Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1790
(1790)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSpectatoriaale Schouwburg, behelzende eene verzameling der beste zedelyke Tooneelstukken, byeengebragt uit alle de verscheiden taalen van Europa. Met nieuwe geinventeerde Konstplaaten versierd. Zeventiende Deel. Te Amsterdam, by de Erven P. Meijer en G. Warnars, 1788. In octavo 408 bladz.Het drietal Tooneelspelen, in dit Deel verzameld, levert ons weder eene verscheidenheid van leerzaame characters, die geschikt zyn, om het haatlyke der ondeugd, en 't beminlyke der deugd, ten leevendigste in te boezemen. In het eerste, den Vaandrig getyteld, zien wy den Baron van Chronech, hoe gelukkig anders in zyn tydlyke omstandigheden, gefolterd door het nadenken van zyn wangedrag omtrent eene jonge Juffer, door hem verlaaten, na dat zy hem ten wille geweest was. De Vaandrig is een Persoon van een onbesprooken character, maar 'er is iets geheimzinnigs in zyn gedrag, dat hem onder een kwaad vermoeden brengt; doch het blykt eerlang, dat dit ontstaat uit een edel beginzel; als voortspruitende uit eene geheim gehouden ondersteuning zyner behoeftige en kwalyk gestelde Moeder. Met de ontdekking hiervan, komt tevens aan den dag, dat deeze Moeder de opgemelde mishandelde persoon is, welke de Baron, ter herstellinge van zyn wanbedryf, dus lang te vergeefsch had nagespoord. De Baron, verblyd, erkent den Vaandrig als zyn Zoon, en schikt zig ter ontmoetinge van zyne geliefde Carolina. Maar deeze ontdekking schynt een beoogd Huwelyk tusschen den Vaandrig en Sophia, die als eene Dogter van den Baron bekend staat, volstrekt te dwarsboomen; tot dat de Baron, naar waarheid, verklaart, dat hij Sophia, als een kind, uit een brandenden Boerenstulp gered, door haare arme Ouders, nu reeds overleeden, als zyne Dogter had laaten opvoeden, en | |
[pagina 37]
| |
haar vervolgens als zodanig in zyn Huis had aangenomen; des dit Huwelyk, onverhinderd, zyn voortgang konde hebben. - Het tweede, dat ten opschrift heeft de twee Zusters, maalt ons het haatlyke gedrag eener oudste Zuster jegens de jongste; dat door de Moeder ondersteund wordt, en 't welk men zo veel schyns van rechtmaatigheid weet te geeven, dat men ook den Vader bykans geheel overhaale, om zyne jongste Dogter alle toegenegenheid te ontzeggen. Doch eene gunstige ontdekking verydelt eerlang dien aanslag; en de Vader neemt daarop zodanige maatregels, die Jansje, door een gewenscht Huweiyk, gelukkig maaken; terwyl hy Margarietje en zyne Huisvrouw zyn regtmaatig ongenoegen, over haare snoode handelingen omtrent Jansje, gevoelig doet ondervinden: met zyne Huisvrouw bepaalder in ontzag te houden, en alles omtrent Margarietje zo te beschikken, dat zy wel ongehuwd zal moeten blyven. - Ten laatsten wordt hier nog, in een Toneelspel, de wyze Huisvader geheeten, de gevaaren der leevenswyze du Bon ton, in veelerleie opzigten, geschetst, welker gevolgen de Heer Courval, als een wys Huisvader, in zyne Huishouding, waarin dezelve hand over hand was toegenomen, manlyk te keer gaat; dezelve afwendende, niet door geweldige en nutloos gerugtmaakende, of zelfs schadelyke middelen; maar door 't neemen van verstandige maatregelen, die zyne Egtgenoot, (in een tweede Huwelyk,) en zyn Zoon, overtuigelyk te regt brengen. Het gedrag van den Heer Courval strekt tot eene leerzaame les voor hun, die in soortgelyke omstandigheden zyn, en gevaar loopen van hun oogmerk te onbezonnen door te zetten: hoedanig een gedrag, in zulk een geval, te wraaken zy, gelyk de Heer Courval, een geweezen bedienden van hem welken hy nog in veele zaaken gebruikte, doet opmerken. Deeze Marcelin, naamlyk, met den Heer Courval in gesprek geraakt zynde over de leevonswyze van deszelfs Zoon, liet zig ontvallen, dat dezelve al zo veel aan Hem, als aan den jongen Heer, te wyten was, het welk gelegenheid gaf tot het volgende onderhoud.
de heer courval.
‘Marcelin!
marcelin.
Ja Mynheer! Ik vrees kwalyk gedaan te hebben met het te
zeggen; Maar ik kan het nu niet weder inhaalen, al moest het my eenig ongenoegen by u verwekken.
de heer courval.
Spreek vol uit, en met vertrouwen, myn Vriend; Gy hebt
geen ongenoegen te vreezen; ik ken uw goed oordeel, en uwe verknochtheid aan myne belangen. - Een oud dienaar, die zo veele blyken van zyne trouw en yver heeft gegeeven, mag ten | |
[pagina 38]
| |
minste zyne gedachten onbewimpeld voordragen, zonder gevaan te lopen, dat men 't hem kwalyk zal nemen.
marcelin.
