hem ten grave bragt. ‘Maar de waarheid is, zegt Mr. thicknesse, dat hy het niet wilde wee- | |
| |
ten: want hy had tegen zyne Zuster gibbons gezegd, indien het Kanker is, dan ben ik een dood man!’ Hy maakte zyn uitersten Wil, en begeerde by zyn Vriend kirby, in Kew-church-yard begraaven te worden, met zyn naam op een Gedenksteen. Hy stierf in het één en zestigste jaar zyns Ouderdoms, betreurd door allen, die hem kenden, en heeft een onsterflyken Naam naagelaaten.
't Zou zyner Gedagtenisse te kort gedaan weezen, indien wy, by dit Getuigenis het Kunstvermogen van gainsbourough gegeeven, niet voegden, dat hy een aandoenlyk hart bezat, en eene weldaadige Ziel, steeds genegen om de eischen van waare behoeften te vervullen. Koos hy, ter beoefening van zyn penceel, een kind uit een boeren-stulp, allen, die zich onder dit nederig dak bevonden, deelden doorgaans in de voordeelen, welke hy van dit Schilderstuk trok; en eenigen hunner vonden, onder zyn dak, een gestaage toevlugt tegen gebrek. Zyne milddaadigheid bepaalde zich niet alleen tot de zodanigen; behoeftige Bloedverwanten, en ongelukkige Vrienden, waren voorwerpen aan welke hy niet kon nalaaten de hulpryke hand te bieden; en uit deeze edelmoedige geaartheid spruit voort, dat hy, zo wy vreezen, zyn Gezin niet gelaaten heeft in die ruime omstandigheden, welke zo veele verdiensten aan 't zelve mogten belooven, en zo veele weezenlyke waarde moest verschaffen.
Overeenkomstig met zyne verklaarde begeerte, werd zyn leevenloos overschot op den negenden van Oogstmaand te Kew ter aarde besteld. De Heer dupont, zyn Neef, die, met veel vorderings, onder deezen uitmuntenden Schilder zyn kunstvermogen beoefend en aangekweekt heeft, had den voorgang by 't Lyk; het doodkleed werd opgehouden door Sir william chambers, Sir joshua reynolds, Mr. west en Mr. bartolozzi, Mr. p. sandby en Mr. coates; en, onder meer anderen, die hem de laatste eere aandeeden, was Mr. sheridan, Mr. linley, Mr. john hunter, enz. enz. |
|