Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan myne jonge Vriendin, of Zedelijke Brieven ter verbeteringe van het Hart. Tweede Stuk. Te Middelburg bij P. Gillissen en Zoon 1788. In gr. octavo 287 bladz.Naar het plan, het welk de Schryver deezer Brieven, (van welker oordeelkundige en leerzaame inrigting en uitvoering, wij voor eenigen tyd een aanpryzend verslag gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*),) zich voorstelt, maakt hy in dit tweede Stuk een aanvang van zyne Vriendin te onderhouden over haare onderscheidene pligten, en de beste wyze, om zich van dezelven naar behooren te kwyten. Hieromtrent nu komen, in de eerste plaatze, in opmerking de pligten, die wy onmiddelyk aan ons zelven verschuldigd zyn; en de Autheur schikt dit Stukje bepaaldlyk tot derzelver overweeging; in die orde, dat hy beginne met de ontvouwing der pligten, die tot het lichaam betrekking hebben; en dan overgaa, tot zyne onderrigtingen omtrent die, welken strekken ter aankweekinge en volmaakinge der verstandlyke vermogens. - In 't een en ander opzigt verleent de Autheur hier eene reeks van wel overdagte lessen, slaande op verschillende betrekkingen; waaronder 'er nog al gevonden worden, die men gemeenlyk over 't hoofd ziet, of, als min gewigtig geoordeeld, niet naar den eisch overdenkt. Van die natuur zyn, onder veele anderen, des Autheurs aanmerkingen over het in agtnee- | |
[pagina 73]
| |
men van het uiterlyke voorkomen, en 't gadeslaan der welvoegelykheid, 't welk hem ook de oplettendheid doet vestigen, op het buitenspoorig navolgen der Mode, aan de eene, en het geheel verwaarloozen van dezelve aan de andere zyde, waaromtrent hy de volgende bedenkingen aan de hand geeft. ‘Het is, (zegt hy,) al vrij moeilijk, vooral voor een jong mooi meisje, dat haare schoonheid voelt, en die gaarne zoude zien, dat ook andere omtrend dezelve niet onverschillig waren, om in haare kleeding een juiste en gepaste evenredigheid in acht te neemen. - Haar oogmerk is, door haare kleeding, en door haare uiterlijkheid te behaagenGa naar voetnoot(*). Hiertoe is het noodig, dat zij zich kleede naar den heerschenden smaak, zo zij ten minsten aan de menigte behaagen wil; maar zo zij het waarlijk bevallige wel weet te beöordeelen, zal zij dikwils gewaar worden, dat het geene in de mode is, verre van haare schoonheid eenigen luister bij te zetten, dezelve integendeel geheel en al ontsiert, en dat het geen aan de menigte behaagt, aan haar zelve, en aan alle verstandige beöordeelaars, nimmer behaagen kan. Echter wilde zij gaarn aan elk een zo wel als aan zichzelve behaagen; doch hoe zal zij het nu aanleggen, om dit oogmerk te bereiken? Zal zij zich alleenlijk door de mode, of alleenlijk door | |
[pagina 74]
| |
haaren goeden smaak laaten bestuuren? - Mijns oordeels in het algemeen door geen van beide afzonderlijk, maar, zo veel zulks weezen kan, door beiden te samen; of wanneer de smaak met de mode in sommige bijzonderheden volstrekt niet overeen te brengen is, dan, bij voorkeur, door den goeden smaak. - Zo gij dierhalven, jetje lief! mijn raad wilt volgen, moet gij tot zekeren trap de mode volgen. Dit is noodzaaklijk, om alle gemaaktheid en bijzonderheid te vermijden; maar raadpleeg voornaamelijk uwen goeden smaak. Zie wat u het bevalligste en het beste sta; laat u door uw smaak in het voorzichtig navolgen der mode bestuuren: laat deeze u voorbehoeden tegen het naäapen van alle belagchelijke buitenspoorigheden en wanstalligheden, die zo dikwijls in de modens plaats hebben. Houd eenen gepasten middenweg. Wees nimmer eene slaavin der mode, doch volg dezelve ook niet te weinig na. Door beide deeze uitersten stelt men zich even zeer ten toon. - Licoris is even bespottelijk, door het buitenspoorig navolgen der mode; als lisette door de verachting, die zij voor dezelve betoont. De eene ziet men met een toverhoed van drie voeten hoogte, met een kapsel, dat tot over de oogen hangt, met eenen vervaarlijk breeden en wijduit gestrekten Pouf of halsdoek, en met bakschoenen van een half voet hoogte verschijnen. De andere komt met een keelmutsje, waarvan de kant zo plat op het hoofd drukt, dat men geen hairtje zien kan, met een stijf gespannen halsdoek, die