Bedenkingen van eenen Vriend der waarheid en goede trouwe, over de Verhandeling van T.C. Piper; voorgedragen aan het Godgeleerde Haagsche Genootschap. Alom te bekomen. In gr. octavo 27 bladz.
In dit Stukje word den Hoogleeraar Piper onder 't oog gebragt, dat hy Socinus gansch ten onregte doet voorkomen, als een veragter der geboden, ja, over 't algemeen, der Schriften des Ouden Verbonds; waarvan intusschen het tegendeel baerblyklyk is: terwyl de beschuldiging alleen gegrond is, op ene verminkte aenhaling, buiten den zamenhang. Verder toont hier de Schryver dezer Bedenkingen, dat zyn Hoogeerwaerde al te los omspringt, in 't geen hy, ten aenzien van Socinus zegt, nopens deszelfs begrippen wegens Verborgenheden, en de onegtheid van deze en gene plaets der Schriften des Nieuwen Verbonds, En eindelyk doet men ons opmerken dat het aengeveerde uit de Schriften van Socinus, met opzicht tot de Leer der