Hoe vind ik steeds myn vorigen toegevenden vriendelyken
Heer, in myn tegenwoordigen Patroon en Weldoener, weder!
de heer courval.
Gy verdient dat volkomen. - Maar spreek op; Wat is
myn ongelyk?
marcelin.
Dewyl gy het dan begeert, Mynheer, zal ik myne gedachten
onbewimpeld voordragen: - zie hier dan hoe ik meermaalen by my zelven geredeneerd heb! - Dat Mynheer de Beaufond, weetende dat zyn Vader ryk is en slechts twee Kinderen heeft, zig, in een ouderdom van twintig jaaren, aan zyne vermaaken overgeve, dat hy spele, dat hy geld verteere en opneme, dat is de tegenwoordige trant der jonge Lieden, die zig in zulke gunstige-omstandigheden bevinden. Ik blyf echter steeds hoopen, dat zyne vroegere opvoeding, - de lessen zyner eerbiedenswaardige Moeder, - en zyne natuurlyk goede geaartheid hem, vroeger of laater, van die ongeregeldheden zullen doen herkomen. - Dat Mevrouw Courval, in haaren ouderdom van vyf en twintig Jaaren, zig insgelyks door den tegenwoordigen stroom late wegsleepen, en meer werks maake van haar Toilet, dan van haar huishouden; Dat zy haare gezelschappen tot diep in den nacht voortzette, en eerst des morgens na haar huis wederkeere, om haar volgenden dag niet dan op den middag te beginnen; Dat zy haaren Echtgenoot vermyde, een sleep van allerhande Lieden dagelyks by haar ontvange; en zulken onder dezelven, die haar het meest over haare schoonheid weeten te vleien, vriendelyk toelagche, of met eene hedendaagsche gemeenzaamheid aanspreke, dit alles verwondert my even weinig als het eerste. Het is weder het gewoon beloop van zaaken; Het is het gebruik onder de Dames du befair en de Heeren du bon ton. - Maar Mynheer!....
de heer courval.
Wel nu vervolg; schroom niet, zeg ik u nogmaals.
marcelin.
Wel dan; Dat Myn Heer Courval dien leeftrant in zyn huis
kan dulden; Dat een Heer zo beroemd wegens zyn verstand, zo wel als edele gevoelens, - by elk daar voor erkent - die belairerie en bontonnerie, met alle haare ongeregeldheden, niet verbanne; Dat hy zyn Vrouw en zyn Zoon in dezelve kan zien volharden; Zie daar wat myn verstand te boven gaat, - Niemand kan u immers beletten meester in uw huis te zyn. | |
[pagina 39]
| |
de heer courval.
Ik ken het kwaad, en ik ben verre af van 'er onverschillig
voor te zyn; integendeel ik voel het op eene zeer smartelyke wyze; Maar, om 'er my van te bevryden, moet ik het met eene voorzichtige zagtheid behandelen. Buiten dat zou het ongeneeslyk worden. Alles moet zo veel mogelyk bedekt gehouden, en de achting van myne Vrouw en myn Zoon moet bewaard blyven, om myne eigen achting niet te verliezen, en alle myne poogingen vruchtloos te maaken. Zo dra ik dien DorsiniGa naar voetnoot(*), die my schriklyk verveelt, en wien ik als de voornaamste werkoorzaak van alle de tegenwoordige wanordes in myn huis beschouw, al te zwaar of ontydig aantastte, zou zyn geraakte hoogmoed allerhande verschooningen ten mynen nadeele opzoeken. Die verdeedigingen, buitens huis komende, en door den mond van vriend en vyand gaande, zouden ligtelyk beschuldigingen tegen my worden. Men zou my als styfhoosdig, als bekrompen, als knorrig, als jaloersch asschilderen; Dorsini byzonderlyk zou geene zwaarigheid maaken van myn karakter en gedrag in het haatelykste licht te stellen, om aan zyne bedoelingen een glimp te geeven, en die, ware het mogelyk, te rechtvaardigen. Dus zoude ik myne achting, na zo veele jaaren zorgs tot derzelver verkryging en behoud besteed te hebben, noodeloos verliezen, zonder dat ik de schuldigen, die ik wenschte te winnen, nu, ja misschien ooit, zou kunnen te recht brengen. Neen Marcelin. Nog eens, 't is geene onverschilligheid, gelyk gy zoudt kunnen vermoeden, 't is een beredeneerd uitstel. 't Is eene noodige voorzichtigheid, die my op eenige gunstige gelegenheid doet loeren, om met vrucht te werken.
marcelin.
Ik voel hier weder, dat gy gelyk hebt, Mynheer! zo als ik in
zo veele vroegere gevallen gelegenheid gehad heb uwe wysheid op te merken en te ondervinden. - Een Vader zyn Zoon, een Man zyne Vrouw, voor de Wereld ten toon te stellen, neen dat kan, dat moet, niet geschieden! Hy zou zigzelven het eerst ten toon stellen, de Wereld zou hem ongelyk geven, en de schuldigen zouden onverbeterlyk worden. Ik had ongelyk, Mynheer, verschoon my.
de heer courval.
Geene verschooning! Gaa voort my met denzelfden yver te
dienen: ik zal 'er een nuttig gebruik van maaken.’ |
|