Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigt van den heere Isaak Iselin, Doctor in de Regten en Raadschryver te Basel.(Ontleend uit zyne Leevensbeschryving, voor den vyfden Druk, van zyne Geschiedenis der Menschheid.)
Te Basel zag isaak iselin, op den zeventienden van Lentemaand des Jaars MDCCXXVIII, het eerste leevenslicht. Zyne Ouders leefden in ruime omstandigheden. Zyn Vader was een Koopman, by diens veelvuldig van huis weezen, droeg zyne deugdzaame Moeder de zorge voor zyne Opvoeding; maar de te verregaande schroomagtige zorgvuldigheid, met welke zy haaren Zoon opkweekte, deedt hem eene hebbelyke beschroomheid krygen. De Heeren linder en birr waren de eerste Leermeesters, die hem eenige kundigheden in de Weetenschappen inboezemden. De wydklinkende naamen van simonetti, haller, gesner en mosheim, lokten hem na Gottingen: waar hy de Lessen bywoonde van schmaus, boehmer en kahle, en in naauwe vriendschapsverbintenis tradt, met den Geneesheer zimmerman, en de Heeren jennes en tsarner van Bern. | |
[pagina 26]
| |
De Hoogleeraar schmaus deedt in hem het denkbeeld opkomen, om het openbaar Regt der Vereenigde Cantons tot een stelzel te brengen, en in den Jaare MDCCLI gaf hy 'er een stuk van uit, onder den sytel van Tentamen Juris Publici Helvetici, dienende tot een stelling, welke hy verdeedigde by het beklimmen van de waardigheid van Doctor in de Regten; 't vervolg is nooit gedrukt. Tot die waardigheid bevorderd, deedt hy eene Reis na Frankryk. Te Parys bezogt hy druk de Koninglyke Boekery, en maakte kennis met veele Geleerden. By zyne wederkomst verzamelde en bereidde hy de stoffe tot zyne Wysgeerige en Staatkundige Werken; maar, in den Jaare MDCCLIV, tot Lid van den grooten Raad gekooren zynde, moest hy deezen Letterärbeid staaken. - Op eene Reize na Zurich, bezogt hy bodmer, breitinger, gesner, hirzel en andere jonge Heeren van het eerste vernuft, die hy tot zyne vrienden maakte. Korten tyd naa zyne t'huiskomst, gaf hy in 't licht zyne Droomen van een Menschen VriendGa naar voetnoot(*). De gewigtige bediening van tweeden Raadschryver ontnam hem bykans al den tyd tot de Letteroefeningen. De veelvuldige bezigheden aan deeze post gehegt, de bezendingen en de raadpleegingen, die hem veel schryvens afvorderden, lieten hem weinig tydruimte over, en het algemeen nut kon hem alleen overhaalen, om heilzaame hervormingen voor zyn Vaderland aan 't licht te brengen. Deeze afzonderlyke stukken zyn met verscheide andere Wysgeerige en Staatkundige Verhandelingen te voorschyn gekomen. Eindelyk vervaardigde hy zyn meest bekookt en volkomenst werk, waar aan hy, van zyne jeugd af, bezig geweest was: De Geschiedenis der MenschheidGa naar voetnoot(†). Dit was echter 't laatste werk zyner penne niet, op 't zelve volgde zyn Dagboek der Menschheid. De meesten kennen genoegzaam deeze diepzinnige Schriften van een algemeene | |
[pagina 27]
| |
