Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKort begrip der Leerstukken en Gebruikelykheden der Roomsche Kerk, door den zeer Eerw. Heer D. de Beaufort. Uit het Engelsch, naar de tweede uitgave, in 't Fransch vertaald, door .... en vervolgens in het Nederduitsch, door J. van Dyk, rustend Leeraar en Prof. in de H. Godgel. te Maastricht. In 's Gravenhage by J.A. Bouvink, 1790. Behalven het Voorwerk, 101 bladz. In gr. octavo.Het oogmerk van den Eerwaerden de Beaufort, in 't opstellen van dit Kort Begrip, was niet om dit on- | |
[pagina 365]
| |
derwerp, by manier van een Twistschrift, te behandelen, maer een duidelyk bericht van de Roomsche Kerkleer te geven, en het verschil tusschen de Leer der Hervormden en die der Roomschgezinden ten klaerste aen te wyzen; om den opmerkzamen Lezer bekwaem te maken ter beoordeelinge van den staet des geschils. Zulks kwam hem voor als den Hervormden beiden en den Roomschgezinden dienstig; nademael de Hervormden gemeenlyk het Roomsch Geloof te weinig kennen, en de Roomschgezinden meerendeels hunnen eigen Godsdienst niet dan zeer onvolkomen verstaen. In dit bedoelde is de Schryver zo wel geslaegd, dat het door hem aengevoerde zyne nuttigheid kan hebben, voor allen, die enig belang in dat onderzoek stellen; en tot nog niet behoorlyk opgemerkt hebben, hoe 'er, by ene verstandige kenze, te over gegronde reden zyn, om de Leer der Hervormden, naer de leiding van Gods Woord, boven die der Roomschgezinden, in onderwerping aen het zogenoemde gezag der Kerke, te omhelzen. De Stukken, in dezen overwogen, zyn: 1. het Geloof; 2. de Heilige Schrift; 3. de openbare Godsdienst; 4. het Misoffer; 5. de Transubstantiatie; 6. de Sacramenten; 7. het Vagevuur; 8. de Aflaaten; 9. de Heiligen; 10. de Beelden; 11. de Reliquiën of heilige Overblyfsels; waar by, ten 12, nog komt ene ontvouwing van den aert des Pausdoms, als vorderende ene ingewikkelde en blinde gehoorzaemheid aen de Kerk; leerende, dat 'er buiten de Kerk geen zaligheid is, en bewerende de Oppermagt van den Paus. - Het ongerymde van de leer en handelwyze der Roomsche Kerke, omtrent ieder dezer Stukken, brengt de Eerwaerde de Beaufort den Lezer beknoptlyk onder 't oog; waer van zyne volgende aenmerkingen over het Misoffer tot een stael kunnen strekken. ‘De Roomsche Kerk houd staande, dat, in de bediening van elke Mis, Christus waarlyk als een offerhande voor onze zonden geofferd word. De Kerkvergadering van Trente spreekt Anathema uit, “tegen een iegelyk die ontkent dat men in de Mis, aan God, een waar, en eigenlyk gezegd offer, opoffert.”Ga naar voetnoot(*) Een wezendlyk zoenoffer, in het welke het Lighaam van Jezus Christus, na de letter, alle dagen op nieuws geofferd word. De H. Paulus nogthans spreekt een gansch andere taal, in zynen Brief aan de Hebreën; “niet op dat Christus zich- | |
[pagina 366]
| |
zelven dikmaal zoude oposseren; - maar nu is Hy éénmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niete te doen, door zyns zelfs offerande: - met ééne offerhande heeft Hy in eeuwigheid volmaakt de geenen die geheiligd worden. - Eene eeuwige verlossing voor ons verkregen hebbende. - Waar nu de vergeving derzelve is, is 'er geen offerhande meer voor de zondenGa naar voetnoot(*). De Roomschgezinden onderscheiden, in de Mis, het Offer van het Sacrament; de Priester offert het Offer, en het Volk deelt in het Sacrament: maar hoe geschied dit toch in de stille Missen, waarin de Priester, zonder omstanders en zonder toehoorders, de Mis doet? Ondertusschen zegt hy de geheele Mis op, en spreekt de Geloofsbelydenis te wederzyde uit; hy zegent de Verbondstekenen, even als waren 'er Ledematen tegenwoordig; hy spreekt tot het Volk als of het zelve voor hem stond. - Dominus vobiscum. - Pax