Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHandelingen van de Nationale Vergadering in Vrankrijk. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon, 1789. 184 bladzijden, behalven het Voorbericht, in gr. 8vo.Wij twijffelen niet, of dit Werkje, waarvan hier het Eerste Stuk wordt aangeboden, zal door den Nederduitschen Leezer met graagte worden ontvangen. ‘De oogen van gansch Europa,’ zo als in het begin des Voorberichts te recht wordt aangemerkt, ‘zijn thans gevestigd op de Nationale Vergadering, of Vergadering der Staten Generael, in Vrankrijk, op last des Konings, Lodewijk de XVI, gehouden wordende, en door zijne Majesteit, op den 5den Mei 1789, bij eene plegrige aenspraek, geopend. De verrichtingen van deze Vergadering zijn zoo gewigtig, en in dezelve zijn zulke treffende | |
[pagina 66]
| |
stukken ingediend, dat ieder weereldburger belang heeft om een en ander van nabij te kennen; en hiertoe is geen gereeder en beter middel, dan de mededeeling der volgende naauwkeurige en oorsprongelijke Handelingen, aldaer gehouden.’ Dit Voorbericht geeft vervolgens een beknopt verslag van de geschillen, tusschen de Geestelijkheid en den Adel van den éénen kant, en den derden Staat van den anderen, ontstaan, en van de onderhandelingen daaruit voortgesproten, tot op den 15den Juny, ‘wanneer de Gemeenten, ziende dat de meerderheid in de beide voorste Orders bestendig weigerachtig bleef, om zich met hun te vereenigen, begonnen... met de overweging van het allergewigtigste onderwerp om zich te vestigen, dat is, om eene wettige gedaente aentenemen, tot afdoening van zaken; en het was de uitslag dezer overwegingen die aen de Nationale Vergadering die gedaante gaf, in welke zij vervolgens hare zittingen hieldGa naar voetnoot(*).’ Ingevolge hiervan begint het Werk zelve met de zitting van den 17den Juny. Een geregeld uittreksel van hetzelve te geeven, is niet wel doenlijk. De waarlijk vrijheid- en menschlievende Leezer zal met gemengde en elkander afwisselende aandoeningen van bekommering, verfoeijing, verwondering en genoegen de zwaarigheden opmerken, met welke de oprechte voorstanders der rechten van den mensch en van den burger hadden te worstelen; de poogingen, welke zo door openlijke tegenstanderen, als door heimelijke vijanden, of ook wel door doldriftige of arglistige stookers van tweedracht en muitzucht, eindelijk door belangzuchtige slaaven van willekeurige overheerschinge werden in het werk gesteld, om hen te dwarsboomen; den onbezweken moed, met welken zij volhardden in het achtervolgen van hunne heilzaame oogmerken; en de wijze op welke het hun gelukt is, in weerwil van alle tegenkantingen, allengskens eenigen voortgang te maaken in het, voor Frankrijk zo noodzaaklijke, werk der staatshervorminge. Dit Eerste Deeltje levert daarvan reeds sterke blijken. Het loopt tot den 9den July, en eindigt met twee ten uitersten belangrijke stukken. Het eene is het adres aen den koning: voorgelezen door de Graef van mirabeau, en door de nationale vergade- | |
[pagina 67]
| |
ring goedgekeurd in de zitting van den 9den July 1789Ga naar voetnoot(*). Dit was het tijdstip, waarin een aantal omstreeks Parys en Versailles zamengetrokken, en met de vernielende werktuigen des oorlogs voorziene, krijgsbenden de ontluikende Vrijheid in Frankrijk dreigden te verpletteren. Dit manmoedige Adres is te groot om het hier in zijn geheel te plaatzen, en eene enkele paragraaph, uit haar verband genomen, zoude te veel van haare kracht verliezen: ook zullen weinigen van onze Leezeren er onbekend mede zijn. - Het andere Stuk, waarvan wij spraken, is het verslag van het committé gelast met het Werk der constitutie, door den Heer mounier, in dezelfde zittingGa naar voetnoot(†). Het is een meesterlijk Vertoog over dat gewigtige Werk. Het slot, behelzende eene schikking van het werk, door het Committé voorgesteld, zullen wij hier invoegen. Het behelst de hoofdpunten, over welke de Vergadering heeft te handelen om de Constitutie op eenen geregelden voet te brengen, onder deeze Artikelen. ‘Art. I. Het