den. - Ter voordragte van dit alles heeft de Autheur zyne opmerkingen, over de verschillende hier te zamen loopende onderwerpen, geschikt onder zeven hoofdverdeelingen.
In de eerste plaatze geeft hy eene agtervolgende tydkundige schets, van 't beloop van 's Lands Historie, zedert de komst der Batavieren, tot op het afloopen van 't Jaar 1780; en hieraan hegt hy eene opgave van de uitgestrektheid der zeven vereenigde Provincien, met eene melding der hoofdrivieren in dezelven, en van 't geen voorts in 't algemeen omtrent deeze Gewesten staat aan te merken. - Verder bepaalt hy zig tot eene byzondere beschryving van ieder Provincie, zo Geschied- als Staat- en Aardrykskundig, met een berigt van derzelver voornaamste Steden: en op een beknopt verslag hiervan, dat den Reiziger een algemeen denkbeeld van ieder Gewest aanbiedt, laat hy volgen eene Reisroute, naar welke men onze Republiek, in deszelfs geheele uitgebreidheid, kan doortrekken, zonder tweemaal ter zelfder plaatze te komen. - In de derde hoofdverdeeling ontvouwt hy het Stedelyk- en Staatsbestier, mitsgaders het Stadhouderlyke bewind, beneffens het Krygsweezen, zo te Water als te Land; het stuk der Financie; de Burgerlyke en Lyfstraflyke Regtspleeging; het ontvangen en zenden van Ambassadeurs, en eindelyk, de gemaakte schikkingen ter handhaavinge en regelinge van den heerschenden Godsdienst; waarby ook een kort woord over de verzorging der behoeftigen. - De daaraan volgende hoofdverdeeling geest een verslag van de Generaliteits-Landen, derzelver bestiering, de voornaamste plaatzen aldaar, en 't geen verder tot dit onderwerp betrekking heeft. - Op het ontvouwen hiervan verledigt hy zich, tot het nagaan van onzen Koophandel, de Oost- en Westindische Compagnie, de Surinaamsche Maatschappy, de Volkplanting aan de rivier Berbice, de Haringvissery, de Walvisvangst, den Levantschen handel, en voorts den Koophandel en Zeevaart onzer Ingezetenen, door alle de deelen van Europa. Ter deezer gelegenheid neemt hy ook in aanmerking, de Banken van Amsterdam en Rotterdam, als mede het verleenen van respytdagen ter betaalinge der Wissels; en daarnevens gewaagt hy van de Lombarden en Loteryen;
besluitende voorts deeze afdeeling met eene opgave en vergelyking van de alhier gebruiklyke Maaten en Gewigten. - Wyders brengt hy, onder de zesde hoofdverdeeling byeen, zyne opmerkingen over de gebruiken,