nutheid, waar in de welverlichte Menschenvriend, door de fakkel der onbeschroomde waarheid voorgelicht, altoos spreekt. Een staal zyner edelaartige denkwyze, en zyner onvooringenomene Waarheids liefde, mogen wy ontleenen uit het Voorberigt zyner Droomen van een Menschen Vriend. ‘De betragting,’ schryft hy, ‘over het geluk, 't welk het verband en de betrekking der Maatschappye, aan den Mensch kan doen genieten, maakte, van myne jongste jaaren af, het streelendst voorwerp, en het uitmuntendst gedeelte van myn vergenoegen uit; en, onder alle Schryvers, waren zulke my altoos het waardigst, by wien ik, over dit gewigtig Onderwerp, eene gegronde onderrigting krygen kon. Ik had reeds een groot gedeelte deezer Schryveren geleezen, en ik geloofde, dat 'er, voor hunne Naavolgeren, weinig meer over bleef, dan de waarheden, door hunne Voorgangeren ontdekt, te verzamelen, te schikken, en op alle mogelyke wyzen uit te dosschen, ten einde dezelve, naar den smaak, en naar de bevatting van alle soorten van Leezeren, in het aangenaamste licht te vertoonen, wannneer een zeer bekwaam Man, my met eenige der voornaamste Autheuren, onder de zogenaamde Fransche Oeconomisten, bekend maakte. De duisterheid deezer Schriften wederhield my nogthans lang aan de daar in vervatte waarheden billyk regt te verleenen; of, om beter te zeggen, die duisterheid verhinderde my lang, dezelve te kunnen begrypen. De drift, waar mede eenige Voorstanders deezer waarheden de Ontdekkingen hunner Leeraaren aanpreezen, scheen my ook toe meer naar ydele grootspraak te zweemen, dan naar den weezenlyken pryswaardigen yver, welke edeldenkende geesten bezielt, voor de waarheden, welke kennis zy tot het waar Geluk van het Menschlyk Geslacht noodzaaklyk oordeelen. Tot myn Geluk, egter, vielen my eenige jaaren laater, de Ephimerides du Citoyen in handen. Ik vond daar in de verhandelde deelen der Huishoudelyke Kennis zo klaar, zo bondig, en met het gevoel van myn hart zo overeenstemmende, dat ik terstond het besluit nam, de Gronden, op welke de Schryvers der Ephemerides beweerden hunne Stellingen gebouwd te hebben, nogmaals te onderzoeken, en werd, by dit op | |
[pagina 28]
| |
nieuws herhaald onderzoek gewaar, dat my 't zelfdo wedervaaren was, wat aan alle de Tegenstreeveren derzelven schynt wedervaaren te zyn; te weeten, dat ik voorheen eenen geheel anderen zin daar aan gegeeven had, dan die was, welke zy wezenlyk bevatteden. Zo ras nu de wolken verdreeven waren, welke my verhinderd hadden, de Leeringen deezer wyze Mannen in derzelver waare daglicht te beschouwen, vond ik nieuwe kennis, waar ik te vooren meende slegts herhaaling te vinden van 't geen door verscheide Duitsche en Engelsche Schryvers reeds voor lang gezegd was; waarheden, daar ik te vooren slegts dwaaling en spitsvindigheid meende te ontdekken; en aldaar, waar ik eerst Stellingen meende te zien, die voor de Vryheid en het Geluk van het Menschlyk Geslacht zeer gevaarlyk waren, ontdekte ik, in tegendeel, zulke, die de Regten van het Menschdom meer bevestigden dan alles wat ooit van de yverigste verdeedigers daar van verrigt was. De onderrigting, wegens de Zuivere OpbrengingGa naar voetnoot(*), die zo natuurlyk is, en die nogthans vóór den Heer quesnai niemand ontvouwd, of ten nutte gemaakt heeft, scheen my voornaamlyk de gewigtigste ontdekking te zyn, welke ooit in de Huishoudelyke kennis gedaan was, en de Uitvinder was in myne oogen 't geen newton is in die eens Wiskunstenaars. Zy scheen my toe over alle Huishoudelyke Begrippen een licht te verspreiden, waar voor alle de duisternissen verdwynen moesten, door wier beneveling de Onweetenheid, de Baatzugt, en de trotsche Eergierigheid aan het Menschlyk Geslacht oneindige onheilen veroorzaaken. Maar boven alles verrukte my dit geheele Leerstelzel. dewyl het met eene zo klaare bondigheid de bronnen der Huishoudelyke Elenden ontdekt, welke zich thans op eene blykbaarste wyze in de Menschlyke Maatschappy openbaaren; dewyl het op de overtuigendste wyze aántoont, dat, alleen door de afschaffing van alle Willekeurige Wetten en Inrigtingen, en slegts door de herstelling der Natuurlyke Orde, de Menschlyke Maat- | |
