aart kunnen, in zommige omstandigheden, ter ophelderinge onzer Vaderlandsche Geschiedenissen verstrekken; maar bovenal zyn ze ten nutte der inwoonderen van de Stad, als welken min of meer belang stellen, in 't weeten van die en deeze voorvallen, raakende de plaats hunner huisvestinge. - Het komt in zodanige Stukken grootlyks aan, op de genoegzaame gronden van zekerheid, dat men zig op de trouwe van zulke berigten moge verlaaten; en daar toe dient in deezen op eene voldingende wyze, het getuigenis, dat de Uitgeever van deezen Kronyk ten slot aan denzelven hegt, het welk aldus luidt.
‘Op den t Julij des Jaars 1789 heb ik Gerard van Hasselt deze Kronijk, zo veel mogelyk, met in agtneeming van de door mij gevondene schrijf- en spel-trant, uit die vroegste Stadsrekeningen, uit haar boek Secreta Camerae betytelt, uit de Schepen-acten-boeken, de Raadsignaten, de Publicatie-Commissie- en Policie-boeken, en andere losse stukken, met eene spaarsaame hand bijeen verzameld en voleind. En daar voor zijn mij ook te stade gekomen eenige papieren, welke op die hoven Secretarije in drie loquetten, waar voor geschreeven stondt: Papieren van geender Importance, bewaard werden. Insgelijks heb ik voor dit boeksken in die Registers en papieren van 't Provinciale Hoff en van die Kamer van Rekeninge eenigen bijstand gevonden; en daarenboven het geen in alle deze magazijnen mankeerde, zeer dikwijls uit mijnen eigendommelijken voorraad vervult. Terwijl daarentegen al wat ooit aangaande die Stad Arnhem in druk werdt te berde gebragt, geheel en al onaangeroerd gelaaten wordt; gelijk ook alle die Charteren uit de kostelijke bezittingen van Stads Brandkasse, en die van St. Catharijnen Gasthuijs, en verdere Gestichten, of schoon niet voor haar honderste gedeelte bekend, met al wat men daaromtrent in 't Geldersch Charterboek te wagten heeft, agterwegen bleven; en wel om dat een kort verhaal van deze Stukken, zonder dezelve in haar geheel, en aan geen eenig lid verminkt, te geeven, den kundigen onvoldoende, en aan den onkundigen tot dwaeling verstrekken moet.’