men, welken aan deeze en geene alvoorens gemelde ontmoetingen licht byzetten.
Daartoe behooren ook eenigermaate twee volgende Stukken, getyteld Levensgeschiedenis van frans, Vryheer van der trenck, des Autheurs Oom; en Levensgeschiedenis van alexander van schell, die uit Glatz deserteerde, en den Autheur te gelyk uit de gevangenis verloste. Twee Persoonen, wier character en leevensbeloop, hier beknoptlyk beschreeven, in verscheiden opzigten aanmerkelyk is; en die, in verschillende betrekkingen zo veel invloeds op, en aandeels hadden aan, verscheiden van des Autheurs lotgevallen, dat hunner byzondere melding eigenaartig inkome, als een Aanhangzel tot zyne eigene Leevensgeschiedenis.
Hierby voegt de Autheur een Stuk, 't welk hy ten opschrifte geeft, Bede om vergiffenis aan, en eerlijk verklaaring van die geenen, allen zoo wel als énen, en énen zoo wel allen, welken ik in mijne Schriften hier of daar beledigd mogt hebben. - Eene grootendeels geestig uitgevoerde Satyre, waardoor hy zyne Partyen, in de erkentenisse der waarheid van 't geen hy nopens derzelver handelingen omtrent hen, op het haatlykst ten toon stelt; terwyl hy over 't schryven van waarheid, zo 't beledigend zy, verschooning vraagt. Ik reik, (zegt hy,) hier mede de broederlijke, om vergiffenis biddende, hand aan allen toe, die zich in hun geweten overtuigd kunnen houden, dat ik hun in de daad, door het al te onbewimpeld voordragen van de waarheid, of door hun het momaangezicht af te trekken, beledigd heb. En hy verzoekt maar gezwind pardon! Anders, (vervolgt hy,) Anders verval ik nog gezwinder weder tot mijn oude gebrek, en verdedig de waarheid, en mij zelven, als een vertwijfelde.
Op dit Geschrift laat de Autheur volgen een Antwoord op de Aanmerkingen van de Heren archenholtz en busching: waar in hy, schoon hy zich niet vry kenne van misstellingen, naar welken hy in zyne omstandigheden ligt vatbaar was, zich egter ten erustigste vryspreekt van verdichtzelen geschreeven, of opzetlyk iets verkeerds voorgedraagen te hebben. - En hieraan hegt hy, by manier van Narigt, de volgende betuiging van zyne vergenoegdheid in zyne tegenwoordige omstandigheden.
‘Eindelijk heb ik, na dat dit boek reeds gereed was, ook redenen gevonden, om openlijk aan te kondigen, dat mij in mijn Vaderland meer achting en eer wedervoer,