Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMartin, of de herstelling der verdrukte onschuld. Eene Fransche Geschiedenis, door W. Imme. Te Amsterdam by P.J. Uylenbroek 1789, In gr. octavo 157 bladz.Twee voorheen uitgegeeven stukjes van eigen vinding, een Tooneelspel, Lucas en LucindeGa naar voetnoot(*) benevens de geschetste DankbareGa naar voetnoot(†), hebben den bekwaamen Imme reeds, op eene loflyke wyze, doen kennen, als een oorspronglyk Nederlandsch Schryver, en de lof, bierdoor behaald, ontvangt, door deezen Martin, insgelyks een origineel stukje, regtmaatig eene vernieuwde toeneemende sterkte. Een vindingryke geest, door oordeel bestierd, onder een leevendig gevoel van het aanminnige der Deugd, stelt hem in staat, om, in zyne schryfwyze, te beantwoorden aan 't groote oogmerk, dat hy zig voorstelt, ‘zyne leezers eenige oogenblikken aangenaam te onderhouden, en leerzaam te stichten.’ Hier toe strekt deeze Geschiedenis met zulk een streelenden indruk, dat ze een eigenaartigen invloed moete hebben, zelfs op eenigzins koelzinnige Leezers, zo ze nog niet geheel en al verstooken zyn van allen gevoel voor verstandlyk en zedelyk schoon. Het beloop der Geschiedenisse is kortlyk als volgt. Den deugdzaamen Martin valt, hoe armoedig hy ook zy, by het verbranden zyner wooninge, niets zo smertlyk, als 't gemis zyner Dogter Sophie; te meer daar hy, wel verzekerd dat ze uit den brand gered is, ten sterkste vermoedt, dat de Landheer Dorival haar geschaakt heeft, tot een prooi van zyn vuilen wellust. Zulks doet hem, met zynen Zoon Alcestis, na 't Kasteel gaan; daar verzekert hem Dorival op 't plegtigste, dat Sophie niet op 't Kasteel, noch in zyne magt is; en bemerkende dat Martin hem egter verdenkt, de hand gehad te hebben in haare vervoering, noodzaakt hy Vader en Zoon, onder een dreigenden wraak, uit het Kasteel te vertrekken. Vrugtloos spooren zy elders Sophie op; en, na verloop van eenige dagen, erlangen zy huisvesting by den welge- | |
[pagina 218]
| |
zeten braaven Guillot, die hun arbeid verschaft, en een ruim onderhoud verleent. Deszelfs Dogter Narcisse en Alcestis verlieven eerlang op elkander; doch Narcisse wordt intusschen aangezogt door den ruim bemiddelden Colas, en deszelfs Vader beweegt Guillot om dien aanzoek in te willigen. Dit noopt Alcestis om in stilte dit Huisgezin te verlaaten; ten einde voor te komen, dat zyn verblyf de voltrekking van zulk een gunstig Huwelyk niet belemmert of verydele. Hy volvoert zyn besluit op eene geheime wyze; laatende alleenlyk een briefje aan Vader Martin agter, waarin hy zyn bedoelde meldt, om naamlyk, in eene nabuurige Stad, by hunnen ouden vriend André, zo lang te verblyven, tot dat Colas met Narcisse gehuwd zou zyn. - Alcestis bereikt naauwlyks de Voorstad, of hy ontmoet aldaar toevallig zyne Zuster Sophie, in armoedige omstandigheden, onder welken zy haare schande gehoopt had te verbergen. Hy, haar erkennende, zoekt haar te beweegen tot nadere opheldering; en, op zyn sterken aandrang, ontvouwt zy eindelyk haar lot. Hy hoort, tot innerlyke smerte zyner ziele, dat Dorival reeds over haare kuischheid had gezegenpraald; dat zy, in een gevoelig naberouw over haar wanbedryf, hem al ontvlugt was, en zig had zoeken te verbergen, eer hy met Vader Martin aan 't Kasteel kwam; als mede dat een by haar zynde wigt, ongeveer een en half jaar oud, de ongelukkige vrugt haarer toegeevenheid voor Dorival was. - Op deeze ontdekking keert Alcestis, die zyne Zuster mede een verslag gegeeven had van hun wedervaaren, en zyne byzondere omstandigheden, na een herhaald overleg, met Sophie, (spoediger dan hy zig voor zigzelven had voorgesteld,) weder na 't gehugt 't welk hy verlaaten had; brengende dus Sophie weder by Vader Martin. Deeze, haar vergryp verstaande, is bitter op haar verstoord; doch wordt vervolgens met haar bevredigd. - Midlerwyl had ook Vader Guillot verstaan, om welke reden Alcestis zo heimlyk vertrokken was, en te gelyk de wederkeerige genegenheid van Narcisse en Alcestis; dit had hem, eene waare hartsvereeniging ver boven een Huwelyk van belang stellende, doen afzien van de egtverbintenis met Colas; waarop hy zyne toeltemming gaf, tot het Huwelyk van Alcestis met Narcisse. Er was reeds een bode na de verblyfplaats van Alcestis gezonden, om hem hier van te verwittigen; doch de ontmoeting van zyne Zuster had zyne terugkomst verhaast. Hy vond des onverwagt een voor hem gunstigen keer van zaaken; en 't Huwelyk werd voorts weldra voltrokken, met de aandoenlykste vreugde der Gelieven, en tot hartlyke blydschap zo van Martin als van Guillot die met hunne kinderen in één Huisgezin verbleeven; doch de laatste deelde niet lang in het genot van dit geluk; alzo de dood hem spoedig overviel. - Na verloop van eenigen tyd, hooren zy, op een avond, omtrent hunne woonplaats een jammerlyk geschrei; en na de oorzaak hier van verneemende, ziet Alcestis etlyke boeren, die een jong mensch ondersteunen, welke, by een val van zyn paard, deerlyk gekwetst was. Medelyden doet hem den onge- | |
[pagina 219]
| |
lukkigen huisvesting verleenen, en dien verder alle mogelyke hulp toebrengen. Dan 't lydt niet lang of Alcestis ontdekt, dat het Dorival is: dit zet hem in eene soort van woede; maar Martin beteugelt de driften van zynen Zoon, en zyne eigen gevoeligheid, door eene deftige redeneering. - Intusschen verneemt Derival, wiens opkomst hooploos is, waar, en onder welke persoonen, hy zig bevindt; hy doet daarop de ernstigste betuigingen van berouw; erkent het kind van Sophie voor het zyne; en rust niet, voor dat de Geestlyke, die hem in zyn doodsnood bystaat, onder toestemming van Sophie en 't verdere Huisgezin, hem met Sophie egtlyk vereenigt. Hy bezorgt wyders eene schriftlyke beschikking zyner goederen, ten opzigte van Sophie benevens haar kind, en andere persoonen; en kort daarop geeft hy den geest. - Dus zag Sophie zig in haare eer hersteld, en tevens in een ruim bezit van tydlyke middelen. Zy hertrouwt eenige jaaren laater aan een nabuurig Edelman; doch dit Huwelyk beleefde Martin niet; nademaal hy voor het zelve, (gelyk de Schryver dit zyn leerzaam zedelyk verhaal besluit,) ‘na dat hy eenigen tyd het geluk, (dat de Hemel hem voor zyne standvastige deugd en voor zyn onwrikbaar vertrouwen op de voorzienigheid, in zyne kinderen, had geschonken,) met een dankbaar harte had gesmaakt, zat van dagen, in de armen zyner kinderen overleed, en de waereld een voorbeeld van waare Christelyke standvastigheid, in alle de onheilen dezes levens, naliet.’ |
|