enig oogmerk van alle Regeringen moet bestaen in het handhaven der menschelijke regten; waaruit volgt, dat om de Regering tot het voorgestelde einde bestendig te rug te brengen, de Constitutie moet beginnen met de aenwijzing der natuurlijke en onvervreemdbare regten van den mensch. II. De Monarchale Regering is, als geschikt om zijne regten te handhaven, door de Fransche Natie verkoren; zij is vooral dienstig voor eene groote Maetschappij, zij is noodzakelijk tot de welvaart van Vrankrijk: de aanwijzing van de grondbeginselen dezer Regering moet dus onmiddelijk volgen op die der regten van den mensch. III. Uit de grondbeginselen der Monarchie vloeit voort, dat de Natie, ter verzekering van hare regten, aen den Monarch afzonderlijke regten heeft toegestaen. De Constitutie moet dus de regten van de eene inGa naar voetnoot(‡) den anderen naeuwkeurig aenwijzen. IV. Men moet beginnen met de aenwijzing van de Regten der Fransche Natie; vervolgens de regten des Konings aentonen. V. Dewijl de regten van den Koning en der Natie bestaen alleen voor het welzijn van alle de deelen, waeruit zij is zamengesteld, geleiden zij tot het onderzoek van de regten der Burgers. VI. De Fransche Natie | |
[pagina 68]
| |
niet hoofd voor hoofd kunnende vergaderen, moet vertegenwoordigd worden: dus moet de wijze van vertegenwoordiging, en de regten harer vertegenwoordigers, aengetoond worden. VII. Uit de zamenwerking van de magt der Natie en die des Konings moeten de inrichting en uitvoering der wetten voortvloeijen: dus moet daedlijk bepaeld worden, hoe de wetten in te richten; vervolgens moet onderzocht worden, hoe de wetten uittevoeren. VIII. Het onderwerp der wetten is de algemeene besturing van het Rijk, de bedrijven der Burgers en de eigendommen -Ga naar voetnoot(*). De uitvoering der wetten, die het algemeen bestuur betreffen, vereisschen Provinciale en Stedelijke Vergaderingen; dus moet onderzocht worden, hoe de Provinciale en hoe de Stedelijke Vergaderingen moeten zamengesteld worden. IX. De uitvoering der wetten, aengaende de eigendommen en de bedrijven der Burgers, maken de Regterlijke magt noodzakelijk; men moet dus bepalen hoe dezelve toevertrouwd moet worden, en vervolgens hare verpligtingen en grenzen. X. Tot de uitvoering der wetten en de verdediging van het rijk wordt eene algemeene magt vereischt: dus moeten de grondbeginselen, die dezelve moeten besturen, bepaeld worden.’ - Deeze zijn dus de eerste beginsels van het groote werk, waaraan men in Frankrijk bezig is; het ruwe ontwerp, waarnaar men het gebouw der Constitutie moet optrekken; een gebouw na welks voltoojinge ieder waar menschenvriend moet reikhalzen, op dat zo veele millioenen van zo lang verdrukte en in slaavernij gehouden natuurgenooten eenmaal het zoet der vrijheid, en der zegeningen, welke zij medebrengt, mogen genieten. De Vertaaler van dit Werk zoude, misschien, niet kwalijk doen, dat hij, op sommige plaatzen, de Fransche naamen van eenige zaaken op den rand plaatste; bij voorb. de naamen der onderscheidene Commissien door de Vergadering benoemd, van welke op bladz. 23 wordt gesproken. In het Voorbericht zeggen de Uitgeevers bladz. VII: ‘Vindt onze arbeid een goed onthael, zoo zullen wij op het ingeslagen spoor met allen ijver voortgaen, en ons intusschen bevlijtigen om alle die bouwstoffen bij een te | |
[pagina 69]
| |
zamelen, welke ons in staet kunnen stellen, tot eene beknopte, maar volledige Historie van het geen in de bijzondere Vergaderingen der drie Orders voor den 17den Juny dezes JaersGa naar voetnoot(*) is voorgevallen, zo wel als van de Vergaderingen der Fransche Staten Generael, sedert de eerste oprichting, tot op onzen tijd; om dus onzen Landgenooten de juiste handleiding te geven tot eene grondige kennis van deze gebeurtenissen, welke nu, en nog lange, de algemeene verwondering en aendacht tot zich moeten trekken.’ Hartelijk wenschen wij, dat deeze onderneeming wel moge uitgevoerd worden, en dan twijffelen wij niet of de Nederduitsche Leezer zal zulk een Werk gretiglijk ontvangen. |
|