[pagina 29]
| |
schappy van die Elenden kan bevryd worden; - dewyl hy tot deeze herstelling de wyze onderrigting der Grooten des Volks, en de uitbreiding der Waarheid, als het werkzaamst en eenigst regtvaardig middel, aanpryst - en dewyl het alle gewelddaadige Maatregelen in Vorsten en Volken gelyklyk afkeurt. Ik vond eindelyk, dat hetzelve met de Zedelyke en Staatkundige Grondbegrippen, welke ik voorlang omhelsd had, byna in alle deelen overeenstemde, en dat ik, door middel van 't zelve, my in staat gesteld vond, dwaalingen, die ik voor waarheden aangenomen had, te verbeteren; waarheden, die ik slegts duister begreep, met duidlyke klaarheid te erkennen, en aan het geheele Zamenstel myner Huishoudelyke en Staatkundige Begrippen, meer lichts, meer orde, meer bondigheids, by te zetten. Ik agtte het, derhalven, zo ras ik met dit stelzel meer bekend geworden was, een myner grootste pligten te zyn, om terstond myne Staatkundige en Zedelyke Begrippen, op nieuws, te toetzen; al het geene daar in valsch mogt zyn af te keuren, en voor my zelven, als mede, zo veel in myn vermogen stondt, voor anderen, ten meesten nutte aan te wenden, alles wat my myne betragtingen over ontdekkingen, welke my zo gegrond en merkwaardig voorkwamen, geleerd hadden. Myn vuurigste wensch is alle Menschen overtuigd te zien, dat de Deugd, de Regtvaardigheid, en de Orde hun alleen gelukkig maaken kunnen; en dat ieder bedryf, waar door zy hunne Zedelyke Volmaaktheid verminderen, de Regten van hun Evennaasten verkorten, en iets verlangen of doen, het welk strydig is tegen de Wetten van Orde en Billykheid, of het welk de zuivere Oplevering der voortbrengende werken benadeelt, niet nalaaten kan hun ongelukkig te doen worden.’ Aan den Heer iselin is de Helvetische Societeit haar bestaan en aanwas verschuldigd. Volgens zyn Plan, moest te Basel eene dergelyk Genootschap plaats hebben ten voordeele der Kunsten en Weetenschappen; doch de Leden, die het moesten uitmaaken, vereenigden zich met de Maatschappyen van Bern en Zurich. Nogthans smaakte hy het genoegen, dat hy, in den Jaare | |
[pagina 30]
| |
MDCCLXXVII, in zyn Vaderland eene Societeit zag vormen, die nog bestaat, en in weeligen bloei is. In den Jaare MDCCLVI, tradt de Heer iselin in den Egt, en verwekte acht Kinderen; hy telde vóór zyn dood reeds tien Kleinkinderen van drie gelukkig uitgetrouwde Dogters. Zyn talryk Gezin maakte zyn voornaamste en aangenaamste Gezelschap uit. Voor 't overige, was de Heer iselin niet alleen aan zyn Vaderland gehegt, en brandde niet enkel van vuurige Liefde tot hetzelve, hy beminde, als een Wereldburger, alle eerlyke Menschen, waar ook. In alle zyne verrigtingen straalde eene zeldzaame onbaatzugtigheid door; weldaadigheid en edelmoedigheid waren hoofdtrekken zyns uitsteekenden Characters. - Zyne zwakke staat van Gezondheid kon hem op geen lang leeven doen hoopen, eene ongeneesbaare Waterzugt verhaastte zyn dood, die den vystienden van Zomermaand des Jaars MDCCLXXXII, voorviel. |
|