strak naar beneden getrokken is, in een meiden jak, of akelige en donkerkleurige japon, en met platte schoenen te voorschijn. - Welk een Contrast! - elise daarentegen, zonder de mode te verachten, volgde dezelve echter ook niet in alles na, maar verbeterde dezelve door haaren goeden smaak. - In den tijd, dat die, alle maat en evenredigheid te buitengaande hoeden in de mode waren, zag men haar zelden met zulk een hoed, maar meestal met een hoed van haar eigen smaak, die haar zeer bevallig stond, en die zij zeer voordeelig wist te plaatsen, in het openbaar verschijnen, en haar goede smaak bekoorde elk een zo zeer, dat zij welhaast verscheidene navolgsters kreeg. - Zette zij bij geval eens een hoed naar de mode op, om niet singulier te schijnen, dan verkoos zij 'er een van eene middenmaatige grootte, die door haare buitenspoorigheid niet in het oog konde loopen, en die evenredig was met heure gestalte. - Zo als zij | |
[pagina 75]
| |
omtrend haare hoeden deed, handelde zij omtrend haare geheele kleeding, gaf in alles acht op het evenredige en natuurlijk bevallige, en wachtte zich zorgvuldig voor al het in 't oog loopende. “Die geene, (was zij gewoon te zeggen,) die alle modens zorgvuldig nabootst, toont blijkbaar, dat zij weinig verstand heeft.” Zij had eene betere gedachte van zichzelve, dan dat zij zich zoude hebben kunnen verbeelden, dat een uitgezogte opschik in staat ware haar eenige verdienste te bezorgen. “De waare verdiensten, (dacht zij,) bestaan in het verstand en in het hart. Laat de zulke, wier verstand voor niets grooter vatbaar is, dan voor kinderachtige kleinigheden, zich met eene angstvallige zorg toeleggen, om alleen door haaren opschik te behaagen, en daaraan al haar tijd verbeuzelen. Ik voor mij ben zo gelukkig van mijne verpligtingen te kennen, beklaag de zodanige hartelijk, en wensch dezelve altijd als een voorbeeld voor oogen te moogen hebben, waarvan ik de navolging zorgvuldig vermijden moet.” Aan de andere zijde begreep zij echter, dat zij haare schoonheid ook niet moest verwaarloozen, en dat het niet alleen geöorloofd, maar zelfs pligtmaatig was, daar al het mogelijke voordeel van te trekken, en te trachten om zich, door een alleszins bevallig uiterlijk, op eene zedige wijze aan elk een, en aan een verstandig, eerlijk, braaf man, in het bijzonder, behaaglijk te maaken. “Het is geene wijsheid, (zeide zij,) het is geen kenmerk van waare Deugd, zijne schoonheid onder een dicht toegetrokken keelmutsje, onder eenen al te zorgvuldig toegespelden halsdoek, in een morsig en havenloos jak, of donkergekleurde, stijve, ongevallige japon, te verbergen, en te verduisteren, mits dat men echter, aan den anderen kant, in zijne kleeding altijd eene gepaste zedigheid in acht neeme.” 'Er was ook niemand, die eenige gegronde reden had, om haar van zedenloosheid of ijdele pracht, even zo min als van stijfheid, onvoegzaamheid, eigenzinnigheid of gebrek van smaak in haare kleeding, te beschuldigen; want elise kleedde zich, noch uit ijdele pronkzucht, noch om zich verwonderaars te verwerven, maar om een behaaglijk en waarlijk bevallig voorkomen te hebben, en om die schoonheden, welke men aan elk een vertoonen mag, zo als zij met dankbaarheid, en zonder hovaardij, van god erkende ontvangen te hebben, kenbaar te maaken. - Zij raadpleegde in alles de gepaste zedig- | |
[pagina 76]
| |
heid en de bevallige natuur, en haare edele verhevene denkwijze straalde in verscheidene opzichten zichtbaar zelfs in haare kleeding door. - Niemand konde haar om heure kleeding uitlagchen, en niemand zoude het hebben durven waagen, haar laffe vleierijen of complimenten over haare schoonheid te maaken; om dat men duidelijk zag, dat zij geen verwondering maar goedkeuring vorderde, en dat zij te wel dacht, om haare schoonheid boven derzelver wezenlijke innerlijke waarde te schatten. Hierdoor werd dezelve door elk goed beöordeelaar in zijn hart waarlijk bewonderd; doch men had te veel achting en eerbied voor de beminnelijke elise, om haar door ijdele loftuitingen de bewondering, die men over haare schoonheid gevoelde, te kennen te geeven. - Dit beminnelijk voorbeeld, lieve jetje! kan ik u dan niet genoeg ter navolging aanprijzen.’ |
|