De Vraag: wat volgens Reden en Schriftuur van den Duivel te geloven zy? volledig beantwoord, door C.A.L. Kirchhoff. Uit het Hoogduitsch vertaald. In 's Gravenhage by J. Plaat, 1790. In gr. octavo 72 bladz.
Naer de denkwyze van den Heer Kirchhoff, is de leer van den duivel geen geloofsartykel van den Christelyken Godsdienst: en we zyn in onze eeuw te wel onderricht door de Ziektekunde, en door de naspooring der bronnen van 't zedelyk bederf, om nog de oude denkbeelden, wegens de bezetenen, en den invloed des Duivels op het menschlyk hart, te blyven omhelzen. Zulks heeft hem genoopt zyne bedenkingen over dit onderwerp gemeen te maken, ten einde die vroegere denkwyze te krachtiger te keer te gaen. - 't Is bekend, dat 'er in de laetste jaren verscheiden Geschriften van dien aert reeds het licht gezien hebben; zy, die nog twyfelen, welke zyde men in dit verschil te houden hebben, kunnen dit stukje met anderen vergelyken; maer wy durven hun niet belooven, dat ze 'er iets weezenlyks nieuws in zullen vinden, dat enigzins dienen kan, om aen dit verschil een nieuw licht by te zetten. - De eerste Afdeeling, strekkende, om te toonen, ‘dat de duivel nimmer, noch voor, noch in den tijd van Christus, de menschen heeft kunnen bezitten en plaagen,’ verleent ons de gewoone bewyzen en schriftverklaringen. - In de tweede Afdeeling legt hy 't 'er op toe, om ‘de verzoeking van Jezus in de woestijn, als zijnde niet aen den persoon des duivels toe te schrijven, te verklaren, als ene werking van 's Heillands eigen opwellende gedachten en derzelver oogenbliklijke verwerping.’ - Hierby komt voorts, als de derde of laetste Afdeeling, ene overweging van het afloopen ‘van den rampzaligen staet des duivels,’ bewerende onze Schryver, ‘dat dezelve niet in eeuwigheid kan voortduuren.’ De Heer Kirchhof naemlyk erkent de mogelykheid der gevallen Engelen; maer de gewoone gronden,