Neefte laaten volgen. De schryver heeft de houding, (in zyn Voorbericht ten minsten) aangenomen als of hy een geheel waare Geschiedenis wilde mededeelen. Hy noemt zelfs de bronnen op, uit welke hy daar toe putte, en deeze zyn, 1) de beschryvingen van frans van den trenk zelve, door hem in de jaaren 1746-1748 te Frankfort en Leipzich in 't licht gegeeven. 2) Eene Memorie van den Abt chiari, in het Italiaansch opgesteld. 3) Eenige Aanmerkingen tegen het Leven en de daaden van trenk, door een onbekend schryver 1747 te Frankfort en Leipzich in 't licht gesteld. 4) Eenige schriftelyke berichten van nog levende persoonen, die den Pandoeren Overste gekend hebben, en eindelyk 5) de nieuwste berichten, door zynen Neef, in en agter zyne eigen Levensbeschryving medegedeeld. Zie daar de bronnen, die ons een onedel, wellustig en roofzuchtig bedrieger, vol geest en moed, als een schrikbeeld zouden hebben kunnen doen kennen; maar welke het averechts vernuft, door eenige bygevoegde liefdesgevallen, zo onkenbaar, zo 10manesk, gemaakt heeft, dat men niet weet wat men leest, loogens of waarheid. Zoo min men deezen trenk, als Leidsman eener horde struikroovers en gaauwdieven, behoorde te vereeuwigen; even zo min behoorde men zyne wandaaden op eene schertzende wyze voor te draagen. Zulk een toon behaagt den onoplettenden lezer; hy waant dat de schryver de daaden, zo voorstellende, goedkeurt; en dus dringt het vergif ongemerkt zynen boezem in. Wy spreeken hier niet van het ellendig vernuft, om, op het spoor van fielding, boven elk hoofdstuk, een zogenaamd vernuftig opschrift te plaatsen, zo als by voorb. twee- en dertigste hoofdstuk, welk hy niet kan overslaan, die het voorgaande gelezen heeft, enz. Wy zwygen van zodanige laagheden, als het XXIste Hoofdstuk
oplevert: op de meeste plaatsen zal de weldenkende menschenvriend stoffe van misnoegen aantreffen, zo wel door de gevallen zelve, als door de wyze op welke zy verhaald worden: zo dat men zelfs, by het beschryven en aanduiden van een dubbel overspel, durft zingen:
- - - wy willen niet verdoemen,
Trenk schikte zich naar tydsomstandigheên.
Een schoone Zedeleer waarlyk, op welke zich de ergste booswigt zou kunnen beroepen!
In de Voorrede van schubart komt eene Famieliegeschiedenis van zekeren simon van aalen voor, welke geheel geen verband met trenks geschiedenis heeft, en dezelve alleen in byzonderheden overtreft, doch in lompe en laage uitdrukkingen niets toegeeft. Wy kunnen geenen onzer Leezeren dit werk aanpryzen, en schoon wy den Vertaaler het recht laaten wedervaaren, dat hy niet onbeschaafder dan zyn Schryver spreekt, zou hy nog meer beschaafdheid getoond hebben, indien hy dit werk had onvertaald gelaaten.