vobis. - Sursum corda. - Oremus. - Orate. (de Heere zy met U. - Vrede zy U. - Heft uwe Harten naar boven. - Laten wy bidden. - Bidt.) Bid voor ons! Voor wie? daar is geen mensch tegenwoordig. Is dit niet veeleer eene bespotlyke dan eene godvrugtige daad? Is dit niet even als of iemand in eene Kamer zonder Menschen kwam, en zeide: Myne Heeren ik ben uw Dienaar, ik hope dat gy allen welvarende zyt. De offerhande van de Misse is de grootste eerbewyzing, die het Schepzel zynen Schepper kan toebrengen, met den Eeuwigen Zoon zynen Eeuwigen Vader tot een offerhande op te offeren; en hy, die eene Mis laat doen, betoont, aan God, een byzondere Eerbied, welke Hem ten hoogsten aangenaam is.’Ga naar voetnoot(†) ‘Dit Werk is niet zeer kostbaar; de prys van eene byzondere Mis is, geloove ik, vyftien stuivers; maar van wat prys die ook zy, een Priester zal, voor een gering stuk geld, naar een byzonder Altaar gaan, zyn Misboek doorlopen, en het heilig offer offeren, “den Eeuwigen Zoon aan den Eeuwigen Vader.”! En tot welk een einde geschieden deeze Missen? Is dat altoos om de vergeeving der zonden te verkrygen, en tot vrykooping der Ziele, pro redemptione animarum, gelyk het Misboek zegt? Wel verre van | |
[pagina 367]
| |
daar! 't is meestal voor het welgelukken eener onderneeming, - voor eene Reize, &c. Is dit niet eene gruwelyke ontheiliging van het geene de Roomsche Kerk, als de heiligste verborgendheid van haaren Godsdienst, schat! En waartoe dienen die afzonderlyke Missen? Daar is geen vroom Catholyk, die niet het een of ander gedeelte van zyne bezitting opoffert, om Missen te doen lezen voor de ruste zyner Ziele, en om uit het Vagevuur verlost te worden. Zommigen stigten eeuwigduurende Missen, en een ieder min of meer, naar maate zyner rykdom en mildadigheid. Philippus de IV, Koning van Spanje, stigtte honderdduizend Missen voor zich na zyn dood. “Christus nogthans heeft, met ééne offerhande, de verzoening, voor het gantsche Menschelyk geslagte, te wege gebragtGa naar voetnoot(*).” En ziet, hier moeten honderdduizend Missen, voor de zaligheid van éénen Zondaar, gedaan worden! Dan wie zal ons leeren, hoe veel Missen 'er moeten gedaan worden, om eene Ziel uit het Vagevuur te redden? en wat 'er, indien men meer doet, als 'er voor nodig zyn, met de overtolligen moet gedaan worden? Zyn dezelve nutloos? gewislyk niet; want niets kan nutloos en vergeefs by God zyn, zegt ons de Roomsche Kerk. Zy dienen dus om de Schatkist der verdienstlykheden van den Paus te vermeerderen.’ Ter ophelderinge van dit laetstgezegde dient, dat, gelyk onze Schryver wat lager, van de Aflaten handelende, aentekent, dat de overtollige Werken, waer onder hy niet ten onregte de overtollige Missen betrekt, de Schatkist der Verdiensten maken, uit welke de Aflaten verleend worden. ‘Die overtollige Werken naamlyk zyn’, naar de taal van Bellarminus,Ga naar voetnoot(†) ‘niet vergeeten noch verlooren voor God, maar komen by Hem in afrekening, tot verligting van de gelovige Roomsgezinden, in plaats van boete in deeze, of in de toekomende Waereld, om hen uit het Vagevuur te verlossen:’ en deeze maken die Schatkist der Verdiensten, welke Jezus Christus, ter beschikking van de Roomsche Kerk, dat is den Paus,Ga naar voetnoot(§) als hoofd der Kerk en Stedehouder van Jesus Christus, gelaten heeft. Want de Bisschoppen of Priesters kunnen daarover geen bestelling maken, zonder toestemming van den Paus. De Religieuse Ordens egter beweeren, ook een diergelyken schat van verdienstlykheden te bezitten, verkregen door de uitmuntende | |
[pagina 368]
| |
heiligheid van zommige hunner Monniken; deeze gebruiken ze ook, en dragen ze over aan zulke van hunne Boetelingen, die eenige giften aan hunne Kloosters gedaan hebben.’ |
|