Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKinderpligt en Zinnebeelden, door J. Hazeu, C. Zoon. Tweede en laatste stukje. Te Amsterdam, by W. van Vliet, 1789. Behalven de Voorreden, 84 bladz. in octavo.By de, in het eerste stukje voorgedraagen Kinderpligten, die verstandig en stigtlyk ontvouwd zynGa naar voetnoot(*), komen in dit tweede, (waar mede de Autheur zyn beoogden taak voltrekt,) Zinnebeelden, die hy kortlyk verklaart, en ter betragtinge voorstelt; waar in hy zig met oordeel naar de vatbaarheid der Jeugd schikt; des deeze twee stukjes, nu een beknopt Deeltje uitmaakende, der Jeugd een leerzaam Handboek aanbieden. Tot eene proeve strekke het Zinnebeeld der Voorzigtigheid, dat hy aldus behandelt. ‘Onder alle de pligten, die wij, in dit leven, te betrachten hebben, moeten wij, als redelijke schepzelen, vooral bedacht zijn, op Voorzichtigheid, om niet alles op een bloot misschien te laaten aankomen; - men behoord, in alle zijne verrichtingen, zoo vooruitziende te zijn, dat onze daaden geen kwaade gevolgen kunnen hebben; - daarom word ons de Voorzichtigheid voorgesteld als eene Vrouw, ziende in eenen Spiegel, welken zij in heur eene hand houd; de Spiegel, om wiens rand een slang geslingerd is, verbeeld de zelfkennis: wijl deze alle onze uitwendige gebreeken of schoonheden klaarlijk voor oogen steld; en men kan nimmer voorzichtig zijn, zoo lang men zijne eigene | |
[pagina 77]
| |
zwakheden of sterktens niet kent; de slang, die, in alle gewijde Schriften, voor listig word erkend, geeft te kennen; dat men zich niet al te onbedacht aan het oordeel van anderen moet overgeeven; maar zelve bekwaam behoord te zijn, om het waare van het valsche te kunnen onderscheiden: - daar toe draagt zij, in heur andere hand, een Boek; om aan te toonen de nuttigheid van het onderwijs; zal men voorzichtig zijn dan behoord men ook geleerd te weezen, in de onderscheidene soorten van Kunsten en Weetenschappen, als ook in eenige voorgevallene omstandigheden, die door anderen ons ten nutte beschreeven zijn; - aan heure voeten plaatst men veeltijds een Zandlooper en een Uil; - de Zandlooper geeft te kennen, dat wij altoos, in alle onze verrichtingen, met oordeel moeten te raade gaan, en zien, in welk een tijdvak wij verkeeren; - de Uil leert ons bedachtzaamheid; welke ons moet verzellen, om naauwkeurig acht te geeven op alles wat wij zien gebeuren. - De Voorzichtigheid is voor den mensch als een tweede Ziel; want schoon een onvoorzichtige ook wel eene redelijke Ziel omdraagt, betoont hij echter, door zijne lompe daaden, als of hij geen Ziel, of denkend wezen, bezat; - de Voorzichtigheid kan ons zoo veele nuttigheden aanbrengen, als het licht dat van den hemel straalt: want zij licht ons voor, in alle onze gangen en voorneemens: - zij leert den Stuurman waaken, tegen de bulderende stormen en gevaaren, die hem, op de holle baaren der Zee, zoude kunnen overkomen: - zij leert den Krijgs-Held bedachtzaam weezen, tegen de listen zijner Vijanden, waarmede hij te strijden heeft; den Koopman, den Ambagtsman, en ieder, die eenige bedrijven oefent, doet zij op zijn hoede zijn, tegen de onheilen, die hem zouden kunnen treffen. - Die voorzichtig handeld is wijs: - zij word ons ook in het Godlijk Bijbelboek aangepreezen, daar de Heilige Apostel Paulus zegt: ziet dan hoe gij voorzichtiglijk wandeld, niet als onwijzen maar als wijzen. - Zij kan zelfs ons ter aanspooringe zijn, in 't bevoorderen van onze Zaligheid, door ons, in dit leven, vooruitziende te maaken, naar een eeuwig en beter leven. Gij ziet dus, mijne lieve Kinderen! welk eene nuttigheid 'er in een voorzichtigen wandel te vinden is. - Het zoude immers een groote onvoorzichtigheid zijn, als uwe Ouders, of die, welke over u gesteld zijn, zich niet bekommerden, of gij tot kennis en deugd wierd aangespoord; | |
[pagina 78]
| |
het welk de Voorzichtigheid van hen vorderd. Daarom moet gij u benaarstigen, om in uwe Jeugd zulke nuttige zaaken te leeren, die u voorzichtig doen wandelen; dan zult gij u, in laater tijden, niet behoeven te beklaagen, dat gij uwe jeugdige uuren nutteloos hebt doorgebragt; maar integendeel den lof der Voorzichtigheid, in uwen ouderdom, nog aanheffen, en zingen: Voorzichtigheid heeft mij geleerd,
In mijne vroege Jeugd,
Hoe men in 's waerelds kring verkeerd,
Bij de oefening der deugd. -
Ik was onwetend, onbedacht,
Maar door Voorzichtigheid
Gaf ik op alles vlijtig acht,
Wat tot geluk ons leid. -
Och! mogt ik in mijn Jeugd reeds zien
Mijn zondelijk bestaan;
En als een kind tot jesus vlien,
Met al mijn euveldâan! -
De Godsdienst blijf mijn hoogste lust,
En God mijn eenig goed;
Zoo vind mijn hart een zachte rust,
In ramp en tegenspoed. -
Beziel mij steeds Voorzichtigheid,
Tot aan het zwijgend Graf,
Met eerbied voor Gods Majesteit,
Dan vreeze ik nimmer straf. -
|
|